TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4 PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022Pages: 610, PDF Size: 139.2 MB
Page 381 of 610

1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
Achter
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de werking van de
voorruitontwaseming wordt
gehinderd
Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de uitstroomopeningen
kunnen bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
OPMERKING
Luchtvochtigheidssensor
De voorruit is voorzien van een sensor
die de luchtvochtigheid in de auto, de
temperatuur van de voorruit, enz. meet,
om vast te stellen of de ruit is beslagen.
Volg onderstaande punten op om te
voorkomen dat de sensor beschadigd
raakt.
• Neem de sensor niet uit elkaar
• Spuit geen ruitenreiniger op de sensor
en stel hem niet bloot aan sterke
schokken
• Bevestig niets op of aan de sensor
6.1.2 Op afstand bedienbare
airconditioning
De op afstand bedienbare airconditioning
gebruikt de in het batterijpakket
(tractiebatterij) opgeslagen energie en
maakt bediening van de airconditioning
via de afstandsbediening mogelijk.
Als de op afstand bedienbare
airconditioning wordt gebruikt terwijl de
AC-laadkabel is aangesloten op de auto,
kan elektriciteit van een externe
voedingsbron worden gebruikt om de
afname van de lading in het
batterijpakket (tractiebatterij) tot een
minimum te beperken.
Het laden wordt automatisch uitgevoerd
nadat de op afstand bedienbare
airconditioning is uitgeschakeld.
Voor het verlaten van de auto
Controleer de temperatuurinstelling van
de airconditioning. (→Blz. 372)
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
379
6
Voorzieningen in het interieur
Page 382 of 610

De op afstand bedienbare airconditioning
werkt op basis van de
temperatuurinstelling van de
airconditioning.
Activeren van de op afstand bedienbare
airconditioning
Houd A/C op de afstandsbediening
ingedrukt om de op afstand bedienbare
airconditioning te bedienen.
Druk tweemaal op A/C om het systeem
uit te schakelen.
Voorwaarden voor werking
Het systeem werkt alleen als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
• De selectiehendel staat in stand P.
• Het contact staat UIT.
• Alle portieren zijn gesloten.
• De motorkap is gesloten.
Automatische uitschakeling van de op
afstand bedienbare airconditioning
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld onder de volgende
omstandigheden:
• Ongeveer 20 minuten na activering
• Als niet aan een van de voorwaarden
wordt voldaan
Het systeem wordt ook uitgeschakeld als
het laadniveau van het batterijpakket
(tractiebatterij) laag is.Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
In de volgende situaties start het
systeem mogelijk niet:
• Het laadniveau van het batterijpakket
(tractiebatterij) is laag
• De buitentemperatuur is zeer laag
• Het hybridesysteem is afgekoeld
(bijvoorbeeld omdat de auto langere
tijd stilstaat bij lage temperaturen)
Voorruitverwarming
Bij het ontwasemen van de voorruit met
de op afstand bedienbare
airconditioning, wordt de voorruit
mogelijk onvoldoende ontwasemd
doordat het vermogen meer wordt
beperkt dan bij de normale
aircowerking. Ook kan de buitenzijde
van de voorruit beslaan ten gevolge van
de buitentemperatuur, de vochtigheid of
de ingestelde aircotemperatuur.
Gebruik van de verwarming via de op
afstand bedienbare airconditioning
• Wanneer de buitentemperatuur laag
is, wordt er mogelijk onvoldoende
verwarmd als gevolg van de beperkte
werking van de airconditioning.
• Als er zich rijp vormt op de
warmtewisselaar aan de buitenzijde,
nemen de verwarmingsprestaties
mogelijk af doordat er automatisch
wordt overgeschakeld op ontdooien.
(→Blz. 372)
Beveiligingsfunctie
Als het systeem in werking is, worden
ontgrendelde portieren automatisch
vergrendeld. De alarmknipperlichten
knipperen om aan te geven dat de
portieren zijn vergrendeld of dat het
systeem is uitgeschakeld.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 202
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
380
Page 383 of 610

Terwijl de op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
• Afhankelijk van de bedrijfsconditie
van de op afstand bedienbare
airconditioning draait de
aircocompressor of koelventilator
mogelijk en kan er geluid hoorbaar
zijn. Dit duidt echter niet op een
storing.
• Terwijl de op afstand bedienbare
airconditioning in werking is, werken
bedieningstoetsen van de
airconditioning, enz. niet.
Leegraken batterij elektronische
sleutel
→Blz. 178
Als de batterij van de elektronische
sleutel geheel ontladen is
→Blz. 446
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instelling (bijv. bediening via A/C op
de afstandsbediening) kan worden
gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 519)
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen voor de op
afstand bedienbare airconditioning
• Gebruik het systeem niet als er
personen in de auto zitten. Zelfs als
het systeem in werking is, kan de
temperatuur in de auto hoog
oplopen of ver dalen als gevolg van
de werking van bepaalde functies,
zoals de automatische uitschakeling.
In de auto achtergelaten kinderen en
dieren kunnen worden bevangen
door de hitte of uitgedroogd of
onderkoeld raken met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Afhankelijk van de omgeving kunnen
de signalen van de toets op de
afstandsbediening verder reiken dan
verwacht. Let daarom goed op de
omgeving van de auto en druk alleen
op de toets als dit nodig is.
• Druk nooit op A/C op de
afstandsbediening als de motorkap
openstaat. De airconditioning kan
onbedoeld in werking treden,
waardoor voorwerpen in de
elektrische koelventilator kunnen
worden gezogen.
OPMERKING
Voorkomen dat het batterijpakket
(tractiebatterij) ontladen raakt
Gebruik A/C op de afstandsbediening
alleen indien nodig.
6.1.3 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming voor*/
stoelverwarming en
-ventilatoren voor
*/
stoelverwarming achter
*Indien aanwezig
• Stuurwielverwarming
Verwarmt het stuurwiel
• Stoelverwarming voor
Verwarmt de bekleding van de
voorstoel
• Stoelventilatoren voor
Zorgen voor een goede ventilatie door
lucht door de bekleding van de
voorstoel te blazen
• Stoelverwarming achter
Verwarmt de bekleding van de
achterstoel
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
381
6
Voorzieningen in het interieur
Page 384 of 610

WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel of de stoelen
wanneer de stuurwiel- of
stoelverwarming is ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
Voorkomen van oververhitting en
lichte brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de stoelverwarming:
• Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet
langer dan noodzakelijk is.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
stoelverwarming en -ventilatoren
Plaats geen zware voorwerpen met een
ongelijkmatig oppervlak op de stoel en
leg geen scherpe voorwerpen (naalden,
punaises, enz.) op de stoel.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de functies niet wanneer het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Wanneer de stuurwielverwarming in
werking is, gaat het controlelampje
branden.Werkingsvoorwaarden
Het contact staat AAN.
Bedienen van de stoelverwarming voor
Schakelt de stoelverwarming in/uit
1. Hoge temperatuur
2. Lage temperatuur
Wanneer de stoelverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de stoelverwarmingsschakelaar.
Zet de schakelaar in de neutrale stand
wanneer de stoelverwarming niet wordt
gebruikt. Het controlelampje dooft.
Bedienen van de stoelverwarming en
-ventilatoren voor
Schakelt de stoelverwarming en
-ventilatoren voor in/uit
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de bedrijfsconditie als
volgt.
Hoog (3 segmenten branden)→midden
(2 segmenten branden)→laag
(1 segment brandt)→uit
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
382
Page 385 of 610

1. Schakelt de stoelverwarming in
De niveau-indicatoren (geel)
Agaan tijdens de werking branden.
2. Schakelt de stoelventilator in
De niveau-indicatoren (groen)
Agaan tijdens de werking branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact staat AAN.
Aan airconditioning gekoppelde
regelmodus
Wanneer het toerental van de
stoelventilator hoog is, wordt het
toerental hoger overeenkomstig de
aanjagersnelheid van de airconditioning.Persoonlijke voorkeursinstellingen
De aanjagersnelheid van de
stoelventilatie kan worden aangepast aan
de persoonlijke voorkeur. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 530)
Bedienen van de stoelverwarming
achter
Schakelt de stoelverwarming in/uit
Wanneer de stoelverwarming wordt
ingeschakeld, gaat het controlelampje
branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact staat AAN.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
383
6
Voorzieningen in het interieur
Page 386 of 610

6.2 Gebruik van de interieurverlichting
6.2.1 Overzicht interieurverlichting
Plaats van de interieurverlichting
AInterieurverlichting achter
(→blz. 385)
BInterieurverlichting/leeslampjes voor
(→blz. 385, blz. 385)
CVerlichting open opbergvak (indien
aanwezig)*
DVoetenruimteverlichting*
EVerlichting bekerhouders voor
(indien aanwezig)*
*Deze verlichting gaat branden als een portier wordt ontgrendeld. Wanneer de
selectiehendel in een andere stand dan P wordt gezet, neemt de lichtsterkte van deze
verlichting af.
6.2 Gebruik van de interieurverlichting
384
Page 387 of 610

Bedienen van de interieurverlichting
Interieurverlichting voor
Schakelt de verlichting in/uit
Zet de schakelaar in de stand DOOR
(gekoppeld aan portier).
Wanneer een portier wordt geopend
terwijl de stand DOOR is ingeschakeld,
gaan de lampjes branden.
1. Schakelt de stand DOOR in
2. Schakelt de verlichting uit
Interieurverlichting achter
1. Schakelt de verlichting in2. Schakelt de aan het portier
gekoppelde functie in (stand DOOR)
De verlichting wordt in-/
uitgeschakeld overeenkomstig het
openen/sluiten van de portieren.
Bedienen van de leeslampjes
Schakelt de verlichting in/uit
Instapverlichting
De verlichting wordt automatisch in- en
uitgeschakeld, afhankelijk van de stand
van het contact, de aanwezigheid van de
elektronische sleutel, het vergrendeld/
ontgrendeld zijn van de portieren en het
geopend/gesloten zijn van de portieren.
Voorkomen dat de 12V-accu te ver
ontladen raakt
Als de interieurverlichting blijft branden
nadat het contact UIT is gezet, gaat de
verlichting na 20 minuten automatisch
uit.
De interieurverlichting kan
automatisch gaan branden als
Als een van de airbags wordt geactiveerd
of bij een harde aanrijding van achteren
wordt de interieurverlichting
automatisch ingeschakeld. De
interieurverlichting wordt na ongeveer
20 minuten automatisch uitgeschakeld.
De interieurverlichting kan handmatig
worden uitgeschakeld. Om verdere
aanrijdingen te voorkomen verdient het
echter aanbeveling de verlichting te laten
branden totdat de veiligheid
gegarandeerd is. (De interieurverlichting
wordt mogelijk niet automatisch
6.2 Gebruik van de interieurverlichting
385
6
Voorzieningen in het interieur
Page 388 of 610

ingeschakeld, afhankelijk van de kracht
en de omstandigheden van de
aanrijding.)
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt
voordat de verlichting uit gaat) kunnen
worden gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 530)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
6.3.1 Overzicht van opbergmogelijkheden
Plaats van de opbergmogelijkheden
AOpen opbergvak (→blz. 389)
BExtra opbergvak (indien aanwezig)
(→blz. 389)
CPasjeshouder (indien aanwezig)
(→blz. 389)
DFleshouders (→blz. 388)
EConsolevak (→blz. 387)
FBekerhouders (→blz. 388)
GDashboardkastje (→P. 387)
6.2 Gebruik van de interieurverlichting
386
Page 389 of 610

WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de auto moeten
worden achtergelaten
Laat geen brillen, aanstekers of
spuitbussen in de opbergvakken liggen.
Als u dat wel doet, kan dat bij hoge
temperaturen leiden tot het volgende:
• Brillen kunnen vervormen als de
temperatuur in de auto te hoog
oploopt of barsten als ze in contact
komen met andere voorwerpen.
• Aanstekers en spuitbussen kunnen
exploderen. Als ze in contact komen
met andere voorwerpen, kunnen
aanstekers vlam vatten en kunnen
spuitbussen gas gaan lekken,
waardoor brand kan ontstaan.
Dashboardkastje
AOntgrendelen met de mechanische
sleutel
BVergrendelen met de mechanische
sleutel
COpenen (trek de hendel omhoog)
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het dashboardkastje gesloten. Bij
plotseling remmen of uitwijken kan
letsel ontstaan doordat een inzittende
wordt geraakt door het open
dashboardkastje of door items in het
dashboardkastje.Consolevak
Til het deksel omhoog terwijl u de knop
ingedrukt houdt om de vergrendeling te
ontgrendelen.
Inzetbak in consolevak
De inzetbak kan worden verwijderd en
onder in het consolevak worden
opgeborgen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het consolevak gesloten.
Anders kunt u in geval van een ongeval
of plotseling remmen letsel oplopen.
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
387
6
Voorzieningen in het interieur
Page 390 of 610

Bekerhouders
Voor
Achter
Trek de armsteun naar beneden
WAARSCHUWING!
Voorwerpen die niet in de
bekerhouders mogen worden
geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders
dan bekers of blikjes. Er mogen geen
ongeschikte voorwerpen in de
bekerhouders worden opgeborgen,
ook niet als het deksel is gesloten.
Andere voorwerpen kunnen bij een
ongeval of plotseling remmen uit de
bekerhouders worden geslingerd en
letsel veroorzaken. Dek indien mogelijk
warme dranken af om verbranding te
voorkomen.Fleshouders
Voor
Achter
Fleshouders
• Sluit de kap als er een fles wordt
opgeborgen.
• De fles kan mogelijk niet worden
opgeborgen als gevolg van de grootte
of vorm ervan.
WAARSCHUWING!
Voorwerpen die niet in de
fleshouders mogen worden geplaatst
Zet niets anders dan flessen in de
fleshouders. Andere voorwerpen
kunnen bij een ongeval of plotseling
remmen uit de bekerhouders worden
geslingerd en letsel veroorzaken.
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
388