ESP TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4 PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022Pages: 610, PDF Size: 139.2 MB
Page 8 of 610

De ontvangst via een zend-/
ontvanginstallatie kan in sommige
gevallen gestoord worden.
Opslaan voertuiginformatie
De auto is uitgerust met geavanceerde
computers die bepaalde informatie
opslaan, zoals:
• Motortoerental/toerental
elektromotor (toerental tractiemotor)
• Status gaspedaal
• Status rempedaal
• Rijsnelheid
• Bedrijfsstatus van de ondersteunende
systemen
• Beelden van de camera's
Uw auto is uitgerust met camera's.
Neem voor de locatie van
registrerende camera's contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
De opgeslagen informatie is afhankelijk
van de uitvoering en de aanwezige
opties van de auto, en van de
bestemming.
Deze computers slaan geen gesprekken
of geluiden op en ze slaan alleen in
bepaalde situaties beelden van buiten
de auto op.
• Gebruik van gegevens
Toyota kan de gegevens die door deze
computer worden opgeslagen,
gebruiken om storingen vast te
stellen, onderzoek te doen en de
kwaliteit van haar producten te
verbeteren.
Toyota stelt de gegevens die zijn
opgeslagen niet beschikbaar aan
derden, behalve:
– Met toestemming van de eigenaar
van de auto of, wanneer het een
leaseauto betreft, van de leaserijder
van de auto– Op officieel verzoek van de politie,
de rechtbank of een ander
overheidsorgaan
– Voor gebruik door Toyota in een
rechtszaak
– Voor onderzoek waarbij de
gegevens niet worden gekoppeld
aan een bepaalde auto of eigenaar
Vernietigen van uw Toyota
De airbags en de gordelspanners in uw
Toyota bevatten explosieve chemicaliën.
Wanneer uw auto wordt vernietigd terwijl
de airbags en/of de gordelspanners nog
intact zijn, kan tijdens de vernietiging een
ontploffing plaatsvinden en brand
ontstaan. Laat daarom het airbagsysteem
en de gordelspanners eerst verwijderen
en afvoeren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Algemene voorzorgsmaatregelen
tijdens het rijden
Rijden onder invloed: Ga niet rijden met
uw auto als u alcohol of drugs gebruikt
hebt, omdat deze middelen invloed
kunnen hebben op de rijvaardigheid.
Alcohol en bepaalde drugs vergroten
de reactietijd, beïnvloeden het
beoordelingsvermogen en hebben een
negatieve invloed op de coördinatie,
waardoor ongevallen kunnen ontstaan
met dodelijk of ernstig letsel als gevolg.
Defensief rijden: Rijd altijd defensief.
Anticipeer op fouten die andere
bestuurders of voetgangers zouden
kunnen maken omdat u hierdoor
wellicht een ongeluk kunt voorkomen.
Afleiding van de bestuurder: Houd
altijd uw volledige aandacht bij het
verkeer. Alles wat de bestuurder afleidt,
zoals het bedienen van knoppen, bellen
met een mobiele telefoon en lezen, kan
leiden tot ongevallen met dodelijk of
ernstig letsel als gevolg, voor uzelf, uw
inzittenden en andere weggebruikers.
6
Page 28 of 610

1.1.3 Veiligheidsgordels
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle
inzittenden de veiligheidsgordel dragen.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om de
kans op letsel bij plotseling remmen,
plotseling uitwijken of een ongeval te
beperken. Het niet in acht nemen van
de voorzorgsmaatregelen kan dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg hebben.
Dragen van een veiligheidsgordel
• Zorg ervoor dat alle inzittenden de
veiligheidsgordel dragen.
• Draag de veiligheidsgordel altijd op
de juiste manier.
• Elke veiligheidsgordel mag maar
door één persoon gebruikt worden.
Gebruik een veiligheidsgordel niet
voor twee personen tegelijk, ook
niet als de tweede persoon een kind
is.
• Toyota beveelt aan dat kinderen op
de achterstoel plaatsnemen en altijd
op de juiste manier gebruikmaken
van de veiligheidsgordels en het
baby- of kinderzitje.
• Laat om de juiste zitpositie in te
stellen de rugleuning niet verder
achterover hellen dan nodig is. De
veiligheidsgordels zijn het meest
effectief als de inzittenden rechtop
en goed tegen de rugleuning zitten.
• Draag de schoudergordel niet onder
uw arm.
• Draag de veiligheidsgordel altijd laag
en goed aansluitend over uw
heupen.
Zwangere vrouwen
Win medisch advies in en draag de
veiligheidsgordel op de juiste manier.
(→Blz. 27)
Zwangere vrouwen moeten het
heupgedeelte van de veiligheidsgordel
op dezelfde manier dragen als de
andere inzittenden, zo laag mogelijk
over het bekken, de schoudergordel
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
helemaal uittrekken over de schouder
en ervoor zorgen dat de gordel niet
over de buik loopt.
Als de veiligheidsgordel niet op de
juiste wijze gedragen wordt, kan niet
alleen de zwangere vrouw zelf, maar
ook het ongeboren kind dodelijk of
ernstig letsel oplopen bij plotseling
remmen of een aanrijding.
Mensen met fysieke beperkingen
Win medisch advies in en draag de
veiligheidsgordel op de juiste manier.
(→Blz. 27)
Als er kinderen in de auto aanwezig
zijn
→Blz. 39
Beschadiging en slijtage van
veiligheidsgordels
• Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
niet beschadigd raken doordat de
riem, de gesp of de gordelsluiting
bekneld raakt tussen het portier en
de carrosserie.
1 .1 Voor een veilig gebruik
26
Page 29 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Controleer het
veiligheidsgordelsysteem
regelmatig. Let op beschadigingen,
zoals scheuren en rafels, en op losse
onderdelen. Gebruik een
beschadigde veiligheidsgordel niet,
maar laat hem zo snel mogelijk
vervangen. Een beschadigde
veiligheidsgordel kan de veiligheid
van de desbetreffende inzittende
niet waarborgen.
• Controleer of de gordel en de gesp
vergrendeld zijn en of de gordel niet
gedraaid is. Neem direct contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
veiligheidsgordel niet goed werkt.
• Laat de stoelen, inclusief de
veiligheidsgordels, vervangen als de
auto betrokken is geweest bij een
ernstig ongeval, ook al is er geen
zichtbare schade.
• Probeer de veiligheidsgordels niet
zelf te plaatsen, verwijderen,
wijzigen, demonteren of af te
voeren. Laat eventueel
noodzakelijke reparaties uitvoeren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Als de
veiligheidsgordels niet op de juiste
wijze worden gebruikt, werken ze
mogelijk niet meer naar behoren.Juist gebruik van de veiligheidsgordels
• Trek de schoudergordel zo ver naar
buiten dat de gordel goed tegen de
schouder aan ligt en niet van de
schouder af glijdt of tegen de nek aan
ligt.
• Plaats het heupgedeelte van de gordel
zo laag mogelijk over de heupen.
• Stel de rugleuning af. Ga zo rechtop
mogelijk in de stoel zitten met uw rug
stevig tegen de leuning.
• Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
niet gedraaid zit.
Gebruik van veiligheidsgordels door
kinderen
De veiligheidsgordels van uw auto zijn in
principe ontworpen voor gebruik door
volwassenen.
• Gebruik een passend baby- of
kinderzitje tot het kind groot genoeg
is om de veiligheidsgordel van de auto
op de juiste wijze te dragen.
(→Blz. 40)
• Als het kind groot genoeg is om de
veiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen, volg dan de instructies met
betrekking tot het gebruik van de
veiligheidsgordel op. (→Blz. 26)
Wetgeving met betrekking tot
veiligheidsgordels
Als er in het land waarin u woont regels
zijn voor veiligheidsgordels, neem dan
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
1 .1 Voor een veilig gebruik
27
1
Veiligheid en beveiliging
Page 30 of 610

gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor het vervangen of
plaatsen van veiligheidsgordels.
Vast- en losmaken van de
veiligheidsgordel
1. Maak de veiligheidsgordel vast door
de gesp in de gordelsluiting te
drukken totdat u een klik hoort.
2. De veiligheidsgordel kan worden
losgemaakt door de ontgrendelknop
Ain te drukken.
Blokkeerautomaat (ELR)
De blokkeerautomaat blokkeert de gordel
als u zeer krachtig remt of betrokken
raakt bij een aanrijding. De
blokkeerautomaat kan ook in werking
treden als u te snel vooroverbuigt. Door
rustig te bewegen kan de
veiligheidsgordel afrollen, zodat u vrij
kunt bewegen.
Afstellen van de hoogte van het
schouderbevestigingspunt van de
veiligheidsgordel (voorstoelen)1. Duw het schouderbevestigingspunt
omlaag terwijl u de ontgrendelknop
Aindrukt.
2. Duw het schouderbevestigingspunt
omhoog terwijl u de ontgrendelknop
Aindrukt.
Zet het bovenste bevestigingspunt in
de gewenste positie en laat het los als
u een klik hoort.
WAARSCHUWING!
Verstelbaar
schouderbevestigingspunt
Zorg ervoor dat de gordel goed over
het midden van de schouder ligt. De
gordel mag niet tegen de nek
aanliggen, maar ook niet van uw
schouder afglijden. Als u hier niet voor
zorgt, wordt de mate van bescherming
bij plotseling remmen, uitwijken of een
ongeval minder en de kans op ernstig
letsel groter.
Gordelspanners (voorstoelen en
buitenste zitplaatsen achter)
De gordelspanners helpen bij het op hun
plaats houden van de inzittenden doordat
ze de gordels snel strak tegen het lichaam
aan trekken bij bepaalde soorten zware
frontale aanrijdingen en aanrijdingen van
opzij.
De gordelspanners worden niet
geactiveerd bij lichtere frontale
aanrijdingen of aanrijdingen van opzij, bij
aanrijdingen van achteren of wanneer de
auto over de kop slaat.
1 .1 Voor een veilig gebruik
28
Page 51 of 610

Plaatsingsmethode Bladzijde
Bevestiging onderste
ISOfix-bevestigingspunt
Blz. 51
Bevestiging bevestigings-
punt bovenste gordel
Blz. 52
Baby- of kinderzitje vastgezet met een
veiligheidsgordel
Een baby- of kinderzitje plaatsen met
behulp van een veiligheidsgordel
Plaats het baby- of kinderzitje aan de
hand van de bijgesloten handleiding. Als
het desbetreffende baby- of kinderzitje
niet binnen de “universele” categorie valt
(of de benodigde informatie staat niet in
de tabel), raadpleeg dan de “voertuiglijst”
van de fabrikant van het baby- of
kinderzitje voor de diverse mogelijke
montageposities of doe navraag naar de
compatibiliteit bij de verkoper van het
zitje. (→Blz. 44, blz. 45)
1. Als het plaatsen van een baby- of
kinderzitje op de voorpassagiersstoel
onvermijdelijk is, raadpleeg dan
blz. 41 voor het afstellen van de
voorpassagiersstoel.2. Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop. Indien er bij het plaatsen van
een in de rijrichting geplaatst
kinderzitje een opening aanwezig is
tussen het kinderzitje en de
rugleuning, stel de rugleuning dan af
totdat het zitje en de rugleuning goed
contact maken.
3. Verwijder indien mogelijk de
hoofdsteun indien deze de plaatsing
van het baby- of kinderzitje hindert.
Zet anders de hoofdsteun in de
hoogste stand. (→Blz. 211)
4. Voer de veiligheidsgordel door het
baby- of kinderzitje en steek de gesp
in de gordelsluiting. Controleer of de
gordel niet gedraaid is. Maak de
veiligheidsgordel goed vast aan het
baby- of kinderzitje aan de hand van
de bijgesloten handleiding.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
49
1
Veiligheid en beveiliging
Page 52 of 610

5. Als uw baby- of kinderzitje niet is
voorzien van een vergrendelsysteem
voor de veiligheidsgordel, zet het zitje
dan vast met een blokkeerclip.
6. Beweeg het baby- of kinderzitje na
het plaatsen naar achteren en naar
voren om te controleren of het goed
vastzit. (→Blz. 50)
Verwijderen van een baby- of kinderzitje
dat is vastgezet met een
veiligheidsgordel
Druk de ontgrendelknop op de
gordelsluiting in en laat de gordel
helemaal oprollen.
Bij het losmaken van de gordelsluiting
komt het baby- of kinderzitje mogelijk
een stukje omhoog als gevolg van de
terugwerking van de zitting. Maak de
gordelsluiting los terwijl u het baby- en
kinderzitje tegenhoudt.
De veiligheidsgordel rolt automatisch op.
Houd de gordel vast, zodat het oprollen
rustig gebeurt.Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
U moet bij het plaatsen van het zitje
mogelijk gebruikmaken van een
blokkeerclip. Volg de aanwijzingen van de
fabrikant van het baby- of kinderzitje. Als
uw zitje niet over een blokkeerclip
beschikt, kunt u deze kopen bij een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige: Blokkeerclip voor baby- of
kinderzitje (onderdeelnr. 73119-22010)
WAARSCHUWING!
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Laat kinderen niet met de
veiligheidsgordel spelen. Als de
veiligheidsgordel om de nek van het
kind draait, kan het kind stikken of
ernstig letsel oplopen. Als dit
gebeurt en de gordelsluiting niet kan
worden losgemaakt, knip de gordel
dan door met een schaar.
• Controleer of de gesp goed in de
gordelsluiting is vergrendeld en of de
veiligheidsgordel niet gedraaid is.
• Beweeg het baby- of kinderzitje naar
links en naar rechts en naar voren en
naar achteren om te controleren of
het goed is geplaatst.
• Verstel de rugleuning niet meer
nadat het baby- of kinderzitje is
geplaatst.
• Controleer als er een zitkussen
geplaatst is altijd of de
schoudergordel over het midden van
de schouder van het kind loopt. De
gordel mag niet langs de nek van het
kind lopen, maar mag ook niet van de
schouder van het kind vallen.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
50
Page 73 of 610

Werkingsmodus plug-in
hybridesysteem
Het plug-in hybridesysteem werkt in de
volgende modi.
Het multi-informatiedisplay kan worden
gebruikt om te controleren in welke
modus het plug-in hybridesysteem staat
tijdens het rijden. (→Blz. 146)
EV-modus
Als er na het laden voldoende elektrische
energie aanwezig is
*1, kan er elektrisch
gereden worden door de elektrische
energie te gebruiken die in het
batterijpakket (tractiebatterij) is
opgeslagen.
*2
Als er in de EV-modus gereden wordt,
brandt het controlelampje EV MODE.
*1De resterende hoeveelheid lading kan
worden bekeken op de SOC-meter (State
Of Charge, ladingstoestand). (→Blz. 151)
*2Afhankelijk van de situatie kan het
elektrische rijden worden uitgeschakeld
en worden zowel de benzinemotor als de
elektromotor gebruikt. (→Blz. 76)AUTO EV-/HV-modus
Normaal gesproken wordt de in het
batterijpakket (tractiebatterij)
opgeslagen elektrische energie gebruikt
voor elektrisch rijden. Als er echt meer
vermogen nodig is, zoals bij het oprijden
van een helling of bij plotseling
accelereren, wordt de benzinemotor
gestart waardoor krachtige acceleratie
mogelijk is door het gaspedaal stevig in te
trappen.
Als de auto zich in een conditie bevindt
waarin elektrisch rijden mogelijk is,
kunnen de EV-modus en de AUTO
EV-/HV-modus worden ingeschakeld
door de schakelaar te bedienen.
(→Blz. 72)
Als er in de AUTO EV-/HV-modus
gereden wordt, brandt het
controlelampje AUTO EV/HV.
HV-modus
In de HV-modus wordt de auto
aangedreven door zowel de
benzinemotor als de elektromotor.
(→Blz. 75)
2.1 Plug-in hybridesysteem
71
2
Plug-in hybridesysteem
Page 77 of 610

batterijpakket (tractiebatterij) sneller
ontladen. Ook kan door snel
accelereren of rijden met hoge
snelheid het elektrisch rijden worden
uitgeschakeld.
• Beperk uw snelheid zo veel mogelijk.
De afstand die gereden kan worden in
de EV-modus neemt bij hoge
snelheden aanzienlijk af.
*De actieradius voor elektrisch rijden
kan worden bekeken op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 158)
Tijdens het rijden in de AUTO
EV-/HV-modus
Tijdens normaal rijden wordt alleen de
elektromotor gebruikt voor elektrisch
rijden
*, maar als het gaspedaal stevig
wordt ingetrapt, wordt de benzinemotor
gestart. (→Blz. 76)
Tevens wordt bij een te lage capaciteit
van het batterijpakket (tractiebatterij)
net als bij de EV-modus automatisch
overgeschakeld naar de HV-modus.
De AUTO EV-/HV-modus is geschikt voor
rijomstandigheden waarbij meer
vermogen nodig is, zoals bij het oprijden
van een helling of bij plotseling
accelereren. Het wordt echter aanbevolen
normaal gesproken in de EV-modus te
rijden, omdat de benzinemotor
gemakkelijker zal starten.
*De actieradius voor elektrisch rijden kan
worden bekeken op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 158)
Tijdens het rijden in de HV-modus
De auto kan op dezelfde manier worden
gereden als een standaard plug-in
hybrideauto.
In de HV-modus wordt het
hybridesysteem in principe als volgt
geregeld, afhankelijk van de
rijomstandigheden.
• Wanneer de auto stilstaat, wordt de
benzinemotor uitgeschakeld
*.• Bij het wegrijden wordt de auto
aangedreven door de elektromotor
(tractiemotor).
• Als er normaal wordt gereden, worden
de benzinemotor en de elektromotor
(tractiemotor) effectief geregeld en is
het brandstofverbruik minimaal. Ook
fungeert de elektromotor
(tractiemotor), indien nodig, als een
elektrische generator om het
batterijpakket (tractiebatterij) op te
laden.
• Als het gaspedaal stevig wordt
ingetrapt, wordt de aandrijfkracht van
zowel de benzinemotor als de
elektromotor (tractiemotor) gebruikt
om te accelereren.
*Wanneer het batterijpakket
(tractiebatterij) moet worden opgeladen
of wanneer de motor aan het opwarmen
is, enz., wordt de benzinemotor niet
automatisch uitgeschakeld. (→Blz. 77)
Tijdens het remmen (regeneratief
remmen)
De elektromotor (tractiemotor) laadt het
batterijpakket (tractiebatterij) op.
Door actief gebruik te maken van het
regeneratieve remmen kan de actieradius
voor elektrisch rijden worden vergroot
doordat elektriciteit wordt opgeslagen in
het batterijpakket (tractiebatterij).
In de HV-modus kan het regeneratieve
remsysteem ook actief worden ingezet
om het brandstofverbruik te
verminderen.
Regeneratief remmen
In de volgende situaties wordt kinetische
energie omgezet in elektrische energie
en wordt er een afremmingskracht
gegenereerd terwijl tegelijkertijd het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
opgeladen.
• Het gaspedaal wordt losgelaten terwijl
de selectiehendel in stand D of S
staat.
2.1 Plug-in hybridesysteem
75
2
Plug-in hybridesysteem
Page 81 of 610

branden, kan het contact UIT worden
gezet zonder dat verdere actie
ondernomen hoeft te worden.)
Raadpleeg “Als de 12V-accu is
ontladen” (→blz. 502) als de
12V-accu ontladen is en voer de
correctieprocedure uit.
• Als de auto achtergelaten wordt met
aangesloten AC-laadkabel, neemt het
elektriciteitsverbruik van de 12V-accu
toe omdat er controles, zoals een
systeemcontrole, worden uitgevoerd.
Als de AC-laadkabel niet meer nodig
is, moet hij worden losgekoppeld van
de auto.
Akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem
Als u rijdt met uitgeschakelde
benzinemotor, wordt er een geluid, dat
aangepast wordt aan de rijsnelheid,
afgespeeld om mensen in de buurt te
waarschuwen dat de auto nadert. Het
geluid stopt als de rijsnelheid hoger
wordt dan ongeveer 25 km/h.
Akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem
In de volgende gevallen is het
akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem mogelijk
moeilijk te horen voor mensen in de
buurt.
• In gebieden met harde
omgevingsgeluiden
• In de wind of regen
Ook is het akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem achter
de auto mogelijk moeilijker te horen dan
vóór de auto omdat het systeem aan de
voorzijde van de auto is geïnstalleerd.Als “Acoustic Vehicle Alerting System
Malfunction Visit your Dealer” (storing
in akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem, ga
naar uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing aanwezig in
het akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem. Laat
de auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
2.1 Plug-in hybridesysteem
79
2
Plug-in hybridesysteem
Page 87 of 610

Uitschakelsysteem voor noodgevallen
Het uitschakelsysteem voor
noodgevallen zorgt ervoor dat het
hoogspanningssysteem en de
brandstofpomp worden uitgeschakeld als
de botsingssensor een aanrijding met
een kracht boven een bepaalde
drempelwaarde heeft gesignaleerd, om
de kans op kortsluiting en
brandstoflekkage tot een minimum te
beperken. Als het uitschakelsysteem voor
noodgevallen in werking is getreden,
kunt u uw auto niet meer starten. Neem
voor het herstarten van het
hybridesysteem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsmelding
hybridesysteem
Als er een storing in het hybridesysteem
optreedt, of als het systeem onjuist wordt
bediend, wordt automatisch een melding
weergegeven.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als er een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven of als de 12V-accu
wordt losgekoppeld
Mogelijk start het hybridesysteem niet.
Probeer in dat geval het systeem opnieuw
te starten. Neem als het controlelampje
READY niet gaat branden contact op meteen erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
2.1.3 Tips voor rijden met een
plug-in hybrideauto
Besteed aandacht aan de volgende
punten om zuinig en milieuvriendelijk te
rijden:
Effectief gebruik van de EV-modus, de
AUTO EV-/HV-modus en de HV-modus
Als u de EV-modus en de AUTO
EV-/HV-modus gebruikt voor het rijden
in stedelijke gebieden en de HV-modus
voor het rijden op provinciale wegen en
snelwegen, helpt dat brandstof en
elektriciteit te besparen. (→Blz. 72)
Gebruik van de ECO-rijmodus
Bij gebruik van de ECO-rijmodus kan het
koppel dat correspondeert met de mate
waarin het gaspedaal wordt ingetrapt
geleidelijker worden afgegeven dan
onder normale omstandigheden.
Bovendien wordt de werking van de
airconditioning (verwarmen/koelen)
geminimaliseerd zodat er minder
brandstof en elektriciteit verbruikt
worden. (→Blz. 355)
Gebruik van de
hybridesysteemindicator
Milieubewust rijden is mogelijk door de
hybridesysteemindicator binnen de
Eco-zone te houden. (→Blz. 154)
Bediening selectiehendel
Zet de selectiehendel in stand D als u
moet wachten bij een verkeerslicht of als
u in druk verkeer rijdt. Zet de
selectiehendel in stand P als de auto
geparkeerd staat. Als u stand N gebruikt,
is er geen positief effect op het
brandstofverbruik. In stand N werkt de
benzinemotor, maar kan er geen
elektriciteit worden opgewekt. Ook bij
gebruik van bijvoorbeeld de
2.1 Plug-in hybridesysteem
85
2
Plug-in hybridesysteem