YAMAHA AEROX50 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2015, Model line: AEROX50, Model: YAMAHA AEROX50 2015Pages: 76, PDF Size: 3.6 MB
Page 11 of 76

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
res die niet door Yamaha zijn verkocht of
wijzigingen die niet door zijn Yamaha zijn
aangeraden niet goedkeuren of aanbeve-
len, zelfs niet als deze zijn verkocht en geïn-
stalleerd door een Yamaha dealer.
In de handel verkrijgbare onderdelen,
accessoires en aanpassingssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die
qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op ori-
ginele Yamaha accessoires, dient u te be-
seffen dat sommige in de handel
verkrijgbare accessoires of aanpassings-
sets niet geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen. Het
monteren van in de handel verkrijgbare pro-
ducten of het verrichten van aanpassingen
die de ontwerp- of bedieningskenmerken
van uw machine wijzigen kan het risico op
ernstig letsel of overlijden van uzelf of ande-
ren vergroten. U bent verantwoordelijk voor
letsel dat voortvloeit uit wijzigingen aan de
machine.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.●
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
scooter. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruikenom te waarborgen dat het de
grondspeling of de hellinghoek op
geen enkele manier vermindert, de
veerweg, de stuuruitslag of de bedie-
ning niet beperkt en geen lampen of
reflectors afdekt.
Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit ver-
oorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aerody-
namische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork
moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
scooter. De scooter kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-
biel worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurderen kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
●
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de scooter
te boven gaan, kan zich een gevaarlij-
ke elektrische storing voordoen waar-
door de verlichting of de motor uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en vel-
gen
De banden en velgen die bij uw scooter
werden geleverd zijn ontworpen om de mo-
gelijkheden van de machine te ondersteu-
nen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-13
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
De scooter vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
scooter in een ander voertuig wilt vervoe-
ren.
●
Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de scooter.
U1PHD0D0.book Page 4 Thursday, August 30, 2012 10:45 AM
Page 12 of 76

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
1
●
Zorg dat het voorwiel recht naar voren
wijst op de aanhanger of de laadvloer
en zet het wiel vast in een goot om be-
weging te voorkomen.
●
Zet de scooter vast met spanbanden
of andere geschikte banden aan stevi-
ge delen van de scooter, zoals het fra-
me of de bovenste voorvorkklem (en
niet aan, bijvoorbeeld, het stuur, de
richtingaanwijzers of onderdelen die
kunnen afbreken). Kies de plaats voor
de spanbanden zorgvuldig om te voor-
komen dat deze tijdens het transport
schuurplekken op de lak veroorzaken.
●
Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de scooter tijdens het transport
niet overmatig kan stuiteren.
DAU10373
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden ●
Geef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.
●
Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard rem-
men, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.
●
Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek lang-
zaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.
●
Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.
●
Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de scoo-
ter recht, anders kan hij gaan schui-
ven.
●
De remvoeringen kunnen nat worden
bij het wassen van de scooter. Contro-
leer de remmen na het wassen van de
scooter, voordat u gaat rijden.
●
Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
●
Vervoer op uw scooter niet te veel ba-
gage. Een overbeladen scooter is on-
stabiel. Gebruik degelijke snelbinders
om bagage aan de bagagedrager vast
te binden (indien het voertuig is voor-
zien van een bagagedrager). Losse
bagage beïnvloedt de stabiliteit van de
scooter en kan uw aandacht afleiden
van het verkeer. (Zie pagina 1-3.)
U1PHD0D0.book Page 5 Thursday, August 30, 2012 10:45 AM
Page 13 of 76

BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
NS50N
NS50N
12
34
5
6
7
1. Dop koelvloeistofreservoir (pagina 6-10)
2. Opbergcompartiment (pagina 3-12)
3. Luchtfilterelement (pagina 6-11)
4. Kickstarter (pagina 3-11)
5. Vuldop versnellingsbakolie (pagina 6-9)
6. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-13)
7. Aftapplug versnellingsbakolie (pagina 6-9)
U1PHD0D0.book Page 1 Thursday, August 30, 2012 10:45 AM
Page 14 of 76

BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
NS50N
123 4
5
6 7 8 9
1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Tankdop (pagina 3-8)
3. Dop oliereservoir voor 2-takt injectiesmering (pagina 3-8/3-10)
4. Duozadel (pagina 3-11)
5. Bestuurderszadel (pagina 3-11)
6. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
7. Accu/zekering (pagina 6-20/6-22)
8. Voetsteun passagier9. Middenbok (pagina 6-18)U1PHD0D0.book Page 2 Thursday, August 30, 2012 10:45 AM
Page 15 of 76

BESCHRIJVING
2-3
2
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
1
2
3
4
5
6
1
2
7
4
5
6
NS50N
NS50
1. Achterremhendel (pagina 3-7)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-6)
3. Multifunctioneel display (pagina 3-4)
4. Schakelaar rechterstuurzijde (pagina 3-6)
5. Gasgreep (pagina 6-12)
6. Voorremhendel (pagina 3-7)
7. Snelheidsmeter (pagina 3-3)
U1PHD0D0.book Page 3 Thursday, August 30, 2012 10:45 AM
Page 16 of 76

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
3
DAU10461
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAUS1381
ON “ ”
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom, de instrumentenverlichting en
het achterlicht gaan branden en de motor
kan worden gestart. De sleutel kan niet wor-
den uitgenomen.OPMERKINGDe koplamp en het achterlicht gaan auto-
matisch branden wanneer de motor wordt
gestart.
DAU10661
OFF “ ”
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “ ” of “ ”
terwijl de machine rijdt. Hierdoor worden
de elektrische systemen uitgeschakeld,
wat mogelijk kan leiden tot verlies van
de controle of een ongeval.
DAU10684
LOCK “ ”
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “ ”-stand in en
draai deze dan naar “ ”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan
naar “ ”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Drukken.
2. Draaien.
U1PHD0D0.book Page 1 Thursday, August 30, 2012 10:45 AM
Page 17 of 76

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU11006
Controlelampjes en waarschu-
wingslampje NS50
NS50N
DAU11020
Controlelampje
richtingaanwijzers “ ”
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAUM2771
Waarschuwingslampje
olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het olieniveau in het reservoir voor 2-takt in-
jectiesmering bij draaiende motor laag is.
Als het waarschuwingslampje bij draaiende
motor gaat branden, stop dan direct en vul
het oliereservoir met Yamalube 2 of gelijk-
waardige 2-takt injectiesmering van ofwel
JASO-klasse “FC” of ISO-klasse “EG-C” of
“EG-D”. Het waarschuwingslampje moet
doven nadat het oliereservoir voor 2-takt in-
jectiesmering is bijgevuld.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
OPMERKINGVraag een Yamaha-dealer het elektrisch
circuit te controleren als het waarschu-
wingslampje niet gaat branden als de sleu-
tel in de stand “ ” staat of niet dooft nadat
het oliereservoir voor 2-takt injectiesmering
is bijgevuld.LET OP
DCA16291
Gebruik het voertuig alleen als u weet
dat het motorolieniveau voldoende hoog
is.
DAUM2791
Waarschuwingslampje
brandstofniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 1.0 L (0.26 US gal, 0.22 Imp.gal).
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
1. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
4. Waarschuwingslampje brandstofniveau “ ”
5. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”ZAUM0908
12
3
4
5
ZAUM0957
3
45
2
1
U1PHD0D0.book Page 2 Thursday, August 30, 2012 10:45 AM
Page 18 of 76

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
Als het waarschuwingslampje niet oplicht
wanneer u de sleutel naar “ ” draait, of als
het waarschuwingslampje blijft branden,
laat het elektrisch circuit dan controleren
door een Yamaha-dealer.
DAUM2781
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Als het waarschuwingslampje niet meteen
oplicht wanneer u de sleutel naar “ ”
draait, of als het waarschuwingslampje blijft
branden, laat het elektrisch circuit dan con-
troleren door een Yamaha-dealer.LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
OPMERKING●
Bij machines met een of meer radiator-
koelvinnen schakelt de radiatorkoelvin
automatisch in of uit op basis van de
koelvloeistoftemperatuur in de radia-
tor.
●
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-28 nadere instructies ver-
meld.
DAUM1590
Snelheidsmeterunit (NS50N)De snelheidsmeterunit is voorzien van een
snelheidsmeter, een kilometerteller en een
brandstofniveaumeter. De snelheidsmeter
toont de actuele rijsnelheid. De kilometertel-
ler toont de totale afgelegde afstand. De
brandstofniveaumeter geeft aan hoeveel
brandstof in de tank aanwezig is. (Zie pagi-
na 3-2 voor uitleg over de werking van het
waarschuwingslampje brandstofniveau.)1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
3. BrandstofniveaumeterZAUM0910
1
2
3
U1PHD0D0.book Page 3 Thursday, August 30, 2012 10:45 AM
Page 19 of 76

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAUM2821
Multifunctioneel display (NS50)OPMERKINGHet multifunctionele display voert geduren-
de drie seconden een zelftest uit om het
elektrische circuit te controleren.●
De weergave van de snelheidsmeter
gaat van 0 naar 80 en vervolgens van
80 naar 0 in kilometers. Als de snel-
heidsmeter op mijlen is ingesteld, gaat
de weergave van 0 naar 50 en vervol-
gens van 50 naar 0.
●
Alle LCD-segmenten en waarschu-
wingslampjes lichten op en doven dan
weer.WAARSCHUWING
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het mul-
tifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op een
ongeval.Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:●
een digitale klok
●
een digitale snelheidsmeter (die de ac-
tuele rijsnelheid aangeeft)
●
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
●
een ritteller (die de afgelegde afstand
toont sinds de teller het laatst werd te-
ruggesteld op nul)
●
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afstand aangeeft die wordt afge-
legd op de brandstofreserve)
●
een brandstofniveaumeter
●
een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING●
Vergeet niet de sleutel naar “ ” te
draaien voordat u de “RESET/SE-
LECT”-toets gebruikt.
●
Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mij-
lenweergave van de snelheidsmeter
en kilometerteller/ritteller houdt u de
“RESET/SELECT”-toets ten minste
acht seconden ingedrukt met het con-
tactslot op “ ”.
De klok op tijd zetten:1. Selecteer de kilometerteller en houd
de “RESET/SELECT”-toets ten minste
drie seconden ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, drukt u op de “RESET/SELECT”-
toets om de uren in te stellen.
1. Snelheidsmeter
2. Klok
3. “RESET/SELECT”-toets
4. Kilometerteller/rittellers/ritteller brandstofre-
serve
5. BrandstofniveaumeterZAUM0911
1
2
34
5
ZAUM0912
U1PHD0D0.book Page 4 Thursday, August 30, 2012 10:45 AM
Page 20 of 76

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
3. Om de minutenaanduiding te wijzigen,
houdt u de “RESET/SELECT”-toets
ten minste drie seconden ingedrukt.
4. Als de minutenaanduiding begint te
knipperen, drukt u op de “RESET/SE-
LECT”-toets om de minuten in te stel-
len.
5. Houd de “RESET/SELECT”-toets ten
minste drie minuten ingedrukt om de
klok te starten.OPMERKINGNadat de klok op tijd is gezet, moet de “RE-
SET/SELECT”-toets ten minste drie secon-
den ingedrukt worden gehouden voordat de
sleutel naar “ ” wordt gedraaid, anders
geeft de klok niet de juiste tijd aan.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de “RESET/SELECT”-
toets wisselt de weergave tussen de kilo-
metertellermodus “ODO” en de rittellermodi
“TRIP”, in de onderstaande volgorde:
ODO → TRIP → ODO
Als de indicator brandstofniveau aangaat
(zie pagina 3-2), wisselt de weergave auto-
matisch naar de brandstofreserve-ritteller-
modus “TRIP F” en wordt de afgelegde
afstand vanaf dat punt aangegeven. In dat
geval wordt door het indrukken van de toets
“RESET/SELECT” gewisseld tussen de di-
verse weergaven van de ritteller en kilome-
terteller, in de onderstaande volgorde:
TRIP F → ODO → TRIP → TRIP FOm een ritteller terug te stellen, selecteert u
deze door op de “RESET/SELECT”-toets te
drukken, deze los te laten en daarna de
toets ten minste drie seconden ingedrukt te
houden. Wanneer u de brandstofreserve-
ritteller niet zelf met de hand op nul terug-
stelt, wordt deze automatisch teruggesteld
zodra na het tanken 5 km (3 mi) is gereden
en verschijnt de vorige weergavemodus
weer.
OPMERKINGHet display kan niet worden teruggesteld
naar “TRIP F” nadat de “RESET/SELECT”-
toets is ingedrukt.Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
ZAUM0913
ZAUM0914
RESET/
SELECT
RESET/
SELECT
ZAUM0915
RESET/
SELECT
RESET/
SELECT
RESET/
SELECT
U1PHD0D0.book Page 5 Thursday, August 30, 2012 10:45 AM