YAMAHA VMAX 2001 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2001, Model line: VMAX, Model: YAMAHA VMAX 2001Pages: 110, PDF Size: 11.91 MB
Page 61 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
DC000080
LET OP:@ l
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de
motor worden beschadigd.
l
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.
l
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
@15. Breng de koelvloeistofradiatorvuldop
aan, start de motor, laat een paar mi-
nuten stationair draaien en zet hem
dan uit.
16. Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop om het koelvloeistofniveau in
de koelvloeistofradiator te controleren.
Vul zo nodig zoveel koelvloeistof bij tot
het niveau bovenin de koelvloeistofra-
diator staat en breng dan de koelvloei-
stofradiatorvuldop aan.
17. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir. Verwijder zo nodig de
dop van het koelvloeistofreservoir, vul
koelvloeistof bij tot aan de merkstreep
voor maximumniveau en breng dan de
dop weer aan.
18. Start de motor en controleer dan of er-
gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
19. Breng het stroomlijnpaneel en het fra-
mepaneel aan. Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol
antivries met corrosieremmers voor
aluminium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Totale hoeveelheid:
3,05 L
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,3 L
D_3lr.book Page 18 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 62 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
DAU01662
Reinigen van het
luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-6 voor de werkwijze bij ver-
wijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.3. Trek het luchtfilterelement los.
4. Geef een paar tikjes tegen het luchtfil-
terelement om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het nog
achtergebleven vuil weg met perslucht
zoals afgebeeld. Vervang het luchtfil-
terelement als dit beschadigd is.
5. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis.
DC000082
LET OP:@ l
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is
geplaatst.
l
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuiger(s) en/of de
cilinder(s).
@6. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
7. Breng het stroomlijnpaneel aan.
1. Schroef (´ 6)
1. Luchtfilterelement
D_3lr.book Page 19 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 63 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
DAU00630
Afstellen van de carburateurs De carburateurs vormen een belangrijk on-
derdeel van de motor en moeten zeer pre-
cies worden afgesteld. Laat daarom de
meeste carburateurafstellingen over aan
een Yamaha dealer die over de benodigde
vakkennis en ervaring beschikt. De afstel-
ling die in het volgende hoofdstuk is be-
schreven, wordt echter als onderdeel van
het routineonderhoud beschouwd en kan
wel door de eigenaar worden uitgevoerd.
DC000095
LET OP:@ De carburateurs zijn afgesteld en uitge-
breid getest in de fabriek van Yamaha.
Als deze afstellingen worden gewijzigd
zonder dat voldoende technische kennis
aanwezig is, kan de werking van de
motor achteruitgaan of wordt de motor
beschadigd. @
DAU00632
Afstellen van het stationair
toerental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
1. Start de motor en laat een paar minuten
warmdraaien bij 1.000 tpm–2.000 tpm,
terwijl nu en dan het gas wordt openge-
draaid naar 4.000 tpm–5.000 tpm.OPMERKING:@ De motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening. @
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit zo nodig volgens de specifica-
tie af door de gasklepstelschroef te
verdraaien. Draai om het stationair
toerental te verhogen de schroef rich-
ting
a. Draai om het stationair toeren-
tal te verlagen de schroef richting
b.OPMERKING:@ Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren. @1. GasklepstelschroefStationair toerental:
950–1.050 tpm
D_3lr.book Page 20 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 64 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van de
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3–5 mm
te bedragen bij de gasgreep. Controleer de
vrije slag van de gaskabel regelmatig en
laat zo nodig afstellen door een Yamaha
dealer.
DAU00637
Afstellen van de klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU00647
Banden Let bij de voorgeschreven banden op het
volgende, voor de beste prestaties en een
langdurig en veilig gebruik van uw
motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en eventueel worden bijge-
steld.
DW000082
WAARSCHUWING
@ l
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
l
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
@
a. Vrije slag gaskabelD_3lr.book Page 21 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 65 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
6
CE-01D
CE-07DDWA00012
WAARSCHUWING
@ De aanwezigheid van bagage is van gro-
te invloed op het weggedrag, de rem- en
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw motor, neem dus de volgende voor-
zorgen in acht. l
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.
l
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
l
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
l
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
l
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
@
Bandeninspectie
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band on-
middellijk door een Yamaha dealer worden
vervangen.CE-08DOPMERKING:@ De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht. @
Bandenspanning
(gemeten aan koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg225 kPa
2,25 kg/cm
2
2,25 bar225 kPa
2,25 kg/cm
2
2,25 bar
90 kg–Maximale225 kPa
2,25 kg/cm2
2,25 bar250 kPa
2,50kg/cm
2
2,50 bar
Bij rijden met hoge
snelheid225 kPa
2,25 kg/cm2
2,25 bar250 kPa
2,50kg/cm
2
2,50 bar
Maximale belasting* 209 kg
* Totaal gewicht van bestuurder, passagier, bagage
en accessoires
1. Bandwang
a. BandprofieldiepteMinimale profieldiepte
(voor en achter)1,6 mm
D_3lr.book Page 22 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 66 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
6
DW000079
WAARSCHUWING
@ l
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
l
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
@
Bandeninformatie
De banden aan deze motorfiets zijn voor-
zien van binnenbanden.
DW000078
WAARSCHUWING
@ l
De banden op de voor- en achter-
wielen horen van hetzelfde merk en
dezelfde constructie te zijn, anders
is het weggedrag van de motor mo-
gelijk niet normaal.
l
Na uitgebreide testen zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor
dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
@CE-10DDAU00684
WAARSCHUWING
@ Deze motorfiets is uitgerust met specia-
le banden die geschikt voor zeer hoge
rijsnelheden. Let op het volgende om
deze banden zo effectief mogelijk te
kunnen gebruiken.l
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
l
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief
weinig grip totdat ze zijn “ingere-
den”. Het is dan ook verstandig de
eerste 100 km nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
l
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn
opgewarmd.
l
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
@
VOOR
Bandenmerk Bandenmaat Type
Metzeler 110/90 V18 61V ME33
ACHTER
Bandenmerk Bandenmaat Type
Metzeler 150/90 B15 M/C 74V ML2
D_3lr.book Page 23 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 67 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
6
DAU00689
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.l
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat ingeval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
l
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden tot
gevolg hebben.
l
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen
verkrijgt.
l
Draai na reparatie of vervanging van
een band de ventielmoer en de borg-
moer vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
DAU00695
Vrije slag van koppelingshendel Omdat dit model is uitgerust met een hy-
draulische koppelingsbediening, hoeft de
vrije slag van de koppelingshendel niet te
worden afgesteld. Wel moet voor elke rit het
niveau van de koppelingsvloeistof en het
hydraulisch systeem op lekkage worden
gecontroleerd. Misschien zit er lucht in het
koppelingssysteem als de koppelingshen-
del te veel vrije slag heeft en schakelen
moeizaam gaat, of als de koppeling slipt en
de machine slecht accelereert. Als er lucht
in het hydraulisch systeem zit, moet het
systeem door een Yamaha dealer worden
ontlucht voordat de motorfiets wordt
gebruikt. Aanhaalmomenten:
Ventielmoer:
1,6 Nm (0,16 m·kg)
Borgmoer ventiel:
1,6 Nm (0,16 m·kg)
D_3lr.book Page 24 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 68 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
6
DAU00696
Afstellen van de vrije slag van de
remhendel De vrije slag van de remhendel dient 2–5 mm
te bedragen, zoals weergegeven. Controleer
de vrije slag van de remhendel regelmatig en
stel deze indien nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de remhendel
los.
2. Draai de stelbout richting
a voor meer
vrije slag van de remhendel. Draai de
stelbout richting
b voor minder vrije
slag van de remhendel.
3. Draai de borgmoer vast.
DW000099
WAARSCHUWING
@ l
Na het afstellen van de vrije slag
van de remhendel moet de vrije
slag worden gecontroleerd, om ze-
ker te zijn dat de rem naar behoren
werkt.
l
Een zacht of sponzig gevoel in de
remhendel kan betekenen dat er
lucht in het hydraulisch systeem
aanwezig is. Als er lucht in het hy-
draulisch systeem zit, moet het
systeem door een Yamaha dealer
worden ontlucht voordat de motor-
fiets wordt gebruikt. Lucht in het
hydraulisch systeem heeft een ne-
gatief effect op de remwerking,
waardoor u de macht over het stuur
zou kunnen verliezen met een on-
geluk als gevolg.
@
DAU00712
De stand van het rempedaal
afstellen De bovenzijde van het rempedaal moet op
een afstand van ca. 20 mm onder de voet-
steun staan, zoals te zien in de afbeelding.
Controleer de stand van het rempedaal re-
gelmatig en laat zo nodig afstellen door een
Yamaha dealer.
1. Borgmoer
2. Stelbout
c. Vrije slag remhendel
a. Afstand tussen rempedaal en voetsteun
D_3lr.book Page 25 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 69 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-26
6
DW000109
WAARSCHUWING
@ Als het rempedaal zacht of sponzig aan-
voelt, wijst dat erop dat er lucht in het
hydraulisch systeem zit. Als er lucht in
het hydraulisch systeem zit, moet het
systeem door een Yamaha dealer wor-
den ontlucht voordat de motorfiets
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op de
remwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg. @
DAU00713
Afstellen van de
remlichtschakelaar achterrem De remlichtschakelaar, die wordt geacti-
veerd door het rempedaal, is correct afge-
steld wanneer het remlicht gaat branden
vlak voordat de remwerking intreedt. Stel zo
nodig de remlichtschakelaar als volgt af.
Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moet de
remlichtschakelaar op zijn plaats worden
gehouden. Draai de stelmoer richting
a om
het remlicht eerder te laten branden. Draai
de stelmoer richting
b om het remlicht later
te laten branden.
DAU00715
Controleren van de remblokken
voor- en achter De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Elk remblok heeft een eigen
slijtage-indicator zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te de-
monteren. Bekrachtig de rem en let op de
stand van de slijtage-indicator om de rem-
blokslijtage te controleren. Wanneer een
remblok zover is afgesleten dat de slijtage-
indicator de remschijf bijna raakt, vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer
1. Slijtage-indicator (´ 2)
D_3lr.book Page 26 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 70 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-27
6
DAU03418
Controleren van
remvloeistofniveau Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht de
rem- of koppelingsystemen binnendringen,
waarna deze mogelijk minder effectief zul-
len werken.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul zo nodig bij. Een
laag remvloeistofniveau wijst mogelijk op
verregaande remblokslijtage en/of lekkage
in het remsysteem. Als het remvloeistofni-
veau laag is, controleer dan de remblokken
op slijtage en het remsysteem op lekkage.
OPMERKING:@ Verwijder paneel B om het remvloeistofni-
veau voor de achterrem te controleren. (Zie
pagina 6-7 voor het verwijderen en aan-
brengen van het paneel. @Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:l
Zorg bij het controleren van het rem-
vloeistofniveau dat de bovenzijde van
de hoofdremcilinder horizontaal is
door het stuur te draaien.
l
Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders kun-
nen de rubber afdichtingen
verslechteren en zo lekkage en slech-
te werking van rem of koppeling te-
weegbrengen.
l
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende ty-
pen remvloeistof kunnen schadelijke
chemische reacties optreden en kan
de werking van rem of koppeling ver-
slechteren.
l
Als het remvloeistofniveau te ver
daalt, raakt het membraan vervormd
door de toenemende onderdruk.
Breng het membraan terug in de oor-
spronkelijke vorm alvorens aan te
brengen in de hoofdremcilinder.
l
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water de hoofdremcilinder kan
binnendringen. Water zal het kook-
punt van de remvloeistof aanzienlijk
verlagen zodat dampbelvorming kan
optreden.
1. Merkstreep minimumniveauVoorrem
1. Merkstreep minimumniveau
Aanbevolen remvloeistof: DOT 4Koppeling
1. Paneel B
2. Merkstreep minimumniveau
Achterrem
D_3lr.book Page 27 Monday, December 4, 2000 11:20 AM