Hyundai Santa Fe 2005 Handleiding (in Dutch)
Page 151 of 244
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 27
YC200A1-FX RIJDEN MET EEN AANHANGER
OF SLEPEN
Raadpleeg de wettelijke voorschriften
indien u van plan bent te gaan rijden met een aanhanger. Aangezien dewettelijke voorschriften voor wat betreft het rijden met een aanhanger verschillen van land tot land is hetraadzaam om uw Hyundai dealer te vragen naar de mogelijkheden. ZC190A1-AXHET GEBRUIK VAN DE VERLICHTING Controleer de verlichting regelmatig
en houd de lampglazen schoon. Bij slecht zicht overdag is het aan te bevelen het dimlicht in te schakelen.Hierdoor ziet u niet alleen beter, maar wordt u ook beter gezien. YC200C3-AXRemsysteem aanhangwagen Als uw aanhanger voorzien is van
een remsysteem, dan moet deze voldoen aan de wettelijke voorschriften. Zorg ervoor dat het opde juiste manier is gemonteerd en dat het goed werkt.
N.B.: Als met een aanhanger wordt
gereden moeten tengevolge van de extra belasting de onderhoudswerkzaamheden met kortere tussenpozen wordenuitgevoerd. Zie hoofdstuk "Onderhoudsvoorschriften" bij "Onderhoud onder zwarebedrijfsomstandigheden" op bladzijde 5-7.
LET OP:
o Sluit nooit het remsysteem van de aanhanger rechtstreeks aanop het remsysteem van de wagen.
!
LET OP:
Rijd gedurende de eerste 2000 km
niet met een aanhanger zodat de motor goed kan inlopen. Als dezeraadgeving niet ter harte wordt genomen kan ernstige schade ontstaan aan de motor oftransmissie.
!
YC200B2-AX Trekhaken Kies een trekhaak die geschikt is
voor de aanhanger die getrokken moet worden. De gemonteerde trekhaak moet de kogeldruk gelijkmatigoverbrengen op het chassis van de wagen.
De trekhaak moet stevig worden
aangebracht door een hiervoor bevoegd bedrijf. GEBRUIK GEENTREKHAAK VOOR TIJDELIJKE MONTAGE EN GEBRUIK NOOIT EEN TREKHAAK DIE ALLEEN AANDE BUMPER IS GEMONTEERD.
Page 152 of 244
2- 28 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
Kogeldruk Totaal
aanhangergewicht
C190E01L
C190E05O-AXT Maximum aanhangergewicht
De kogeldruk kan gewijzigd worden door het gewicht in de aanhanger teverdelen. Controleer de verdeling van het gewicht door het totale gewicht en de kogeldruk te meten. N.B.:
1. Zorg ervoor dat zich nooit meer gewicht in het achterste deel van de aanhanger bevindt dan in het voorste deel. Ca. 60% van hetgewicht moet zich in het voorste deel van de aanhanger bevinden, de overige 40% in het achterstedeel. 2. Het totale voertuiggewicht met
aangekoppelde aanhanger maghet toegestane totaalgewicht(GVWR) niet overschrijden. Dit totaalgewicht is te vinden op het identificatieplaatje (zie blz. 8-2).Het totaalgewicht bestaat uit de gewichten van de wagen, bestuurder, passagiers enbagage, lading, trekhaak, kogeldruk en eventuele accessoires. C190E02L
Totaal asgewicht
Totaal
autogewicht
YC200D2-AX Veiligheidskabel Wanneer de verbinding tussen de trekhaak en de aanhanger verbroken mocht worden, kunnen gevaarlijkesituaties ontstaan voor het verkeer. De aanhanger kan zelfs van de rijbaan geraken. Om deze gevaarlijke situatieste voorkomen is een veiligheidskabel tussen de wagen en de aanhanger verplicht.
o Bij bet rijden met een aanhanger
op een steile helling (meer dan12%) moet worden gelet op de koelvloeistoftemperatuurmeter. Mocht de naald van de meterzich voorbij "H" (HOT) bewegen, dan moet zo snel mogelijk worden gestopt. Laat de motorvervolgens stationair draaien tot hij is afgekoeld.
Page 153 of 244
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 29
3. De voor-en achterasbelastingen
mogen de toegestane asbelastingen (GAWR) nietoverschrijden. De toegestane asbelastingen zijn te vinden op het identificatieplaatje (zie blz. 8-2). Het is mogelijk dat het totaalgewicht beneden de toegestane waarde blijft maar datde asbelasting wordt overschreden. Onjuiste belading van de aanhanger en/of teveelgewicht in de bagageruimte kan de achteras te zwaar belasten. Verplaats in dit geval de beladingen controleer de asbelasting opnieuw.
4. De maximum toelaatbare verticale belasting op de trekhaak bedraagt ;
Benzinemotor - 2,0/2,4: 80kg
2,7: 92kg
Dieselmotor - 4WD : 80kg 2WD : 92kg Kogeldruk
80 92 28
* 225/70 R16 BANDEN (Indien gemonteerd) :1900kg Motor
2,0(2WD) * 2,4(4WD) 2,4(2WD)
Diesel(2WD) 2,7(4WD) 2,0(2WD) 2,4(4WD) 2,4(2WD)
Diesel(4WD)Diesel(2WD)
2,7(4WD)
Max. aanhangergewicht
Ger- emd Omge- remd Aanhangwagen
2000 1650 2000 1870 2000 2200 2300
700
(Met ABS:750)
kg
Diesel (4WD) W.G.T
V.G.T
LET OP:
De volgende specificaties worden
aanbevolen bij het rijden met aanhanger. Het gewicht van de beladen aanhanger mag deonderstaande waarde om veiligheidsredenen niet overschrijden.!
HSM411
Bevestigingspunt
5. Maximum toelaatbare overbouw van trekhaak : 1092 mm.
Page 154 of 244
2- 30 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
4. Om gebruik te kunnen maken van
het remmend vermogen van de motor en om te zorgen dat de accugoed geladen blijft, mag er niet gereden worden in de vijfde versnelling (handgeschakeldeversnellingsbak) of in overdrive (automatische transmissie).
5. Zorg ervoor dat de belading van de aanhanger goed vast zit om schuiven van de belading tijdenshet rijden te voorkomen.
6. Controleer de bandenspanning van
de wagen en de aanhanger. Telage bandenspanning kan het rijgedrag nadelig beïnvloeden. Controleer ook de bandenspanningvan het reservewiel.
7. De wagen/aanhanger-combinatie heeft meer last van zijwind en turbulentie. Als u gepasseerd wordt door een groot voertuig, houd dande snelheid constant en het stuur rechtuit. Verminder snelheid als de wervelingen te sterk zijn om zo uitde turbulentie van het andere voertuig te komen.
8. Neem bij het parkeren van de wagen/aanhanger-combinatie, vooral op een helling, alle normalevoorzorgsmaatregelen in acht. Draai de voorwielen richting stoeprand,trek de parkeerrem stevig aan en schakel de eerste of achteruitversnelling in(handgeschakelde versnellingsbak) of de parkeerstand (automatische transmissie). Breng bovendienwielblokken aan voor de wielen van de aanhanger.
9. Als de aanhanger is voorzien van een elektrisch remsysteem moet de remwerking als volgtgecontroleerd worden: breng de wagen/aanhanger-combinatie in beweging en bedien deaanhangerrem handmatig om de werking te controleren. Op deze manier kunnen tegelijkertijd deelektrische verbindingen getest worden.
10. Controleer tijdens de rit regelmatig de bevestiging van de lading, dewerking van de verlichting en de remmen.
11.Vermijd ruw wegrijden, fel accelereren en bruusk afremmen.
12. Vermijd scherpe bochten en het snel veranderen van rijstrook.
!WAARSCHUWING:
Het onjuist beladen van de
aanhanger en de wagen kan het rijgedrag en het remvermogen nadelig beïnvloeden. Hierdoorkunnen ongevallen ontstaan die tot ernstige verwondingen kunnen leiden. YC200E2-AX Tips voor het rijden met aanhanger of het slepen van eenauto
1. Controleer vóór het wegrijden de trekhaak, de veiligheidskabel en de werking van de normale verlichting, de remlichten en derichtingaanwijzers van de aanhanger.
2. Rijd met aangepaste snelheid (maximaal 80 km/h).
3. Rijden met een aanhanger kost
meer brandstof dan rijden zonderaanhanger.
Page 155 of 244
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 31
!
13. Vermijd het langdurig of vaak
afremmen. Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken waardoorde remwerking afneemt.
14. Schakel bij het afdalen van een
helling naar een lagere versnelling om gebruik te maken van de remmende werking van de motor. Bij langdurig heuvelopwaarts rijden moet worden teruggeschakeld naar een lagere versnelling en metgematigde snelheid worden gereden om de kans op overbelasting en oververhitting van de motor teverkleinen.
15. Houd de wagen tijdens een stop bij heuvelopwaarts rijden niet op zijn plaats door gas te geven. Hierdoor kan de automatischetransmissie oververhit raken. Gebruik de voetrem of de parkeerrem.
N.B.: Controleer bij het rijden met
aanhanger de olie in de transmissie vaker. LET OP:
Als bij het rijden met aanhanger
oververhitting plaatsvindt (tempera- tuurmeter gaat naar het rodegebied), kunnen de volgende maatregelen de oververhitting verminderen of opheffen:
1. Zet de airconditioning uit.
2. Matig de snelheid.
3. Schakel bij het heuvelopwaarts
rijden een lagere versnelling in.
4. Laat de motor bij fileverkeer tijdens stilstaan versneld stationair draaien met de transmissie in neutraal of deparkeerstand.
Page 156 of 244
3. IN GEVAL VAN PECH
Als de motor niet aanslaat ................................................................ 3-2
Starten met hulpstartkabels ............................................................. 3-3
Als de motor te heet wordt ............................................................... 3-4 Reservewiel..................................................................................... 3-5
Handelingen bij een lekke band ....................................................... 3-6
Wiel verwisselen .............................................................................. 3-6Slepen ............................................................................................ 3-11
Slepen in noodgevallen .................................................................. 3-13
Bij verlies van sleutels ................................................................... 3-14
3
Page 157 of 244
3- 2 IN GEVAL VAN PECH
!
AD020D1-AX Wat te doen als de motor tijdens
het rijden afslaat
1. Laat de snelheid geleidelijk afnemen, blijf rechtuitrijden. Zet de wagen langs de kant van de wegop een veilige plaats.
2. Schakel de waarschuwings- knipperlichten in.
3. Probeer de motor te starten. Als de motor niet aanslaat, raadpleeg dan"ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT".
ZD020A1-AXALS DE MOTOR NIET AANSLAAT
ZD020B1-AX Als de startmotor niet of langzaam ronddraait
1. Let er bij een automatische transmissie op dat de keuzehandel in de stand "N" of "P" staat. Trekde handrem aan.
2. Controleer of de accupolen schoon zijn en de klemmen goed vast zitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de verlichting zwakker wordt ofuitgaat bij het starten van de mo- tor, is de accu ontladen.
4. Probeer de motor niet te starten
door de wagen aan te duwen of teslepen. Zie de richtlijnen voor "Starten met hulpstartkabels" op de volgende pagina's. D010C02A-GXT Als de startmotor werkt, maar
de motor niet aanslaat
1. Controleer het brandstofpeil.
2. Controleer de stekkeraansluitingen op de bobine en de bougies (benzinemotor) of de aansluitingenop de gloeibougies en het relais van de gloeibougies (dieselmotor). Zet loszittende aansluitingen weervast.
3. Controleer de brandstofleidingen in de motorruimte
4. Als de motor niet aanslaat,
raadpleeg dan uw Hyundai dealerof schakel professionele hulp in.
WAARSCHUWING:
De motor mag niet worden gestartdoor de wagen te duwen of teslepen. Dit kan schade veroorzaken. Bovendien kan door het aanduwen of-slepen de katalysator te heetworden waardoor brandgevaar ontstaat.
D010B01O
Page 158 of 244
IN GEVAL VAN PECH 3- 3
D020A01O
D020A02A-AXT STARTEN MET HULPSTARTKABELS
WAARSCHUWING:
Het starten met hulpstartkabels kan gevaarlijk zijn. Het niet exact opvolgen van de richtlijnen kanernstige verwondingen of schade aan de wagen tot gevolg hebben! Roep in geval van twijfeldeskundige hulp in. Accu's bevatten zwavelzuur dat giftig en in hoge mate corrosief is. Draag bij hetstarten met hulpstartkabels een bril en let erop dat accuvloeistof niet in aanraking komt met de huid, uwkleding of de wagen. Hulpaccu
Ontladen accuo Als accuzuur op de huid of in de
ogen komt, spoel dan de desbetreffende plaats gedurendetenminste 15 minuten met water af. Raadpleeg direct een arts. Moet u naar een eerste hulppost wordenvervoerd, houd de desbetreffende plaats dan m.b.v. een spons of doek met water nat.
o Bij het starten met hulpstartkabels
produceert een accu een explosiefgas. Rook niet en voorkom open vuur of vonken.
o Als hulpaccu moet een 12-volt accu worden gebruikt. Probeer in gevalvan twijfel de wagen niet te starten m.b.v. hulpstartkabels.
o Volg bij het starten m.b.v.
hulpstartkabels en een ontladenaccu de volgende richtlijnen exact op:
1. Staat de hulpaccu in een andere wagen, dan mogen de twee wagens niet met elkaar in aanraking komen.
2. Schakel alle onnodige verlichting
en accessoires in beide wagensuit.
!
3. Start de motor van de wagen metde hulpaccu en laat deze enkele minuten draaien. Laat de motor indeze wagen tijdens het starten m.b.v. startkabels draaien met 2000 t/min.
4. Sluit de klemmen van de
hulpstartkabel aan in de volgordezoals in de afbeelding wordt weergegeven. Sluit één klem van de hulpstartkabel aan op depluspool of kabel van de ontladen accu. Sluit vervolgens het andere eind van dezelfde kabel aan op depluspool of kabel van de hulpaccu. Sluit vervolgens één klem van de andere kabel aan op de negatieve(min) pool of kabel van de hulpaccu. Sluit vervolgens het andere eind van de kabel aan op een massiefmetalen gedeelte van de motor. Sluit de kabel niet aan op een bewegend gedeelte.
5. Start de motor. Laat nadat de mo- tor is aangeslagen dehulpstartkabels aangesloten en laatde motor enkele minuten draaien met 2000 t/min.
Page 159 of 244
3- 4 IN GEVAL VAN PECH
!
6. Verwijder voorzichtig de hulpstart-
kabels in omgekeerde volgorde van aansluiten.
Bij onzekerheid omtrent de reden vande ontladen accu, moet u het laadsysteem laten controleren door uw Hyundai dealer. D030A02TB-GXT ALS DE MOTOR TE HEET WORDT Staat de koelvloeistoftemperatuurmeter te hoog, levert de motor weinig vermogen of "pingelt" de motor, danis de motor waarschijnlijk te heet. Ga dan als volgt te werk:
1. Breng de wagen zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand.
2. Plaats bij een automatische transmissie de keuzehandel in stand "P" of bij een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshandel in neutraalen trek de handrem aan. Schakel eventueel de airconditioning uit. 3. Bij koelvloeistoflekkage of
stoomvorming onder de motorkap; zet de motor dan af. Wacht methet openen van de motorkap tot geen koelvloeistof meer weglekt en er geen stoom zichtbaar is.Is er geen merkbaar verlies vankoelvloeistof en geen stoom, laatde motor dan draaien en controleer of de ventilator werkt. Is dit niet het geval zet dan de motor af.
4. Controleer of de V-riem van de waterpomp ontbreekt. Is dit niethet geval controleer dan of dezestrak zit. Is de V-riem in orde, controleer dan de radiateur, de slangen en onder de wagen opkoelvloeistoflekkage (Is de airconditioning ingeschakeld geweest, dan is het gebruikelijk dater koud water uitstroomt). WAARSCHUWING (Alleen Diesel):
Geen werkzaamheden verrichten
aan het injectiesysteem wanneer de motor draait of binnen 30 seconden nadat deze is afgezet. Hogedrukpomp, rail, verstuivers enverstuiverleidingen staan onder hoge druk, zelfs nadat de motor is afgezet. De brandstofstraal dieontstaat door brandstoflekkage kan ernstige verwondingen veroorzaken wanneer deze met het lichaam inaanraking komt. Mensen met een pacemaker mogen niet binnen 30 cm van de ECU of de bedrading inde motorruimte komen als de mo- tor draait, aangezien de hoge stroom waarmee het common-rail-systeem werkt een groot magnetisch veld veroorzaakt.
WAARSCHUWING:
Houd uw handen uit de buurt van
bewegende delen zoals de ventila-tor en V-riemen terwijl de motor draait. 5. Is de V-riem van de waterpomp
gebroken of is er sprake vankoelvloeistoflekkage, zet de motor dan direct af en neem contact op met de dichtstbijzijnde Hyundaidealer.
!
Page 160 of 244
IN GEVAL VAN PECH 3- 5
!WAARSCHUWING:
Verwijder de radiateurdop niet wanneer de motor warm is. Hierdoor kan koelvloeistof uit deradiateur spuiten hetgeen ernstige brandwonden tot gevolg kan hebben.
6. Als de oorzaak van de oververhitting niet duidelijk is, wachten tot detemperatuur tot normaal is gedaald.Wanneer koelvloeistof verloren is gegaan, voorzichtig koelvloeistof in het expansiereservoir bijvullen tothet peil de middelste markering bereikt.
7. Vervolg voorzichtig uw weg en blijf attent op tekenen van oververhitting. Raakt de motoropnieuw oververhit, neem dan con- tact op met uw Hyundai dealer.
LET OP:
Ernstig verlies van koelvloeistof
wijst op een lek in het koelsysteem hetgeen zo snel mogelijk door uwHyundai dealer moet worden gerepareerd. YD050A2-FXRESERVEWIEL Onderstaande instructies voor het
volwaardige reservewiel moeten worden opgevolgd: na het aanbrengen van het reservewiel moet debandenspanning zo spoedig mogelijk worden gecontroleerd. De bandenspanning moet regelmatigworden gecontroleerd en op de voorgeschreven waarden worden gehouden.
Voorgeschreven bandenspanning voor
het reservewiel.
Bandenmaat
Bandenspanning
Eenheid
207 kPa (30 psi) D040A02B-GAT Verwijderen van het reservewiel
1. Open de achterklep.
2. Verwijder het afdekplaatje van de
bout met een schroevendraaier of een munt.
D040B01O
D040B02O
!