Lancia Thema 2011 Instructieboek (in Dutch)

Page 141 of 324

tussen de stoelverwarmingsschake-
laars. Druk eenmaal op de schakelaar
om de zonwering omhoog te laten
gaan. Druk nogmaals op de schake-
laar om de zonwering omlaag te lagengaan.LASTVERDELINGSSYS-
TEEM (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De automatische rijhoogteverstelling
zorgt dat de auto horizontaal blijft
ongeacht het aantal inzittenden en de
belading van de auto.
Een hydraulische pomp in de schok-
dempers brengt de achterkant van de
auto naar de juiste hoogte. Na onge-
veer 1,6 km is de hoogteverstelling
voltooid, afhankelijk van de conditie
van het wegdek.
Als er gedurende ca. 15 uur niet met
de verstelde auto wordt gereden, keert
het hoogteverstellingssysteem terug in
de oorspronkelijke stand. U moet dan
weer met de auto gaan rijden om het
systeem opnieuw in te stellen.Schakelaar elektrische zonwering
135

Page 142 of 324

136

Page 143 of 324

4
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
 INSTRUMENTENPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
 INSTRUMENTENGROEP . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
 BESCHRIJVING INSTRUMENTENGROEP . . . . . 141
 ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC) . . . . 148
 SCHERMEN VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC) . . 149
 WITTE WAARSCHUWINGSLAMPJES EVIC . . 150
 ORANJE WAARSCHUWINGSLAMPJES . . . . . 150
 RODE WAARSCHUWINGSLAMPJES EVIC . . 151
 OLIEVERVERSING VEREIST . . . . . . . . . . . . 153
 BERICHTEN ROETFILTER DIESELMOTOR (DPF) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
 BRANDSTOFVERBRUIK . . . . . . . . . . . . . . . . 154
 CRUISE CONTROL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
 VOERTUIGSNELHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
 RITINFORMATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
 BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
 VOERTUIGINFORMATIE (INFORMATIEFUNCTIES VOOR DE
KLANT) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
137

Page 144 of 324

 BERICHTENAANTALLEN . . . . . . . . . . . . . . . 157
 MENU UITSCHAKELEN . . . . . . . . . . . . . . . . 157
 Uconnect TOUCH™ INSTELLINGEN . . . . . . . . . 157  TOETSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
 SCHERMTOETSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
 PERSOONLIJK TE PROGRAMMERENFUNCTIES — INSTELLINGEN Uconnect
Touch™ SYSTEEM 8.4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
 GELUIDSSYSTEMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
 NAVIGATIESYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
 ANALOGE KLOK INSTELLEN . . . . . . . . . . . . . . 168
 BEDIENING iPod®/USB/MP3 (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
 HARMAN KARDON® Logic7® HIGH PERFORMANCE MULTICHANNEL
SURROUND SOUND-SYSTEEM MET
DRIVER-SELECTABLE SURROUND (DSS)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . 168
 STUURBEDIENING VOOR AUDIO . . . . . . . . . . . 169
 Bediening van de radio . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
 Cd-speler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
 ONDERHOUD VAN CD/DVD-SCHIJFJES . . . . . . 170
 RADIOWEERGAVE EN MOBIELE TELEFOONS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
 KLIMAATREGELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170  ALGEMEEN OVERZICHT . . . . . . . . . . . . . . . 171
138

Page 145 of 324

 FUNCTIES VAN DE KLIMAATREGELING . . . 174
 AUTOMATISCHETEMPERATUURREGELING (ATC) . . . . . . . . . 175
 AANWIJZINGEN VOOR BEDIENING . . . . . . . 176
139

Page 146 of 324

INSTRUMENTENPANEEL1 — Luchtrooster 7 — Schakelaar ESC uit 13 — Knop Engine Start/Stop (motoraan/uit)
2 — Instrumentengroep 8 — Toetsen Uconnect Touch™
systeem14 — Ontgrendelknop voor koffer- ruimte
3 — Schakelaar waarschuwingsknip-perlichten 9 — Sleuf voor SD-geheugenkaart 15 — Dimschakelaars
4 — Uconnect Touch™ systeem 10 — Aansluitcontact 16 — Motorkapontgrendeling
5 — Toetsen klimaatregeling 11 — Sleuf voor cd/dvd 17 — Lichtschakelaar
6 — Handschoenenkastje 12 — Opbergvak 18 — Analoge klok
140

Page 147 of 324

INSTRUMENTENGROEP BESCHRIJVING INSTRUMENTENGROEP
1. Toerenteller
Deze meter meet het aantal omwente-
lingen per minuut van de motor
(omw/min x 1000).2. Controlelampje Parkeerlicht/
koplampen AAN (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Dit lampje gaat branden
wanneer het stadslicht of de
koplampen aanstaan. 3. Controlelampjesrichtingaanwijzer
Het pijltje knippert tegelij-
kertijd met de richtingaan-
wijzer nadat u de richting-
aanwijzerhendel naar
boven of naar beneden hebt geduwd.
141

Page 148 of 324

Als de voertuigelektronica bemerkt
dat het voertuig verder dan 1,6 km
rijdt met een ingeschakelde richting-
aanwijzer, hoort u een ononderbroken
geluid om u hierop attent te maken.
Wanneer een van de controlelampjes
snel gaat knipperen, controleer dan of
een lamp aan de buitenkant defect is.
4. Controlelampje mistlampen vóór
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)Dit lampje gaat branden wan-
neer de mistlichten vóór aanzijn.
5. Controlelampje
mistachterlichten (voor bepaaldeuitvoeringen/markten) Dit lampje gaat branden wan-
neer de mistachterlichten aanzijn. 6. Controlelampje grootlicht
Deze indicator geeft aan dat
grootlicht ingeschakeld is.
Duw de multifunctionele hen-
del naar voren om de koplampen naar
grootlicht te schakelen en trek de hen-
del terug naar de normale stand om
terug te keren naar dimlicht.
7. Weergave kilometerteller en
weergave elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Scherm kilometerteller
De kilometerteller duidt aan hoeveel
kilometers de auto in totaal heeft ge-
reden.
Display Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Het Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC) heeft een interactief
scherm dat zich in de instrumenten-
groep bevindt. Raadpleeg voor meer
informatie "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)".
De schakelstand wordt apart weerge-
geven in het EVIC-scherm. Hiermee
wordt de stand van de automatische
versnellingsbak aangegeven. OPMERKING:
 U moet het rempedaal intrappen
voordat u uit de stand PARK schakelt.
 De hoogste beschikbare versnel- ling wordt linksonder in het
elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) aangegeven
als de functie elektronisch scha-
kelen (ERS) actief is. Gebruik de
+/- keuzeschakelaar op de keu-
zehendel om het ERS te active-
ren. Raadpleeg “Automatische
versnellingsbak” in “Starten en
rijden” voor meer informatie.
8. Bandenspanningslampje (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) Alle banden, ook de reser-
veband (indien aanwezig)
moeten elke maand worden
gecontroleerd wanneer ze
koud zijn en opgepompt tot de ban-
denspanning die door de fabrikant
wordt aanbevolen op de bandenspan-
ningensticker. (Als uw voertuig ban-
den heeft met een andere maat dan
wordt aangegeven op de bandenspan-142

Page 149 of 324

ningensticker, moet u de juiste ban-
denspanning voor die banden bepa-len.)
Als extra veiligheidsvoorziening is uw
auto uitgerust met een bandenspan-
ningscontrolesysteem (TPMS), dat er-
voor zorgt dat het verklikkerlampje
voor een te lage bandenspanning gaat
branden wanneer de spanning in een
of meer banden duidelijk te laag is.
Als het verklikkerlampje voor een te
lage bandenspanning gaat branden,
moet u dus zo snel mogelijk stoppen
en uw banden controleren en deze tot
de juiste bandenspanning oppompen.
Als u met een ruim onvoldoende op-
gepompte band rijdt, raakt de band
oververhit en kan een klapband op-
treden. Een te lage bandenspanning
verhoogt ook het brandstofverbruik,
vermindert de levensduur van de
band en kan het rij- en remgedrag van
de auto nadelig beïnvloeden.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem is geen vervanging voor een juist
onderhoud van uw banden. Het is de
verantwoordelijkheid van de bestuur-
der om de juiste bandenspanning te
handhaven, zelfs wanneer de banden-spanning nog niet laag genoeg is om
de bandenspanningsverklikker te ac-
tiveren.
Uw voertuig is ook uitgerust met een
indicatielampje voor TPMS-storingen
dat aangeeft wanneer het systeem niet
goed werkt. Het indicatielampje voor
TPMS-storingen werkt in combinatie
met het bandenspanningsverklikker-
lampje. Als het systeem een storing
bemerkt, knippert het verklikker-
lampje ongeveer één minuut lang en
blijft daarna aanhoudend verlicht.
Zolang er sprake van een defect blijft,
vindt deze reeks handelingen plaats
telkens als het voertuig daarna wordt
gestart. Als het foutmeldingslampje
verlicht is, is het mogelijk dat lage
bandenspanning niet wordt gedetec-
teerd of gemeld. Storingen van het
TPMS kunnen optreden om verschil-
lende redenen, waaronder de installa-
tie van vervangende of alternatieve
banden of wielen op het voertuig
waardoor de juiste werking van het
TPMS wordt verhinderd. Controleer
altijd het verklikkerlampje voor
TPMS-storingen nadat één of meer-
dere banden of wielen van het voer-
tuig zijn vervangen om te verzekeren
dat de vervangende of alternatieve
banden en wielen de juiste werking
van het TPMS niet verhinderen.
LET OP!
Het TPM-systeem is geoptimali-
seerd voor de standaard geleverde
banden en wielen. TPMS-druk en
-waarschuwing zijn ingesteld op de
bandenmaat waarmee uw auto is
uitgerust. Het gebruik van vervan-
gingsonderdelen van een afwijkend
formaat of type kan leiden tot een
onjuiste systeemwerking of sensor-
schade. Wielen van andere makelij
kunnen schade aan de sensors ver-
oorzaken. Gebruik geen bandenaf-
dichtingsmiddelen uit blik of ba-
lansgewichtjes als het voertuig is
uitgerust met een TPMS, omdat dit
schade aan de sensoren kan veroor-zaken.
143

Page 150 of 324

9. Storingsindicatielampje (MIL)Het storingsindicatielampje
maakt deel uit van het boord-
diagnosesysteem (OBD) dat
de elektronische regelingen
van de motor en de automatische ver-
snellingsbak controleert. Het lampje
gaat branden als de contactsleutel in
de stand ON/RUN wordt gezet, voor-
dat de motor start. Als het lampje niet
gaat branden wanneer u de sleutel
van OFF naar ON draait, laat uw auto
dan direct controleren op storingen.
Door sommige oorzaken zoals slechte
brandstofkwaliteit kan het storingsin-
dicatielampje gaan branden nadat de
motor is gestart. De auto moet worden
afgeleverd voor onderhoud als het
lampje aan blijft tijdens enkele nor-
male ritten. In de meeste gevallen kan
dan normaal met de auto worden ge-
reden en is slepen niet nodig.
LET OP!
Langdurig rijden met het lampje
aan kan schade aan de motorbedie-
ning veroorzaken. Het kan ook van
invloed zijn op de brandstofzuinig-
heid en de rijprestatie. Als het
lampje knippert, zal de katalysator
vrij snel ernstig defect raken en zal
het motorvermogen afnemen. Raad-
pleeg onmiddellijk uw dealer.WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysator,
zoals hierboven beschreven, kan
warmer worden dan een katalysator
die wel goed werkt. Hierdoor kan
brand ontstaan als u langzaam rijdt
of boven brandbare stoffen par-
keert, zoals droge planten of hout of
karton enz. Dit kan de dood of ern-
stig letsel tot gevolg hebben voor de
bestuurder, de passagiers of ande-
ren. 10. Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid van de auto aan.
11. Vuldopindicatie
De pijl in dit symbool geeft
aan dat de brandstofvul-
klep zich aan de linkerzijde
van de auto bevindt.
12. Brandstofmeter
Wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN staat, toont de meter-
naald het brandstofpeil in de tank.
13. Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem Nadat de contactschakelaar
in de stand ON/RUN is ge-
zet, gaat dit waarschu-
wingslampje gedurende on-
geveer vier tot zes seconden branden
om de werking ervan te controleren.
Wanneer het lampje niet brandt tij-
dens het starten, blijft branden of gaat
branden tijdens het rijden, moet het
systeem zo snel mogelijk door een er-
kende dealer worden nagekeken.
Raadpleeg "Gordelsystemen" in "Wat
u moet weten voordat u de auto start"
voor meer informatie.
144

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 330 next >