CITROEN BERLINGO ELECTRIC 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: BERLINGO ELECTRIC, Model: CITROEN BERLINGO ELECTRIC 2017Pages: 328, PDF Size: 11.99 MB
Page 41 of 328

+ +
39
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
SCR-emissieregelsysteem- BlueHDi-dieselmotor
WaarschuwingenInformatie Oplossing - actie
Als de verklikkerlampjes ure A, s ervice en
Zelfdiagnose motor gaan branden, is er een storing
gedetecteerd in het
scr -emissieregelsysteem. Als het een tijdelijke storing betreft, verdwijnt
deze waarschuwing weer zodra de uitstoot van
schadelijke stoffen weer aan de norm voldoet.
Na 50
km (30 mijl) zonder additief
b
evestiging van de storing die niet te maken heeft
met een te laag additiefniveau. De actieradius bedraagt 1100
km (700 mijl).
n
eem zo snel mogelijk contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om te voorkomen dat de motor niet
meer gestart kan worden.
De storing is bevestigd.
De volgende keer dat het contact wordt aangezet,
wordt de toegestane actieradius weergegeven in
kilometers (mijlen). De waarschuwing wordt elke
30
seconden herhaald.
De toegestane actieradius is overschreden; de
uitstoot van schadelijke stoffen is groter dan
toegestaan.
De motor kan niet meer worden gestart.
n
eem om de motor weer te kunnen starten
verplicht contact op met het
c I tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
VOORDAT U GAAT RIJDEN
3
Cockpit
Page 42 of 328

40
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
BRANDSTOFNIVEAUMETERkOEL VLOEISTOF -
TEMPERA
TUUR
De wijzer van de
koelvloeistoftemperatuurmeter
bevindt zich vóór het rode gebied:
normale werking.
o
nder zware gebruiksomstandigheden
of bij warm weer kan de wijzer in de
buurt van het rode gebied komen. Als de wijzer in het rode gebied
komt:
Ga langzamer rijden of laat de motor
stationair draaien.
Als het lampje gaat branden:
-
stop onmiddellijk
en zet het
contact af. De koelventilator kan
nog ongeveer 10 minuten blijven
werken,
-
wacht tot de motor is afgekoeld
om het koelvloeistofniveau
te controleren en eventueel
koelvloeistof bij te vullen.
Het koelcircuit staat onder druk,
neem daarom de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
brandwonden te voorkomen:
-
laat de motor nadat deze is afgezet
minimaal een uur afkoelen voordat
u werkzaamheden uitvoert,
-
draai de dop eerst een kwart
omwenteling los om de druk te
laten dalen.
-
controleer
, als de druk eenmaal
is gedaald, het niveau in het
expansievat.
- verwijder indien nodig de dop om
koelvloeistof bij te vullen.
Laat uw auto controleren door
het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als de
wijzer in het rode gebied blijft staan.
r
aadpleeg in rubriek 7 het
gedeelte "
n iveaus".
r
aadpleeg in rubriek 7
het
gedeelte "
b
randstof".
Het brandstofniveau wordt aangegeven
zodra het contact wordt aangezet.
De wijzer staat op:
-
1:
de brandstoftank is volledig
gevuld (ongeveer 60
liter).
-
0:
de brandstoftank is bijna leeg,
het verklikkerlampje blijft branden.
Het lampje gaat branden op het
moment dat er nog ongeveer 8
liter
brandstof in de tank aanwezig is.
cockpit
Page 43 of 328

41
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
BANDENSPANNINGSCONTROLESySTEEME
MISSIEREGELING
Zodra de auto rijdt,
controleert dit systeem
permanent de spanning
van de vier banden.eob
D (
e
uropean
o
n
b
oard
Diagnosis) is een Europees
diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt
en ervoor zorgt dat de auto
voldoet aan de normen voor de uitstoot
van:
-
CO (koolmonoxide),
-
HC (koolwaterstof
fen),
-
NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes;
de samenstellin
g van de uitstoot
wordt gecontroleerd door de
lambdasondes voor en achter de
katalysator.
In het geval van een storing in de
emissieregeling wordt de bestuurder
gewaarschuwd door het branden van
dit specifieke verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
De katalysator kan beschadigd
raken. Laat het systeem controleren
door het
c
I
tro
Ë
n
-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. In het ventiel van elke band (met
uitzondering van het reservewiel) is
een druksensor gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder zodra het een daling van
de spanning van een of meer banden
detecteert.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is een hulpsysteem; de bestuurder moet
oplettend blijven.
ondanks de aanwezigheid van
dit systeem dient u maandelijks
en voor elke lange reis de
bandenspanning (ook die van het
reservewiel) handmatig te controleren.
e
en te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de wegligging,
verlengt de remweg en versnelt de
bandenslijtage, met name onder zware
omstandigheden (zware belading,
hoge snelheid, lange rit).
e
en te lage bandenspanning
leidt ook tot een hoger
brandstofverbruik.
De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning
staat vermeld op de
bandenspanningssticker.
Zie in rubriek 9
het gedeelte
"Identificatie".
De bandenspanning moet bij "koude"
banden worden gecontroleerd (auto
die langer dan 1
uur heeft stilgestaan
of na een traject van maximaal 10
km
met gematigde snelheid).
Is dit niet het geval, verhoog dan de
op de sticker vermelde waarden met
0,3
bar.
VoorDAt u GAAt rIjDen
3
cockpit
Page 44 of 328

42
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
De waarschuwing wordt
weergegeven zolang de
desbetreffende band(en) niet op
spanning is (zijn) gebracht, is (zijn)
gerepareerd of is (zijn) vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of
wiel met stalen velg) is niet voorzien
van een sensor.
Storing
Waarschuwing te lage
bandenspanning
een lagere bandenspanning
is niet altijd zichtbaar aan een
vervorming van de band.
b eperk
u daarom niet alleen tot een visuele
controle.b
ij een te lage bandenspanning
brandt dit verklikkerlampje
in combinatie met een
geluidssignaal en, afhankelijk
van de uitrusting, in combinatie
met de weergave van een
melding. Als het verklikkerlampje "te
lage bandenspanning" knippert
en vervolgens permanent
brandt in combinatie met
het verklikkerlampje "
s ervice" en,
afhankelijk van de uitvoering, een
melding, duidt dit op een storing in het
systeem.
In dat geval wordt de bandenspanning
niet meer gecontroleerd.
Als er een afwijking in de
bandenspanning van één band
wordt geconstateerd, kan deze band
worden herkend aan het pictogram
of, afhankelijk van de uitvoering, de
weergegeven melding.
-
V
erlaag onmiddellijk de
snelheid, maak geen bruuske
stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
-
Zet uw auto stil zodra de
verkeerssituatie dit toelaat.
-
Gebruik in geval van een lekke
band de noodreparatieset of het
reservewiel (volgens uitrusting),
of
-
controleer de spanning van de
vier banden (bij koude banden)
als u over een compressor
beschikt, bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset,
of
-
rijd voorzichtig met lage snelheid
verder als u niet direct de
bandenspanning kunt controleren. Deze waarschuwing wordt
ook weergegeven als een of
meerdere wielen niet zijn voorzien
van een sensor (bijvoorbeeld een
noodreservewiel of een reservewiel
met stalen velg).
r
aadpleeg het c I tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om
het systeem te laten controleren of
monteer na een lekke band het wiel
met de originele velg, dat is voorzien
van een sensor.
cockpit
Page 45 of 328

43
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
ONDERHOUDSINDICATOR
De onderhoudsindicator informeert
de bestuurder over de afstand tot
de volgende onderhoudscontrole,
afhankelijk van het gebruik van de
auto. De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is meer dan
1000
km
Voorbeeld: de afstand tot de
eerstvolgende onderhoudscontrole
bedraagt 4800
km. Als het contact wordt
aangezet geeft het display gedurende
enkele seconden het volgende aan:
e
nkele seconden na het aanzetten
van het contact geeft de teller eerst het
oliepeil (afhankelijk van de uitvoering)
en vervolgens weer de normale
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is minder dan 1000 km
elke keer dat het contact wordt
aangezet knippert de sleutel en
de resterende kilometers worden
aangegeven:
e
nkele seconden na het aanzetten van
het contact, wordt het oliepeil aangegeven
(afhankelijk van de uitvoering), geeft
de teller vervolgens weer de normale
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan en blijft de sleutel branden.
Dit om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is overschreden
Werking
Als het contact wordt aangezet,
gaat gedurende enkele seconden
het sleutelsymbool branden. De
kilometerteller geeft de resterende
kilometers (afgerond) tot de
eerstvolgende onderhoudscontrole
aan.
Het onderhoudsinterval wordt
berekend vanaf de laatste nulstelling
van de onderhoudsindicator op basis
van twee parameters:
-
het aantal afgelegde kilometers,
-
de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole.
Afhankelijk van de
gebruiksgewoonten van de
bestuurder kan de factor tijd
worden meegewogen bij de nog af
te leggen kilometers.
b
ij draaiende motor blijft de sleutel
branden totdat de onderhoudscontrole
is uitgevoerd.
b
ij de uitvoeringen met een b lueHDi-
dieselmotor brandt in dit geval, als het
contact aan staat, het verklikkerlampje s ervice permanent.
elke keer als het contact
wordt aangezet, gaat de
sleutel gedurende enkele
seconden knipperen en geeft
de teller het aantal kilometers
aan dat er te veel gereden is.
bij de uitvoeringen met een b lueHDi-dieselmotor kan de
sleutel ook eerder gaan branden,
afhankelijk van de mate van vervuiling
van de motorolie. De vervuiling van
de motorolie is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto.
VoorDAt u GAAt rIjDen
3
cockpit
Page 46 of 328

44
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
Nulstelling dagteller
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal
vijf minuten. Het resetten van de
onderhoudsindicator zal anders niet
worden opgeslagen.
Op 0 zetten
Het cItroËn-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats zet
de onderhoudsindicator na elke
onderhoudscontrole weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto hebt uitgevoerd, kan de
onderhoudsindicator op de volgende
wijze op 0
gezet worden:
-
zet het contact af,
-
druk op de resetknop van de
dagteller en houd deze ingedrukt,
-
zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tellen.
Laat de knop los als de
onderhoudsindicator "
=0" aangeeft; de
sleutel verdwijnt.
Motorolieniveaumeter
Afhankelijk van de motoruitvoering van
uw auto wordt bij het aanzetten van het
contact eerst de onderhoudsindicator
weergegeven en vervolgens
gedurende enkele seconden het
motorolieniveau. Olieniveau correct
Te weinig olie
Als de aanduiding
"OIL" knippert in
combinatie met het
verklikkerlampje
service, een geluidssignaal en
een melding op het display, is het
motorolieniveau te laag, waardoor
ernstige motorschade kan ontstaan.
c
ontroleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te
laag is, moet olie worden bijgevuld.
Storing
motorolieniveaumeter
Als de aanduiding
"OIL--" knippert,
duidt dit op een
storing in de motorolieniveaumeter.
r
aadpleeg het c I tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats
e
en controle van het olieniveau
is alleen betrouwbaar als de
auto op een vlakke, horizontale
ondergrond staat en de motor
minstens 30
minuten niet heeft
gedraaid. Oliepeilstok
A
= maxi, het oliepeil mag nooit
boven dit niveau uitkomen. e en
te hoog oliepeil kan schade aan
de motor veroorzaken.
r
aadpleeg in dat geval zo
snel mogelijk het c I tro Ë n -
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
B = mini, als het oliepeil niet
boven dit niveau uitkomt, moet
het voor de motor van uw auto
voorgeschreven type motorolie
worden bijgevuld via de vuldop.
Druk, tijdens het branden
van de verlichting, op de
knop om de sterkte van
de dashboardverlichting
te veranderen. Als de
verlichting de zwakste
(of felste) stand heeft bereikt, laat dan
de knop los en druk deze vervolgens
opnieuw in om de verlichting weer
feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt. Druk, terwijl het contact
aan is, de knop in tot de
nullen verschijnen.
Dimmer dashboardverlichting
cockpit
Page 47 of 328

45
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
HANDGESCHAkELDE
VERSNELLINGSBA
k
Vijf versnellingen Zes versnellingen
trap om soepel te kunnen schakelen
het koppelingspedaal altijd volledig in.
o
m te voorkomen dat de werking van
het pedaal wordt gehinderd:
-
controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt en correct is bevestigd
op de vloer
,
-
gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Laat tijdens het rijden uw hand niet
op de versnellin
gspook rusten. Zelfs
een lichte belasting op de pook kan
na verloop van tijd slijtage aan de
onderdelen in de versnellingsbak
veroorzaken.
Schakelen in de 5e of 6e
versnelling
Verplaats de versnellingshendel
helemaal naar rechts om de versnelling
correct in te schakelen.
trek bij een auto met zesversnellingsbak
de ring onder de pookknop omhoog.
Achteruitversnelling
inschakelen
S
TUURWIEL
VERSTELLEN
ontgrendel het stuurwiel, alleen bij
stilstaande auto, door aan de hendel te
trekken.
Zet het stuurwiel in de gewenste stand
en zet vervolgens de hendel weer
goed vast. Zet de pook met beleid in de
achteruitversnellin
g om bijgeluiden
te beperken.
s
chakel de achteruit pas in als de auto
volledig stilstaat.
VoorDAt u GAAt rIjDen
3
Versnellingsbak en stuurwiel
Page 48 of 328

46
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
SCHAkELINDICATOR
Dit systeem geeft aan welke
versnelling moet worden ingeschakeld
om het brandstofverbruik te reduceren.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden
en de uitrusting van uw auto kan het
systeem u adviseren één of meer
versnellingen op te schakelen.
u kunt
deze aanwijzingen opvolgen zonder
de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk
in te schakelen. De keuze van de
optimale versnelling hangt namelijk
altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid. De
bestuurder blijft derhalve altijd zelf
verantwoordelijk voor het al dan niet
opvolgen van een schakeladvies van
het systeem.
De functie kan niet worden
uitgeschakeld.
b
ij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak is dit systeem
uitsluitend actief in de
handgeschakelde stand. Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de
rijstijl van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
de eerste versnelling in te schakelen,
- de achteruitversnelling in te schakelen.
De informatie wordt in
de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel
weergegeven.
Versnellingsbak en stuurwiel
Page 49 of 328

47
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
Starten van de motor
- om de motor te kunnen starten
moet de selectiehendel zich in
stand
N bevinden.
-
t
rap het rempedaal krachtig in.
-
b edien de startmotor.
-
Plaats bij een draaiende motor de
selectiehendel in stand
R, A of M.
-
Laat het rempedaal los en geef gas.
Als de selectiehendel niet in stand
N
staat en/of het rempedaal niet is
ingetrapt, kan de motor niet worden
gestart. Herhaal de hierboven
beschreven procedure.
Achteruitversnelling
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Plaats de selectiehendel in stand R.
Schakel de achteruitversnelling pas
in als de auto stilstaat.
Neutraalstand Inschakelen van de
neutraalstand
Plaats de selectiehendel in stand N.
s
electeer deze stand niet als de auto
rijdt, zelfs niet voor een moment.
EGS 6-VERSNELLINGSBAk
- geautomatiseerde stand:
selectiehendel in stand A.
-
handbediende stand:
selectiehendel in stand
M.
Voor de veiligheid:
De stand N kan alleen worden
ingeschakeld bij ingetrapt rempedaal.
Het verplaatsen van de
selectiehendel van stand A (rijden in
geautomatiseerde stand) naar stand M
(rijden in handbediende stand)
of omgekeerd is op elk moment
mogelijk.
c ontrolelampje A op het
instrumentenpaneel dooft.
Selecteren van de stand
VoorDAt u GAAt rIjDen
3
Versnellingsbak en stuurwiel
Page 50 of 328

48
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP03_PRET-A-PARTIR_ED01-2015
Handbediende stand
Inschakelen van de
handbediende stand
Plaats de selectiehendel in stand M.
Geautomatiseerde stand
Inschakelen van de
geautomatiseerde stand
Plaats de selectiehendel in stand A.
De versnellingsbak werkt nu in de
geautomatiseerde stand, zonder dat u
zelf hoeft te schakelen.
De versnellingsbak selecteert zelf de
versnelling die het best past bij de
volgende factoren:
-
rijstijl,
-
wegdek,
-
optimaal brandstofverbruik.
Stilstaande auto met draaiende
motor
Als de auto langere tijd met
draaiende motor stilstaat, schakelt
de versnellingsbak automatisch
neutraalstand N in.
Afzetten van de motor
Voordat u de motor afzet, moet u de
selectiehendel in de stand N zetten:
In alle gevallen moet echter altijd de
handrem worden bediend.
c ontroleer
of het controlelampje voor de handrem
op het instrumentenpaneel brandt.
c
ontroleer alvorens
werkzaamheden in de motorruimte
uit te voeren of de selectiehendel
in de neutraalstand N staat.
Accelereren
om optimaal te accelereren
(bijvoorbeeld als u wilt inhalen) hoeft
u slechts het gaspedaal voorbij de
weerstand in te trappen.
Schakelen
bij een eGs-versnellingsbak
kan bij hoge motortoerentallen
(felle acceleraties) een hogere
versnellin
g uitsluitend handmatig door
de bestuurder worden ingeschakeld. Trek de flipper "+"
naar u toe om op te
schakelen.
Trek de flipper "-"
naar u toe om terug te
schakelen.
-
b ij het stoppen van de auto of bij
lage snelheden (naderen van een
verkeerslicht bijvoorbeeld) schakelt
de versnellingsbak automatisch
terug tot in de 1
e versnelling.
-
u
hoeft het gaspedaal tijdens het
schakelen niet volledig los te laten.
-
Het schakelen is alleen mogelijk als
het motortoerental dit toestaat.
-
In verband met de veilig
heid kan
het terugschakelen afhankelijk van
het motortoerental automatisch
plaatsvinden.
Versnellingsbak en stuurwiel