CITROEN C4 CACTUS 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: C4 CACTUS, Model: CITROEN C4 CACTUS 2018Pages: 334, PDF Size: 11.09 MB
Page 121 of 334

119
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let 
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd 
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt 
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een 
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en 
houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden op een 
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo 
veel mogelijk te vermijden, want het water kan 
de motor, versnellingsbak en het elektrische 
systeem van uw auto ernstig beschadigen.Bent u genoodzaakt over een overstroomd 
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
 ki
jk of het water niet meer dan 15 cm 
diep is, houd daarbij rekening met golven 
die door andere weggebruikers kunnen 
worden veroorzaakt,
-
 sc
 hakel het Stop & Start-systeem uit,
-
 ri
 jd zo langzaam mogelijk zonder de motor 
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet 
sneller dan 10 km/h,
- ze t de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte 
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de 
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren 
licht af om de remschijven en remblokken te 
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto, 
neem dan contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken handrem - 
Kans op oververhitting en beschadiging 
van het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto 
niet met draaiende motor stil op een 
plaats waar brandbaar materiaal (droog 
gras, afgevallen blad, ...) in contact kan 
komen met het warme uitlaatsysteem - 
Kans op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met 
draaiende motor achter. Als u uw auto 
met draaiende motor moet verlaten, 
trek dan de handrem aan en zet de 
versnellingsbak in de neutraalstand of 
in de stand N of P , afhankelijk van het 
type versnellingsbak.
6 
Rijden  
Page 122 of 334

120
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij het trekken van een aanhanger
Gewichtsverdeling
F Verdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig, plaats zware 
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en 
houd u aan de toegestane kogeldruk.
Door een geringere luchtdichtheid nemen 
de prestaties van de motor af als men op 
grotere hoogte boven de zeespiegel komt. 
Trek boven de 1000 m 10% van het maximale 
aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke 
volgende 1000 m.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de gewichten van uw auto 
(en aanhangergewichten indien van toepassing 
voor uw auto).
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de 
z ijwindgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op 
een helling veroorzaakt een hogere 
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is 
niet afhankelijk van het motortoerental.
F
 Pa
s uw snelheid aan om het toerental te 
beperken.
Het maximale aanhangergewicht is 
afhankelijk van het hellingspercentage en de 
buitentemperatuur.
Let in elk geval goed op de aanwijzing van de 
koelvloeistoftemperatuurmeter.
F
 Al
s het waarschuwingslampje 
van de koelvloeistoftemperatuur 
gaat branden in combinatie met 
het waarschuwingslampje STOP , 
stop dan zo snel mogelijk en zet 
de motor af.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.Vermijd langdurig gebruik van de remmen om 
te voorkomen dat de remmen oververhit raken. 
In dat geval is het raadzaam om op de motor af 
te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto 
en  de aanhanger en breng deze indien 
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger 
e n de hoogteverstelling van de koplampen 
van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de hoogteverstelling van 
de koplampen.
De parkeerhulp wordt automatisch 
uitgeschakeld als bij het aankoppelen 
van een aanhanger een originele 
CITROËN-trekhaak wordt gebruikt. 
Rijden  
Page 123 of 334

121
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Starten
Zorg ervoor dat de handrem is 
aangetrokken.
F
 Ze
t bij een handgeschakelde 
versnellingsbak de versnellingshendel in 
de neutraalstand en trap vervolgens het 
koppelingspedaal volledig in.
F
 Se
lecteer bij een elektronisch gestuurde 
versnellingsbak de stand N en trap 
vervolgens het rempedaal volledig in.
F
 St
eek de sleutel in het contactslot; het 
systeem herkent de code.
F
 Ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan 
het stuur wiel en aan de contactsleutel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht 
nodig bij het draaien aan het stuur wiel 
(bijvoorbeeld als de wielen niet rechtuit 
st a a n).
F
 Au
to's met een benzinemotor: activeer de 
startmotor door de sleutel in de stand 3 te 
houden tot de motor is aangeslagen. Geef 
hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra 
de motor draait.
Starten - afzetten van de motor
Het contactslot heeft 3 standen:
- s tand 1 (Stop) : sleutel in het contactslot 
steken en uit het contactslot verwijderen, 
stuurslot vergrendeld,
-
 s
tand 2 (Contact) : stuurslot ontgrendeld, 
aanzetten van het contact, voorgloeien 
dieselmotor, draaien van de motor,
-
 s
tand 3 (Star ten) .
Contactslot
Bij het afzetten van de motor is de 
rembekrachtiging niet meer actief.
Stand Contact (2)
In deze stand werkt de elektrische uitrusting 
van de auto en kan externe apparatuur worden 
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde 
minimale grenswaarde heeft bereikt, 
schakelt het systeem over op de eco-mode: 
de elektrische voeding wordt automatisch 
uitgeschakeld zodat de accu voldoende 
opgeladen blijft.
Hang geen zware voor werpen aan de 
sleutel of de afstandsbediening: dit kan 
namelijk storingen aan het contactslot 
veroorzaken.
Bovendien kunnen deze voorwerpen 
bij het activeren van de airbag vóór 
ernstige verwondingen veroorzaken.
6 
Rijden  
Page 124 of 334

122
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
F Auto's met een dieselmotor: draai de 
sleutel in de stand 2 (aanzetten van het 
contact) om de motor te laten voorgloeien.
Wacht tot dit verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel dooft en activeer 
vervolgens de startmotor door de 
sleutel in de stand 3 te houden tot de 
motor is aangeslagen. Geef hierbij 
geen gas. Laat de sleutel los zodra 
de motor draait.
Onder winterse omstandigheden blijft 
het verklikkerlampje langer branden. 
Als de motor warm is, gaat het 
verklikkerlampje niet branden. Laat de motor bij gematigde 
temperaturen niet stationair warmdraaien, 
maar rijd zo snel mogelijk weg zonder de 
motor veel toeren te laten draaien.
Laat de motor nooit draaien in een 
onvoldoende geventileerde, afgesloten 
ruimte: verbrandingsmotoren 
stoten gevaarlijke gassen, zoals 
koolmonoxide, uit. Kans op vergiftiging 
met dodelijke afloop.
Laat onder extreem koude 
omstandigheden (temperaturen lager 
dan -23°C) de motor gedurende 
4
 m
inuten stationair draaien alvorens 
weg te rijden. Deze handelswijze komt 
de goede werking en de duurzaamheid 
van de mechanische onderdelen van 
de auto, motor en versnellingsbak ten 
goede.
Als de motor niet direct start, zet dan 
het contact af. Wacht even alvorens 
opnieuw te starten. Als de motor ook 
na een aantal pogingen niet aanslaat, 
probeer dan niet langer de motor te 
starten: de startmotor en de motor 
zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats. 
Rijden  
Page 125 of 334

123
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de 
stand 2 (Contact) van het contactslot 
blijft staan, zal het contact na een uur 
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
 (
Stop) 
en vervolgens opnieuw in de 
stand
 2 (C
ontact) om het contact weer 
aan te zetten.
Zet nooit het contact af voordat de auto 
volledig tot stilstand is gekomen.
Als de motor wordt afgezet, worden ook de 
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging 
uitgeschakeld: u zou dan de controle over 
de auto kunnen verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de 
sleutel mee en vergrendel de auto. Zet de voor wielen in de rechtuitstand 
alvorens de motor af te zetten. Dit 
vergemakkelijkt het ontgrendelen van 
het stuurslot.
Afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F Dr aai, ter wijl de motor stationair draait, de 
sleutel in de stand 1 .
F
 Ve
r wijder de sleutel uit het contactslot.
F
 Dr
aai om het stuurslot te vergrendelen aan 
het stuur wiel tot het blokkeert.
F
 Co
ntroleer of de handrem correct is 
aangetrokken, met name als de auto op 
een helling staat. Raadpleeg de desbetreffende rubriek 
voor meer informatie over de  
Eco-mode.Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop
) 
kunt u nog gedurende maximaal dertig minuten 
gebruikmaken van een aantal functies, 
zoals het audio- en telematicasysteem, de 
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
6 
Rijden  
Page 126 of 334

124
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerrem
AantrekkenVrijzetten
Draai bij het parkeren van de auto op 
een helling de wielen vast tegen het 
trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel 
een versnelling in en zet het contact uit.Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje 
en het verklikkerlampje STOP
 branden 
in combinatie met een geluidssignaal 
en een melding op het display, geeft 
dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is 
aangetrokken.
F
 Tr
ek de parkeerremhefboom aan om uw 
auto stil te zetten. F
 Trek
 de parkeerremhefboom licht omhoog, 
druk de ontgrendelknop in en duw de 
hefboom geheel omlaag. 
Rijden  
Page 127 of 334

125
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Handgeschakelde 5-versnellingsbak
Inschakelen van de 
achteruitversnelling
F Trap het koppelingspedaal volledig in.
F Be weeg de versnellingshendel helemaal 
naar rechts en vervolgens naar achteren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als 
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten 
van de motor te vergemakkelijken:
-
 ze
t de versnellingshendel altijd in 
de neutraalstand,
-
 tra
p het koppelingspedaal in.
6 
Rijden  
Page 128 of 334

126
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Werking
Schakelindicator
Om het brandstofverbruik te verminderen adviseert dit systeem bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak een hogere versnelling in te schakelen.Het systeem past het schakeladvies 
aan de rijomstandigheden (helling, 
belading van de auto, ...) en de rijstijl 
van de bestuurder (veel vermogen 
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
 de e
erste versnelling in te 
schakelen,
-
 de a
chteruitversnelling in te 
schakelen,
-
 te
rug te schakelen.
Voorbeeld:
-
 U ri
jdt in de derde versnelling.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting 
van uw auto kan het systeem u adviseren één of 
meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze 
aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende 
versnellingen in te hoeven schakelen.
- U trapt het gaspedaal in.
- He t systeem kan u adviseren een hogere 
versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een 
pijl in combinatie met het nummer van 
de geadviseerde versnelling op het 
instrumentenpaneel weergegeven.
Bij bepaalde dieseluitvoeringen met handgeschakelde 
versnellingsbak kan het systeem u onder bepaalde 
rijomstandigheden verzoeken om de versnellingsbak 
in de neutraalstand te zetten (weergave van de 
letter
 N  op h
et instrumentenpaneel), om het tijdelijk 
afzetten van de motor mogelijk te maken (STOP-fase 
van het Stop & Start-systeem).
Het is niet verplicht om de aanbevolen 
versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen. 
De keuze van de optimale versnelling hangt 
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de 
verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder 
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het 
al dan niet opvolgen van een schakeladvies van 
het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld. 
Rijden  
Page 129 of 334

127
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Elektronisch gestuurde versnellingsbak (ETG)
N Neutraal: houd het rempedaal ingetrapt en 
druk op deze toets om de versnellingsbak 
in de neutraalstand te zetten en de motor 
te kunnen starten.
D
 Vo
oruit: druk op deze toets om vooruit 
te rijden, waarbij automatisch wordt 
geschakeld.
R
 Ac
hteruit: houd het rempedaal 
ingetrapt en druk op deze toets om de 
achteruitversnelling in te schakelen.
Bedieningsmodule
F Bedien de flipper rechts  o m op 
te schakelen .
Flippers
Het selecteren van de neutraalstand 
en het in- en uitschakelen van de 
achteruitversnelling is niet mogelijk met 
de flippers.
De elektronisch gestuurde versnellingsbak met vijf of zes versnellingen biedt u het comfort van automatisch schakelen.
U kunt op ieder moment zelf schakelen met de flippers aan de stuurkolom, bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre.
F
 Be
dien de flipper links
 om terug 
te schakelen .
Weergave op het instrumentenpaneel
F Trap het rempedaal   in als dit 
pictogram knippert.
N
 Neu
tral (neutraalstand).
D en 1 2 3 4 5 / 6
 
  
Dr
 ive (vooruit) en de 
ingeschakelde versnelling.
R
 Re
verse (achteruitversnelling).
6 
Rijden  
Page 130 of 334

128
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
De aanduiding N op het display knippert in 
combinatie met een geluidssignaal en een 
melding als u de motor probeert te starten 
zonder dat de toets N  is ingedrukt.
Druk op de toets N  om de neutraalstand te 
selecteren.
Starten van de auto
F Zet het contact aan.
F Se lecteer de neutraalstand (toets N ).
 He
t lampje van de toets gaat branden.
F
 Houd
 het rempedaal volledig ingetrapt.
F
 St
art de motor. De aanduiding N wordt weergegeven 
op het instrumentenpaneel.
F
 Se
lecteer de stand voorruit (toets D) of 
achteruit (toets R ).
 He
t desbetreffende lampje gaat branden 
op de bedieningsmodule.
De aanduiding D  + 1 of R  wordt 
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Werking van de kruipfunctie
Door deze functie is de auto wendbaarder bij 
lage snelheden (inparkeren, files, ...).
Nadat u de toets D of R hebt ingedrukt, begint 
de auto zodra u het rempedaal loslaat te 
rijden , waarbij de motor stationair draait.
De kruipfunctie kan tijdelijk niet 
beschikbaar zijn als de koppeling te 
warm is geworden of als de helling te 
steil is. Laat bij draaiende motor nooit kinderen 
alleen achter in de auto.
Houd bij het starten van de motor altijd 
het rempedaal ingetrapt.
Het verklikkerlampje " Voet op het 
rempedaal" op het instrumentenpaneel 
en het desbetreffende lampje op de 
bedieningsmodule knipperen als 
het rempedaal niet ingetrapt wordt 
gehouden tijdens het starten van de 
motor.
Houd het rempedaal steviger ingetrapt.
F
 Ze
t de parkeerrem vrij.
F
 La
at geleidelijk het rempedaal los.
 De a
uto begint direct te rijden. 
Rijden