CITROEN C4 CACTUS 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: C4 CACTUS, Model: CITROEN C4 CACTUS 2018Pages: 334, PDF Size: 11.09 MB
Page 151 of 334

149
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Controleer bij slecht weer en bij winterse 
omstandigheden of de sensoren niet 
worden bedekt met vuil, rijp of sneeuw.
Laat in het geval van een storing het 
systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats.
Als het systeem tijdens een manoeuvre 
wordt gedeactiveerd, moet de 
bestuurder het systeem weer activeren 
om de meting voort te zetten.
Als de ruimte tussen uw auto en de 
parkeerplek te groot is, kan het systeem 
mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
Objecten die groter zijn dan de afmetingen 
van de auto, worden bij een manoeuvre 
niet gedetecteerd door het Park Assist-
systeem.
Deactiveren
Er verschijnt een melding op het scherm.
De bestuurder moet nu het stuur weer 
overnemen.
U kunt het systeem deactiveren door op de 
schakelaar van de Park Assist te drukken 
(of op de toets Park Assist in het menu 
"
Rijhulpsysteem " van het touchscreen tablet),
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
-
 al
s het contact wordt afgezet,
-
 al
s de motor afslaat,
-
 al
s er binnen 5 minuten na het selecteren 
van het type manoeuvre niet wordt gestart 
met een manoeuvre,
-
 al
s de auto tijdens de manoeuvre langdurig 
blijft stilstaan,
-
 al
s de antispinregeling (ASR) in werking 
treedt,
-
 al
s de maximale wagensnelheid wordt 
overschreden,
-
 al
s de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt,
-
 al
s de bestuurder de schakelaar van het 
Park Assist-systeem indrukt (of op de toets 
Park Assist in het menu "Rijhulpsysteem" 
van het touchscreen tablet),
-
 al
s het niet mogelijk is om de auto correct 
in te parkeren (te veel manoeuvres nodig 
voor het in- of uitparkeren),
-
 al
s het bestuurdersportier wordt geopend,
-
 al
s één van de voor wielen op een obstakel 
stuit.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
- bi j het trekken van een aanhangwagen,
-
 al
s het bestuurdersportier wordt geopend,
-
 bi
j een wagensnelheid vanaf 70 km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere duur 
te laten uitschakelen het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
In het geval van een storing in het 
systeem gaat het pictogram van de toets 
(op het touchscreen tablet ) over op de 
waarschuwingsmodus en knippert het 
lampje even, waarna het uitgaat.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
6 
Rijden  
Page 152 of 334

150
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bandenspanningscontrolesysteem
Het systeem bewaakt de spanning van de vier 
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de 
snelheidssensoren van de wielen met de 
referentiewaarden die elke keer nadat de 
banden op spanning zijn gebracht of na het 
ver wisselen van een wiel moeten worden 
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra 
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of 
meer banden te laag is.Het bandenspanningscontrolesysteem is niet 
meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt 
dat de waakzaamheid van de bestuurder niet 
door het systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de 
verantwoordelijkheid om elke maand de 
bandenspanning te controleren (ook die van 
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een 
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning 
heeft een nadelige invloed op het weggedrag 
en de remweg van de auto en veroorzaakt 
vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder 
zware omstandigheden (zware belading, 
hoge snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven 
bandenspanning vindt u op de sticker met 
de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de identificatie van 
de auto.
De bandenspanning moet worden 
gecontroleerd als de banden "koud" zijn 
(de auto staat langer dan een uur stil of 
er is minder dan 10 km gereden met een 
beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden (bij warme 
banden) moet de bandenspanning ten 
opzichte van de op de sticker vermelde 
spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage 
bandenspanning veroorzaakt 
bovendien een hoger brandstofverbruik. 
Rijden  
Page 153 of 334

151
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Waarschuwing te lage bandenspanningResetten
Controleer voordat u het systeem 
gaat resetten of de spanning van 
de vier banden overeenkomstig de 
gebruiksomstandigheden van de auto 
en de voorschriften op de sticker met de 
bandenspanningen is.
Het waarschuwingssysteem voor te lage 
bandenspanning is alleen betrouwbaar 
als de vier banden tijdens het resetten de 
juiste spanning hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem 
geeft geen meldingen als de 
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
U krijgt deze waarschuwing als dit 
lampje blijft branden in combinatie 
met een geluidssignaal en een 
melding.Elke keer nadat u een of meer banden op 
spanning hebt gebracht en na het verwisselen 
van een of meer wielen, moet u het systeem 
resetten.
F
 Ver
minder onmiddellijk uw snelheid en 
vermijd plotselinge stuurbewegingen en 
krachtig remmen.
F
 St
op zodra dit mogelijk is op een veilige 
plaats. F Co
ntroleer als u een compressor in 
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de 
bandenreparatieset) de spanning van de 
vier banden als deze zijn afgekoeld. Rijd 
voorzichtig verder als het niet mogelijk is 
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F
 Ge
bruik in het geval van een lekke band 
de bandenreparatieset of het reservewiel 
(volgens uitvoering).
Een te lage bandenspanning is niet 
altijd aan de band te zien. Een visuele 
controle is dus niet voldoende. De waarschuwing blijft actief tot het 
systeem is gereset.
6 
Rijden  
Page 154 of 334

152
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Het resetten van het systeem moet gebeuren 
via het touchscreen tablet bij afgezet contact 
en stilstaande auto.
F
 Be
vestig het resetten door op de toets " Ja" 
te drukken. Als het resetten is voltooid, 
klinkt een geluidssignaal en wordt een 
melding weergegeven.
De nieuw opgeslagen drukwaarden 
worden door het systeem beschouwd als 
referentiewaarden.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage 
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens 
blijft branden in combinatie met het lampje 
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole 
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer na werkzaamheden aan 
het systeem altijd de spanning van 
de vier banden en reset het systeem 
vervolgens.
Het waarschuwingssysteem voor 
te lage bandenspanning is alleen 
betrouwbaar als de vier banden tijdens 
het resetten de juiste spanning hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem mag niet worden gereset 
na het aanbrengen of verwijderen van 
sneeuwkettingen.
F
 Selec
teer " Initialisatie 
bandensp.controle " in het 
menu " Rijhulpsysteem " van het 
touchscreen tablet. 
Rijden  
Page 155 of 334

153
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Brandstoftank
Inhoud van de brandstoftank:
- Benzine: ongeveer 50 liter.
-
 Di
esel: ongeveer 45 of 50 liter (volgens uitvoering).
Minimumbrandstofvoorraad Ta n k e n
Als de minimumbrandstofvoorraad is 
bereikt, gaat dit waarschuwingslampje 
branden, vergezeld van een 
geluidssignaal en een melding. 
Bovendien gaat het laatste segment van 
de brandstofmeter rood knipperen.
Om veilig te tanken:
F
 Ze
t altijd eerst de motor af.
F
 Op
en de tankklep.
Een sticker aan de binnenzijde van de tankklep 
geeft aan welke brandstof u moet tanken voor 
het type motor in uw auto.
Als er minder dan 5 liter brandstof getankt wordt, 
wordt deze stijging van het brandstofniveau niet 
weergegeven op de brandstofmeter.
Als het lampje gaat branden, bevindt zich nog 
ongeveer 5 liter brandstof in de tank.
Als u niet tankt, gaat dit lampje elke keer als u 
het contact aanzet weer branden, klinkt er een 
geluidssignaal en verschijnt er een melding. 
Dit geluidssignaal en deze melding worden 
steeds vaker herhaald naarmate de tank verder 
leegraakt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen 
dat u zonder brandstof komt te staan. Tijdens het opendraaien van de dop kan een 
geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn. 
Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk 
die ontstaat door de afdichting van het 
brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
Tank nooit als de motor door het  
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in 
dat geval altijd het contact af met de 
sleutel.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek 
voor meer informatie over het leegrijden 
van de brandstoftank (diesel). F
 Se
lecteer de juiste brandstof voor uw auto.
F
 St
eek de sleutel in de dop en draai de dop 
linksom.
7 
Praktische informatie  
Page 156 of 334

154
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
F Ver wijder de dop en plaats hem in de 
houder (op de tankklep).
F
 St
eek het vulpistool tot de aanslag in 
de vulopening alvorens het vulpistool te 
bedienen (kans op spatten).
F
 Ho
ud het vulpistool in deze positie tijdens 
het tanken.
Als u klaar bent met tanken:
F
 Dr
aai de tankdop dicht.
F
 Dr
aai de sleutel naar rechts en ver wijder 
hem uit de tankdop.
F
 Dr
uk de klep van de tankdop dicht. Wanneer het vulpistool bij het vullen van de 
brandstoftank voor de derde keer afslaat, 
moet u niet verder tanken. Anders kunnen 
storingen in de werking van uw auto optreden.
Uw auto is voorzien van een katalysator die de 
schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen 
vermindert.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend 
loodvrije benzine worden gebruikt.
Door de vernauwde vulpijp kan alleen loodvrije 
benzine worden getankt.
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij 
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer 
afsluit.
Onderbreking van 
brandstoftoevoer
Indien u per vergissing de verkeerde 
brandstof voor uw auto tankt, moet 
de tank beslist worden afgetapt 
voordat de motor kan worden gestar t. 
Praktische informatie  
Page 157 of 334

155
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Vulpistoolrestrictie (diesel)*
Werking
Wanneer u bij een dieseluitvoering een 
benzinetankpistool in de tankopening plaatst, 
wordt dit tegengehouden door een klep, 
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet 
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken 
maar kies een dieseltankpistool.
* Volgens land van bestemming. Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om 
benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde 
brandstof, voorkomen.Het vullen van de brandstoftank met 
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht, 
druk deze niet tegen de klep van de 
vulpistoolrestrictie en giet voorzichtig 
om ervoor te zorgen dat de brandstof 
netjes in de vulopening stroomt.Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken 
van Diesel per land kunnen verschillen, 
kan de aanwezigheid van een 
tankbeveiliging op de auto er toe leiden 
dat tanken niet mogelijk is.
Wij adviseren u daarom voordat u naar 
het buitenland afreist bij het CITROËN-
netwerk te informeren of uw auto 
geschikt is om in het desbetreffende 
land te kunnen tanken.
7 
Praktische informatie  
Page 158 of 334

156
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Brandstof voor 
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden 
op biobrandstoffen van het type E10 (deze 
bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de 
Europese richtlijnen EN 228
 e
n EN 15376.
Brandstoffen van het type E85
 (
deze bevatten 
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor 
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type 
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de 
ethanol moet voldoen aan de Europese  
richtlijn EN 15293.
Brandstof voor 
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor 
biobrandstoffen die aan de huidige en 
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en 
die aan de pomp getankt kunnen worden:
-
 Di
esel die voldoet aan de richtlijn EN590 
gemengd met biobrandstof die voldoet aan 
de r ichtlijn EN14214,
-
 Di
esel die voldoet aan de richtlijn EN16734 
gemengd met biobrandstof die voldoet aan 
de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan 
methyl-estervetzuren van 0 tot 10%),
-
 Pa
raffinehoudende diesel die voldoet 
aan de richtlijn EN15940 gemengd met 
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn 
EN14214 (met een gehalte aan methyl-
estervetzuren van 0 tot 7%). De brandstof B20 of B30 die voldoet aan 
de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor 
de dieselmotor van uw auto. Maar als deze 
brandstof, ook al is het slechts incidenteel, 
wordt gebruikt, moeten de bijzondere 
onderhoudsvoorschriften (voor "Zware 
rijomstandigheden") strikt worden nageleefd. 
Raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof 
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke 
olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden 
(kans op schade aan de motor en het 
brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven die 
voldoen aan de norm B715000 is toegestaan. 
Praktische informatie  
Page 159 of 334

157
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn 
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af 
fabriek gemonteerde  banden Type kettingen
195/65 R15 Schakels van 
maximaal 9 mm
205/55 R16
205/50 R17
Sneeuwkettingen niet mogelijk
Neem voor meer informatie over 
sneeuwkettingen contact op met het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet 
m onteren, zet de auto dan langs de kant 
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
 Tr
ek de handrem aan en plaats eventueel 
wielblokken voor of achter de wielen om te 
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
 Mo
nteer de sneeuwkettingen, volg daarbij 
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
 Ri
jd langzaam weg en rijd een klein stukje 
met een snelheid van maximaal 50
 k
m/h.
F
 Ze
t de auto stil en controleer of de 
kettingen correct gespannen zijn.
Houd u altijd aan de ter plekke 
geldende regelgeving over het gebruik 
van sneeuwkettingen en de maximaal 
toegestane snelheid.
Uitsluitend de voor wielen mogen van 
sneeuwkettingen worden voorzien. 
Een noodreservewiel mag niet worden 
voorzien van een sneeuwketting.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een 
sneeuwvrij gemaakte weg om schade 
aan de banden en het wegdek te 
voorkomen. Als uw auto is voorzien van 
lichtmetalen velgen, controleer dan of 
de ketting en de bevestigingen de velg 
niet raken.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het 
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; 
doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
7 
Praktische informatie  
Page 160 of 334

158
C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Sneeuwschermen
De afneembare sneeuwschermen worden op het onderste gedeelte van de voorbumper geplaatst 
om een opeenhoping van sneeuw bij de koelventilateur van de radiateur te voorkomen.
F
 Br
eng het desbetreffende scherm aan 
op het bovenste luchtrooster van de 
vo o r b u m p e r.
F
 Dr
uk op de gehele omtrek om de 
bevestigingen één voor één vast te klikken.
Bevestig het andere scherm op dezelfde 
wijze op het onderste luchtrooster van de 
vo o r b u m p e r. F
 Geb
ruik een schroevendraaier als 
hefboom om de bevestigingen van elk 
sneeuwscherm één voor één los te maken.
Vergeet niet de sneeuwschermen te 
verwijderen:
-
 al
s de buitentemperatuur hoger is 
dan 10°C,
-
 bi
j het slepen,
-
 bi
j snelheden hoger dan 120 km/h.
Verwijderen
Plaatsen
Zorg dat de motor is afgezet en de 
ventilateur stil staat als er handelingen aan 
het sneeuwscherm worden uitgevoerd.Voor het plaatsen en verwijderen van de 
sneeuwschermen wordt geadviseerd contact 
op te nemen met het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats. 
Praktische informatie