CITROEN C5 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: C5, Model: CITROEN C5 2015Pages: 344, PDF Size: 13.02 MB
Page 121 of 344

119
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Standen SPORT en
SNEEUW
Stand SPORT "S"
Deze twee standen vormen een aanvulling
op de automatische werking van de
versnellingsbak en kunnen in specifieke
gevallen gebruikt worden.
F
Z
et met draaiende motor de selectiehendel
in stand D en druk op de toets A .
De versnellingsbak zal automatisch een
sportievere rijstijl mogelijk maken.
Stand SNEEUW " T"
F Zet met draaiende motor de selectiehendel
in stand D en druk op de toets B .
De versnellingsbak past zijn programma aan
het rijden op wegen met glad wegdek aan.
In deze stand worden het wegrijden en de
aandrijving onder omstandigheden met weinig
grip vergemakkelijkt.
Het pictogram T op het
instrumentenpaneel brandt.
Het pictogram S op het
instrumentenpaneel brandt.
Terugkeren naar de automatische
werking
F Door nogmaals op een van de toetsen te drukken kunt u op elk gewenst moment
terugkeren naar de automatische werking
volgens het autoadaptatieve principe.
bi
j het kiezen van stand R voor de
achteruitversnelling kan een harde
schok merkbaar zijn.
Als een storing in de versnellingsbak
optreedt, wordt de versnellingsbak in
een versnelling geblokkeerd. r
i
jd in dat
geval niet harder dan 100 km/h.
Zet de motor niet af als de
selectiehendel in stand D of R staat.
tra
p nooit gelijktijdig het rempedaal
en het gaspedaal in. Gebruik voor
het remmen en gasgeven uitsluitend
uw rechtervoet. Als de twee pedalen
gelijktijdig worden ingetrapt, kan de
versnellingsbak beschadigd raken.ra adpleeg het cIt roËn- netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Laat bij temperaturen onder -23°
c de
motor gedurende vier minuten stationair
draaien. Dit is belangrijk voor de goede
werking en de levensduur van de motor
en de transmissie.
4
rijden
Page 122 of 344

120
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u
rustig rijdt.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen.
u kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het
al dan niet opvolgen van een schakeladvies van
het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld. Voorbeeld:
-
u rijdt in de derde versnelling.
-
u trapt het gaspedaal geleidelijk in.De informatie wordt in de vorm van een pijl
op het instrumentenpaneel weergegeven, in
combinatie met het nummer van de aanbevolen
versnelling.
schakelindicator*
In rijsituaties waarin veel van de motor
wordt gevraagd (diep intrappen van het
gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens een
inhaalmanoeuvre...) zal het systeem
geen schakeladvies geven.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te
schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te
schakelen,
-
t
erug te schakelen.
Werking
* Afhankelijk van de motoruitvoering. -
H
et systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.
bi
j een elektronisch gestuurde of
automatische versnellingsbak is
dit systeem uitsluitend actief in de
handgeschakelde stand.
rijden
Page 123 of 344

121
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
stop & start
Werking
- als u, bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak, bij een snelheid lager
dan 8
km/h het rempedaal intrapt of de
selectiehendel in de stand N zet.
Overgang naar de
STOP- stand
Het verklikkerlampje "ECO" op
het instrumentenpaneel gaat
branden en de motor wordt in de
st
o
P
-stand gezet:
Als uw auto is uitgerust met
een teller, wordt de duur van de
momenten dat de motor afgezet
is, opgeteld en weergegeven.
el
ke keer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0
gezet.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
In dit geval knippert het
verklikkerlampje "ECO" een paar
seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal. De
sto
P
-stand wordt niet geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier geopend is,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start met de sleutel
niet sneller dan 10 km/h heeft gereden,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
Het
s
t
op &
s
t
art-systeem zet de motor tijdelijk af (
s
to
P
-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(
s
t
Ar
t
-
stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het
s
t
op&
st
art-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een
aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
ta
nk nooit als de motor door het
s
t
op
&
s
t
art-systeem in de
sto
P
-stand
is gezet. Zet in dat geval altijd het
contact af en neem de sleutel uit het
contactslot. Het systeem werkt de eerste
10
seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
s
to
P
-stand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
4
rijden
Page 124 of 344

122
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
- met de selectiehendel in de stand A of M ,
laat het rempedaal los,
-
m
et de selectiehendel in de stand N
en het rempedaal niet ingetrapt, zet de
selectiehendel in de stand A of M ,
-
o
f schakel de achteruit in.
Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" gaat
uit en de motor wordt automatisch
gestart (elektronisch gestuurde
versnellingsbak) :
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat dan uit.
Dat onder deze omstandigheden de
START-stand wordt geactiveerd, is
volkomen normaal. De
st
Ar
t
-
stand wordt automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is
dan 11 km/h (elektronisch gestuurde
versnellingsbak),
-
d
e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
u
kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in
te drukken.
Het verklikkerlampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display.
Uitschakelen
Als het systeem in de stoP -stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
rijden
Page 125 of 344

123
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Inschakelen
bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF"
knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door het
cIt
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als er in de
sto
P
-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet
meer wil aanslaan of direct afslaat: alle
verklikkerlampjes branden. Zet in dat geval het
contact af en start de auto dan met behulp van
de sleutel.
Storingen Onderhoud
Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt
gebruik van een speciale 12V-accu (raadpleeg
voor meer informatie het
c
It
ro
Ën-
netwerk).
Het gebruik van een andere dan de door
cIt
ro
Ën
voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Maak voor het opladen van de 12V-accu
gebruik van een 12V-acculader. De polariteiten
mogen hierbij niet worden omgekeerd.
sc
hakel omwille van de veiligheid het
st
op & s
t
art-systeem altijd uit als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Het
s
t
op & s
t
art-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden
uitvoeren bij een gekwalificeerde
werkplaats, bijvoorbeeld een
servicepunt van het
c
It
ro
Ën-
netwerk,
die over alle deskundigheid en speciale
gereedschappen beschikt.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u het contact
opnieuw aanzet.
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF"
.
Het systeem is dan weer ingeschakeld; het
verklikkerlampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
4
rijden
Page 126 of 344

124
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
controlesysteem bandenspanning
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Zodra de auto rijdt, controleert het systeem
permanent de spanning van de vier banden.
Het controlesysteem van de
bandenspanning is een hulpsysteem;
de bestuurder moet waakzaam blijven.
on
danks de aanwezigheid van dit
systeem dient u maandelijks en voor
elke lange reis de bandenspanning
(ook die van het reservewiel) handmatig
te controleren.
ee
n te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de wegligging,
verlengt de remweg en versnelt de
bandenslijtage, met name onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheid, lange rit). De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning staat
vermeld op de bandenspanningssticker
(zie de rubriek "Identificatie").
De bandenspanning moet bij "koude"
banden worden gecontroleerd (auto
die langer dan 1
uur heeft stilgestaan
of na een traject van maximaal 10 km
met gematigde snelheid). Is dit niet het
geval, verhoog dan de op de sticker
vermelde waarden met 0,3 bar.
ee
n te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik.
In het ventiel van elke band (met uitzondering
van het reservewiel) is een druksensor
gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra
het een daling van de spanning van een of
meer banden detecteert.
rijden
Page 127 of 344

125
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
een lagere bandenspanning is niet altijd
zichtbaar aan een vervorming van de
band.
b
e
perk u daarom niet alleen tot
een visuele controle. De waarschuwing wordt weergegeven
zolang de desbetreffende band(en) niet
op spanning is (zijn) gebracht, is (zijn)
gerepareerd of is (zijn) vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of
wiel met stalen velg) is niet voorzien
van een sensor.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
bij een te lage bandenspanning brandt
dit verklikkerlampje in combinatie met
een geluidssignaal en, afhankelijk van
de uitrusting, in combinatie met de
weergave van een melding.
Als er een afwijking in de bandenspanning
van één band wordt geconstateerd, kan deze
band worden herkend aan het pictogram of,
afhankelijk van de uitvoering, de weergegeven
melding.
F
V
erlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
F
Z
et uw auto stil zodra de verkeerssituatie
dit toelaat. F
co ntroleer de spanning van de vier
banden (bij koude banden) als u over een
compressor beschikt, bijvoorbeeld die van
de bandenreparatieset.
r
i
jd voorzichtig met lage snelheid verder
als u niet direct de bandenspanning kunt
controleren.
of
F
G
ebruik in geval van een lekke band
de noodreparatieset of het reservewiel
(volgens uitrusting).
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage
bandenspanning" knippert en
vervolgens permanent brandt in
combinatie met het verklikkerlampje "service",
duidt dit op een storing in het systeem.
In dat geval wordt de bandenspanning niet
meer gecontroleerd.
Deze waarschuwing wordt ook weergegeven als
een of meerdere wielen niet zijn voorzien van
een sensor (bijvoorbeeld een noodreservewiel
of een reservewiel met stalen velg).
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren of monteer na
een lekke band het wiel met de originele
velg, dat is voorzien van een sensor.
Alle reparaties aan een wiel dat met dit
systeem is uitgerust en het vervangen
van een band moeten worden
uitgevoerd door het
c
It
ro
Ën-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer bij het verwisselen een wiel is
gemonteerd dat niet door uw auto wordt
gedetecteerd (voorbeeld: montage van
winterbanden), dient het systeem door
het
c
It
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats opnieuw
geïnitialiseerd te worden.
4
rijden
Page 128 of 344

126
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
stuurwiel met bedieningstoetsen op vaste naaf
1Draaien
- scrollen door de verschillende informatiepagina's van het display van het instrumentenpaneel.
-
sc rollen door de verschillende menu's van het display van het instrumentenpaneel.
-
V
erhogen/verlagen van waarden.
kort indrukken- openen van het menu van het display van het instrumentenpaneel (alleen bij stilstaande auto).
- s electeren en bevestigen van informatie.
Lang indrukkenresetten van de boordcomputer (als de pagina van de boordcomputer wordt weergegeven).
2ko rt indrukken
- Annuleren van de huidige opdracht.
-
te rug naar de vorige weergave van het display van het instrumentenpaneel.
Lang indrukkenterug naar de oorspronkelijke weergave van het display van het instrumentenpaneel.
3kort indrukkenVerhogen van de snelheid in stappen van 1 km/h / opslaan snelheid.
Ingedrukt houdenVerhogen van de snelheid in stappen van 5 km/h.
4kort indrukkenVerlagen van de snelheid in stappen van 1 km/h / opslaan snelheid.
Ingedrukt houdenVerlagen van de snelheid in stappen van 5 km/h.
5kort indrukkenonderbreken of hervatten van de snelheidsregelaar/-begrenzer (afhankelijk van de geselecteerde
f u n c t i e).
6kort indrukkenselecteren van de functie snelheidsregelaar of snelheidsbegrenzer (de cyclus van deze toets begint
altijd met het selecteren van de snelheidsbegrenzer).
7kort indrukkenuitschakelen snelheidsregelaar/-begrenzer.
8kort indrukken
- Inkomend gesprek aannemen.
- G
esprek afbreken.
-
o
p
enen contextmenu voor telefoon.
-
b
e
vestigen in de lijst en het telefoonmenu.
Lang indrukkenInkomend gesprek weigeren.
9kort indrukken/Lang indrukkenclaxon.
10kort indrukkenActiveren/deactiveren van de bl ack Panel-functie (rijden in het donker).
11kort indrukkenActiveren van de spraakbediening.
Lang indrukkenHerhaling van de navigatie-instructie.
rijden
Page 129 of 344

127
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
12Draaien
-
r adio: door de opgeslagen zenders scrollen.
- c
d
-speler/MP3 -cd/cd-wisselaar/jukebox: door de cd's of de speellijsten scrollen.
-
I
n de menu's van het multifunctionele display: navigeren en verhogen/verlagen.
ko
rt indrukken -
I
n de menu's van het multifunctionele display: bevestigen.
- openen van verkorte menu's (afhankelijk van de pagina van het multifunctionele display).
Lang indrukkenopenen van het hoofdmenu van het multifunctionele display.
13
ko
rt indrukken Annuleren van de huidige opdracht en terug naar de vorige weergave van het
multifunctionele display.
ti
jdens een inkomend gesprek: gesprek weigeren.
Lang indrukken
te
rug naar de oorspronkelijke weergave van het multifunctionele display.
14
ko
rt indrukken
to
egang tot het hoofdmenu van het multifunctionele display.
15
kort indrukken/Ingedrukt houdenVerhogen van het volume.
16
kort indrukken/Ingedrukt houdenVerlagen van het volume.
17
ko
rt indrukken -
e
er
ste maal drukken: geluid onderbreken.
-
t
w
eede maal drukken: geluid weer inschakelen.
18
ko
rt indrukken -
r
a
dio: automatisch zoeken naar de hogere frequenties.
-
c
d
-speler/MP3 -cd/cd-wisselaar/jukebox: zoeken naar de volgende track.
Ingedrukt houden -
c
d
-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: versneld vooruitspoelen.
19
ko
rt indrukken -
r
a
dio: automatisch naar lagere frequenties zoeken.
-
c
d
-speler/MP3 -cd/cd-wisselaar/jukebox: zoeken naar de vorige track.
Ingedrukt houden
cd
-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: versneld terugspoelen.
20
ko
rt indrukken -
r
a
dio: weergave van de lijst met beschikbare zenders.
-
c
d
-/MP3 -cd en cd-wisselaar: alle nummers van cd en de speellijsten weergeven.
-
j
u
kebox: weergave van de lijst van albums.
Lang indrukken Lijst met zenders actualiseren.
21
kort indrukken/Lang indrukkenclaxon.
22
ko
rt indrukken
MoDe : kiezen van het type informatie dat wordt weergegeven op het multifunctionele display.
4
rijden
Page 130 of 344

128
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
snelheidsbegrenzer
Bediening op het stuurwiel
De toetsen van de snelheidsbegrenzer
bevinden zich op het linker gedeelte van het
stuurwiel.
Weergave op het instrumentenpaneel
De informatie met betrekking tot de
snelheidsbegrenzer wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel bij A .
Dit systeem voorkomt dat de wagensnelheid
boven een vooraf door de bestuurder
ingestelde waarde komt.
Als deze snelheid is bereikt, heeft het intrappen
van het gaspedaal geen effect meer.
De snelheidsbegrenzer wordt handmatig
ingeschakeld: de ingestelde wagensnelheid
moet minimaal 30
km/h bedragen.bi
j het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet
de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet
in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen.
rijden