CITROEN C5 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: C5, Model: CITROEN C5 2015Pages: 344, PDF Size: 13.02 MB
Page 131 of 344

129
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
F Druk op de toets 4 om de
snelheidsbegrenzer “ LIMIT” te selecteren.
De selectie wordt bevestigd door de weergave
van de functie op het instrumentenpaneel bij A .
Activeren
F Druk op de toets 3 als de gewenste
maximumsnelheid wordt weergegeven.
De informatie “ ON” wordt bij A getoond.
bi
j het selecteren van de functie wordt de laatst
opgeslagen snelheid en de informatie “ PAUS E”
weergegeven.
u
kunt, bij draaiende motor, de opgeslagen
maximumsnelheid die bij A wordt
weergegeven, veranderen door te drukken op:
F
t
o
e t s 1
om de ingestelde
maximumsnelheid te verhogen.
F
t
o
e t s 2
om de ingestelde
maximumsnelheid te verlagen.
Druk de toets achter elkaar opnieuw in om de
ingestelde kruissnelheid in stappen van 1
km/h
te verhogen. Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5
km/h te verhogen.
Instellen
F Druk op de toets 3 .bi
j deze handeling wordt de informatie “ PAUS E”
op het instrumentenpaneel weergegeven bij A .
Deze handeling annuleert de ingestelde
maximumsnelheid niet; op het
instrumentenpaneel bij A wordt deze nog
steeds weergegeven.
Onderbreken / hervatten
4
rijden
Page 132 of 344

130
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Het gaspedaal heeft aan het einde van de slag
een mechanisch “zwaar punt”. Door het pedaal
volledig in te trappen kunt u op elk gewenst
moment de ingestelde maximumsnelheid
overschrijden. Gedurende de tijd dat de
maximumsnelheid wordt overschreden,
knippert de weergegeven snelheid bij A . De
snelheidsbegrenzer treedt automatisch weer in
werking als u het gas loslaat en de rijsnelheid
weer onder de ingestelde waarde komt.
Functie uitschakelen
F Door op toets 5 te drukken.
F D oor de functie snelheidsbegrenzer te
selecteren.
F
D
oor de motor af te zetten.
Storing
Als er een storing in het systeem optreedt,
verschijnt er een bericht op het display, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het controlelampje
SERVICE branden.
Laat dit controleren door het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Ingestelde snelheid
overschrijden
De snelheidsbegrenzer, die geen
invloed heeft op het remsysteem van de
auto, is bij een steile afdaling of een te
snelle acceleratie niet altijd in staat de
ingestelde snelheid te handhaven.
bi
j het gebruik van andere dan door
cIt
ro
Ën g
oedgekeurde matten
bestaat de kans dat het intrappen van
het gaspedaal gehinderd wordt en de
werking van de snelheidsbegrenzer
belemmerd wordt.
De door
c
It
ro
Ën
goedgekeurde
matten hebben een derde
bevestigingspunt bij de pedalen
waardoor ze de beweging van de
pedalen niet kunnen hinderen.
De snelheid knippert ook als de begrenzer niet
in staat is de ingestelde snelheid te handhaven
(bij een steile afdaling of een te snelle
acceleratie).
Laat om de begrenzer weer te activeren het
gas los, zodat de snelheid weer onder de
ingestelde waarde komt.
rijden
Page 133 of 344

131
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
snelheidsregelaar
Weergave op het instrumentenpaneel
De informatie over het systeem wordt op het
instrumentenpaneel bij A weergegeven.
Bediening op het stuurwiel
De toetsen van de snelheidsregelaar bevinden
zich op het linker gedeelte van het stuur wiel.
Dit systeem stelt u in staat om constant met
een door u ingestelde snelheid te rijden zonder
het gaspedaal aan te raken.
Dit systeem kan handmatig worden
ingeschakeld vanaf 40
km/h en wanneer:
-
u m
inimaal de vierde versnelling hebt
ingeschakeld bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
-
m
inimaal de tweede versnelling is
ingeschakeld bij een elektronisch
gestuurde of een automatische
versnellingsbak.
4
rijden
Page 134 of 344

132
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Ingestelde snelheid
overschrijden
tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar
kunt u door het gaspedaal in te trappen op elk
willekeurig moment de ingestelde snelheid
overschrijden (bijvoorbeeld om in te halen).
De bij A weergegeven snelheid knippert.
Als u vervolgens het gaspedaal loslaat,
vertraagt de auto weer tot de ingestelde
snelheid is bereikt.
Instellen
De selectie wordt bevestigd door de weergave
van de functie op het instrumentenpaneel bij A .
bi
j het selecteren van de functie is er geen
kruissnelheid opgeslagen .
Druk op toets 1
of 2 wanneer u de gewenste
snelheid met behulp van het gaspedaal
hebt bereikt. De kruissnelheid wordt dan
opgeslagen en de regelaar ingeschakeld. De
snelheid en de informatie “ ON” worden op het
instrumentenpaneel bij A weergegeven.
Aanpassen van de
ingestelde snelheid bij
ingeschakelde regelaar
u kunt de ingestelde snelheid, weergegeven
bij A , aanpassen door te drukken op:
-
toets 1, om de snelheid te verhogen,
-
toets 2, om de snelheid te verlagen.
Druk de toets achter elkaar opnieuw in om de
ingestelde kruissnelheid in stappen van 1
km/h
te verhogen. Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5
km/h te verhogen.
u
kunt nu het gaspedaal loslaten. de auto
houdt de gekozen snelheid automatisch aan.
De snelheid van uw auto kan iets afwijken ten
opzichte van de gekozen snelheid.
Als het systeem niet in staat is de ingestelde
kruissnelheid te handhaven (bijvoorbeeld bij
een steile afdaling), zal de snelheid op het
display knipperen. Pas zo nodig uw snelheid
aan.
F
D
ruk op toets 4
om de snelheidsregelaar
“ CRUISE ” te selecteren.
rijden
Page 135 of 344

133
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Opnieuw inschakelen
- Door het oproepen van de opgeslagen
snelheid
D
ruk na het uitschakelen op toets 3 .
Het systeem vertraagt of versnelt de
auto automatisch tot de opgeslagen
kruissnelheid is bereikt. De opgeslagen
snelheid en de informatie " ON" worden bij
A weergegeven.
A
ls de opgeslagen kruissnelheid
aanzienlijk hoger is dan de actuele
snelheid, versnelt de auto vlot tot de
ingestelde snelheid is bereikt.
-
D
oor de huidige rijsnelheid te kiezen
D
ruk op toets 1 of 2 zodra de gewenste
snelheid is bereikt.
D
e nieuwe gewenste snelheid en de
informatie " ON" worden bij A weergegeven.
Snelheidsregelaar
uitschakelen
F Door op de toets 5 te drukken.
F D oor selectie van de functie
snelheidsregelaar.
F
D
oor de motor af te zetten.
De ingestelde snelheid wordt uit het geheugen
gewist.
bi
j deze handelingen wordt de informatie
“ PAUS E ” bij A weergegeven op het
instrumentenpaneel.
bi
j deze handelingen wordt de kruissnelheid
niet gewist; deze blijft zichtbaar op het
instrumentenpaneel.
Storing
Als er een storing in het systeem optreedt ,
verschijnt er een bericht op het display, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het controlelampje
SERVICE branden.
Laat dit controleren door het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruik de snelheidsregelaar alleen als
de verkeersomstandigheden het rijden
met een constante snelheid toelaten.
Gebruik het systeem niet als het druk is,
op slechte wegen of wegen met weinig
grip, of onder andere omstandigheden
die het rijden bemoeilijken.
bl
ijf attent en houd de auto altijd onder
controle .
Het is raadzaam om uw voeten in de
buurt van de pedalen te houden.
Onderbreken/hervatten
F Door het intrappen van rem- of koppelingspedaal.
F
o
f d
oor het indrukken van toets 3 .
F
o
f d
oor het ingrijpen van het c
Ds
of de A
s
r
.bi
j auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak wordt de snelheidsregelaar
uitgeschakeld als de versnellingspook in de
neutraalstand staat.
4
rijden
Page 136 of 344

134
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Lane Departure Warning sy stem (LDWs)
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Activering
F Druk op de knop: het lampje gaat branden.
Uitschakelen
F Druk opnieuw op de knop: het lampje gaat uit.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Detectie
u wordt gewaarschuwd door het trillen van de
z itting van de bestuurdersstoel:
-
r
echts: als de rechter rijstrookmarkering
wordt overschreden,
-
l
inks: als de linker rijstrookmarkering wordt
overschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20
seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Het is mogelijk dat een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op de
weg of een niet-officiële markering (bijv. graffiti).
Storing
In het geval van een storing gaat dit
controlelampje branden vergezeld van een
geluidssignaal en een melding op het display.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit systeem registreert wanneer de bestuurder
onvrijwillig een rijstrookmarkering (doorgetrokken
of onderbroken streep) overschrijdt.
op b
asis van de signalen van sensoren in de
voorbumper wordt de bestuurder gewaarschuwd
als de auto de markering overschrijdt (bij een
wagensnelheid hoger dan 80
km/h).
er kunnen storingen in de detectie optreden:- als de sensoren vuil zijn (modder,
sneeuw, ...),
-
a
ls de rijstrookmarkeringen
weggesleten zijn,
-
a
ls er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen.
Het Lane Departure Warning
s
y
stem is
een hulpmiddel voor de bestuurder, die
desondanks waakzaam moet blijven.
Houd u aan de verkeersregels en las
elke twee uur een pauze in.
rijden
Page 137 of 344

135
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Parkeerplaatsassistent
Dit systeem meet de afmetingen van een
parkeerplek tussen twee auto's of obstakels en
geeft informatie over:
-
d
e mogelijkheid om in een leeg vak te
parkeren, rekening houdend met het
formaat van de auto en de ruimte die nodig
is voor de parkeermanoeuvre,
-
d
e moeilijkheidsgraad van het inparkeren.
Het systeem meet geen parkeervakken op
waarvan de afmetingen aanmerkelijk groter of
kleiner zijn dan uw auto. Het controlelampje van de
parkeerplaatsassistent kan drie verschillende
toestanden aangeven:
-
g
edoofd: de functie is niet ingeschakeld,
-
p
ermanent brandend: de functie
is ingeschakeld, maar er is nog niet
aan de meetvoor waarden voldaan
(richtingaanwijzer niet bediend, snelheid te
hoog) of de meting is beëindigd,
-
kn
ipperend: bezig met meten, of de
melding wordt weergegeven.
u
kunt de functie parkeerplaatsassistent
selecteren door de schakelaar A in te drukken.
een
permanent brandend controlelampje geeft
aan dat de functie geselecteerd is.
ti
jdens de meting verschijnt op het display van
het instrumentenpaneel de melding "Meting
wordt uitgevoerd -maximumsnelheid 20
km/u".Weergave op het
instrumentenpaneel
4
rijden
Page 138 of 344

136
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Werking
u hebt een beschikbare parkeerplek ontdekt:
F D ruk op de schakelaar A om de functie te
selecteren.
F
s
c
hakel de richtingaanwijzer aan de zijde
van de parkeerplek in.
F
r
i
jd tijdens de meting langs de
parkeerplek, met een snelheid van minder
dan 20
km/h, en bereid u voor op het
inparkeren.
Het systeem meet nu de afmetingen van de plek.
F
H
et systeem geeft de moeilijkheidsgraad
voor het inparkeren aan met een melding
op het display van het instrumentenpaneel,
vergezeld van een geluidssignaal.
F
A
fhankelijk van de melding die het systeem
geeft, kunt u de parkeermanoeuvre al dan
niet uitvoeren. De functie kan de volgende meldingen
weergeven:
Inparkeren JA
Inparkeren moeilijk
Inparkeren NEE De functie wordt automatisch uitgeschakeld:
-
b
ij het inschakelen van de
achteruitversnelling,
-
b
ij het afzetten van het contact,
-
a
ls geen meting nodig is,
-
v
ijf minuten na het selecteren van de functie,
-
a
ls gedurende langer dan een minuut met
meer dan 70
km/h wordt gereden.
Als de zijdelingse afstand tussen uw auto en de
parkeerplek te groot is, bestaat de kans dat het
systeem geen meting uitvoert.
De functie blijft na een berekening
ingeschakeld en kan dus meerdere
parkeermogelijkheden achter elkaar bepalen.
Zorg ervoor dat de sensoren bij slecht weer en
in de winter niet bedekt worden door vuil en
sneeuw.
ti
jdens het bepalen van de beschikbare ruimte
wordt de parkeerhulp vóór uitgeschakeld.
Laat het systeem bij een storing
controleren door het
c
It
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
rijden
Page 139 of 344

137
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Parkeerhulp voor en/of achter met grafische weergave en geluidssignalen
Het systeem wordt ingeschakeld :
- z odra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld,
-
b
ij vooruitrijden met een snelheid lager dan
10
km/h.
Dit wordt aangegeven door een geluidssignaal
en/of door de weergave van de auto op het
multifunctionele display.
De afstand tot het obstakel wordt aangegeven
door:
-
g
eluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de auto dichter bij het
obstakel komt,
-
e
en grafische weergave op het
multifunctionele display, met blokjes die
steeds dichter bij de auto komen.
De plaats van het obstakel wordt aangegeven
door de luidsprekers die het geluidssignaal
weergeven (voor/achter en links/rechts).
Als de auto minder dan ongeveer
30
centimeter van het obstakel ver wijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar en/of
verschijnt het symbool "Gevaar", afhankelijk
van het type multifunctioneel display. De parkeerhulp wordt uitgeschakeld
:
- a ls de achteruit wordt uitgeschakeld,
-
a
ls bij het vooruitrijden de wagensnelheid
hoger dan 10
km/h is,
-
a
ls de auto langer dan 3 seconden stilstaat.
De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
Dit systeem bestaat uit afstandssensoren
die zijn aangebracht in de voor- en/of
achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich achter de auto bevindt. Het waarschuwt u
echter niet voor objecten die zich direct onder
de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of
gelijksoortige voorwerpen worden waargenomen
bij aanvang van de manoeuvre, maar niet meer
wanneer de auto te dicht genaderd is.
4
rijden
Page 140 of 344

138
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of bij
slecht weer niet bedekt zijn met modder, ijs of
sneeuw. Als de sensoren vuil zijn, wordt dit bij
het inschakelen van de achteruitversnelling
aangegeven door een geluidssignaal
(lange piep).
Als de wagensnelheid lager is dan 10
km/h,
kunnen door sommige geluiden (motor fiets,
vrachtwagen, wegwerkzaamheden, ...) de
geluidssignalen van de parkeerhulp onnodig
worden geactiveerd.
Activeren
Deactiveren
F Druk op de toets A . Het verklikkerlampje
gaat branden en het systeem is volledig
uitgeschakeld.
Het systeem zal automatisch worden
uitgeschakeld bij het trekken van een
aanhangwagen of de montage van een
fietsendrager (auto uitgerust met een
door
c
It
ro
Ën
aanbevolen trekhaak of
fietsendrager).
F
D
ruk nogmaals op de toets A. Het
verklikkerlampje gaat uit en het systeem is
weer ingeschakeld.
rijden