CITROEN C5 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: C5, Model: CITROEN C5 2015Pages: 344, PDF Size: 13.02 MB
Page 91 of 344

89
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Armsteun achter
De armsteun achter verhoogt het comfort van de achterpassagiers en dient tevens als opbergvak.
Bekerhouders
De bekerhouders achter A bevinden zich in de
middenarmsteun achter.
F
k
l
ap de armsteun neer.
F
t
r
ek de houder naar voren om de
bekerhouders te kunnen gebruiken.
Opbergvak
F til het bovenste gedeelte van de middenarmsteun achter op voor toegang
tot het opbergvak B .
12V-accessoireaansluiting
Deze bevindt zich bij de asbak achterin.
Maximumvermogen: 100
W.
3
ergonomie en comfort
Page 92 of 344

90
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Zonnescherm achterportieren
F trek aan de lip A en bevestig het
zonnescherm aan de haak B .
Zonnescherm achter (Sedan)
F trek aan de lip C om het zonnescherm uit
te rollen,
F
m
aak het zonnescherm vast aan de
haken D .
Skiluik
In de rugleuning van de achterbank, achter de
middenarmsteun, bevindt zich een luik voor het
vervoeren van lange voorwerpen.
Openen
F klap de middenarmsteun neer.
F
tr ek de handgreep van het luik omlaag.
F
b
e
weeg het luik omlaag.
F
V
oer de lading vanuit de bagageruimte
door de opening van het luik.
Zorg ervoor dat de voor werpen goed
vastzitten, zodat de bestuurder er bij het
schakelen niet door wordt gehinderd.
ergonomie en comfort
Page 93 of 344

91
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Voorzieningen bagageruimte (se dan)
1. Vloerplaat (opbergruimte van het
reservewiel). 2. V
erlichting.
3. P laats van de cD -wisselaar voor 6 cD 's.
Sjorogen
F Gebruik de 4 sjorogen op de vloer van
de bagageruimte om voor werpen in de
bagageruimte vast te zetten.
Voor uw veiligheid bij een noodstop is het
raadzaam zware bagage zo ver mogelijk naar
voren in de bagageruimte te plaatsen.
3
ergonomie en comfort
Page 94 of 344

92
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Voorzieningen bagageruimte (tou rer)
1. Haak H
ieraan kunt u een boodschappentas
vasthaken.
2.
Z
aklamp
Z
et de lamp terug in de steun als u deze
wilt opladen.
3.
O
pbergnet 1. Bag
ageafdekscherm
(
zie beschrijving op de volgende bladzijde)
2.
Sj
orogen
G
ebruik voor het bevestigen van uw
bagage de 4
sjorogen in de koffervloer.
I
n verband met de veiligheid bij een
noodstop wordt geadviseerd zware
voor werpen zo ver mogelijk naar voren op
de vloer van de bagageruimte te plaatsen.
3.
H
aken
H
ieraan kunt u een veiligheidsnet
voor hoge belading bevestigen (voor
beschrijving zie volgende bladzijde). 1. V
erlichting bagageruimte
2. 1 2V-accessoireaansluiting (max. 100 W)
D
it is een 12V-aansluiting van het type
aansteker. Deze aansluiting bevindt zich in
de bekleding rechtsachter.
3.
B
ediening van de wagenhoogte
H
iermee kunt u de wagenhoogte in de
gewenste stand zetten als hulp bij het in- of
uitladen van bagage.
4.
H
aak
H
ieraan kunt u een boodschappentas
vasthaken.
5.
O
pbergnet of Afgesloten vak
D
eze ruimte is bedoeld voor een
c
D-wisselaar voor 6
c
D’s.
ergonomie en comfort
Page 95 of 344

93
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Bagageafdekscherm (Tourer)
Oprollen
F Druk voorzichtig de vergrendeling
(Pr ess) i n. Het bagageafdekscherm wordt
automatisch opgerold.
De flap A kan langs de leuning van de
achterbank worden neergeklapt.
Verwijderen
F knijp de bediening 1 in en licht het
bagageafdekscherm eerst aan het rechter
uiteinde op, daarna aan het linker uiteinde
en verwijder het.
Plaatsen
F Plaats het linker uiteinde van het oprolmechanisme in de uitsparing B achter
de achterbank.
F
k
n
ijp de bediening 1 van het
oprolmechanisme in en bevestig het in de
uitsparing C rechts.
F
L
aat de bediening los om het
bagageafdekscherm te bevestigen.
F
r
o
l het bagageafdekscherm af tot het vast
kan worden gezet aan de achterstijl.
3
ergonomie en comfort
Page 96 of 344

94
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Bagagenet voor hoge
belading (Tourer)
Het net, dat aan de specifieke bovenste en
onderste bevestigingen wordt vastgemaakt,
zorgt ervoor dat de auto tot aan het dak kan
worden beladen:
-
a
chter de achterbank (zitrij 2),
-
a
chter de voorstoelen (zitrij 1) wanneer de
achterbank is neergeklapt.
co
ntroleer bij het plaatsen van het net of de
gespen van de riemen zichtbaar zijn vanuit de
bagageruimte; hierdoor is het gemakkelijker de
riemen te ontspannen of aan te spannen.
Plaatsen
F klap de rugleuningen van de achterstoelen neer,
F
p
laats het oprolmechanisme van het
beschermnet voor hoge belading boven
de twee rails 1
achter de achterstoelen
(2/3
gedeelte van de bank). De twee
uitsparingen 2
moeten zich boven de
twee rails bevinden, F
s teek de twee rails 1 in de uitsparingen
2
en duw het oprolmechanisme (over de
lengte) van rechts naar links om het te
blokkeren,
F
p
laats de rugleuningen van de
achterstoelen terug.
ergonomie en comfort
Page 97 of 344

95
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Zitrij 1
Voor gebruik bij zitrij 1:
F
k lap de rugleuningen van de achterstoelen
n e e r,
F
o
pen de vergrendelingen 3 van de
corresponderende bovenste bevestigingen,
F
r
ol het beschermnet voor hoge belading
af en steek een van de uiteinden van
de metalen stang van het net in de
corresponderende vergrendeling. Zorg
ervoor dat de haak goed in de rail ligt in de
vergrendeling 3 ,
F
t
rek aan de metalen stang van het
beschermnet voor hoge belading om de
andere haak in de tweede vergrendeling te
bevestigen.
Zitrij 2
Voor gebruik bij zitrij 2:
F o pen de vergrendelingen 4 van de
corresponderende bovenste bevestigingen,
F
r
ol het beschermnet voor hoge belading
vanaf de achterbank af door het van de
bevestigingshaken te drukken,
F
p
laats een van de uiteinden van de metalen
stang van het net in de vergrendeling van
de corresponderende bevestiging. Zorg
ervoor dat de haak goed in de rail ligt in de
vergrendeling,
F
p
laats de andere haak in de tweede
vergrendeling en trek de metalen stang
naar u toe.
3
ergonomie en comfort
Page 98 of 344

96
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
enkele rijadviezen
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen. Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
ri
cht uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
ri
jd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Belangrijk!
rijd nooit met aangetrokken handrem - ka ns op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto
niet met draaiende motor stil op een
plaats waar brandbaar materiaal (droog
gras, afgevallen blad, ...) in contact kan
komen met het warme uitlaatsysteem -
ka
ns op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P , afhankelijk van het
type versnellingsbak.
be
nt u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
k
ijk of het water niet meer dan 15
cm
diep is, houd daarbij rekening met golfen
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
s
chakel het
s
t
op &
s
t
art-systeem uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan.
r
i
jd in elk geval niet
sneller dan 10
km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
rijden
Page 99 of 344

97
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een specifieke code beschikt.
om t e kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
bi
j een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door dit verklikkerlampje
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden.
ra
adpleeg zo snel mogelijk het c
It
ro
Ën-
n
etwerk.
starten - afzetten van de motor
bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto.
Contactslot
Het contactslot heeft 3 standen:
- stand 1
(Stop): sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
-
stand 2
(Contact): stuurslot ontgrendeld,
aanzetten van het contact, voorgloeien
dieselmotor, draaien van de motor,
-
stand 3
(Star ten).
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan
het contactslot veroorzaken.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt,
schakelt het systeem over op de eco-mode:
de elektrische voeding wordt automatisch
uitgeschakeld zodat de accu voldoende
opgeladen blijft.
4
rijden
Page 100 of 344

98
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Starten van de motor
Wacht tot dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel dooft en activeer
vervolgens de startmotor door de
sleutel in de stand 3
te houden tot de
motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait.
Handrem aangetrokken, versnellingsbak in de
neutraalstand of selectiehendel in de stand N
of P:
F
t
rap het koppelingspedaal volledig in
(handgeschakelde versnellingsbak),
of
F
t
rap het rempedaal volledig in (elektronisch
gestuurde versnellingsbak of automatische
transmissie),
F
s
teek de sleutel in het contactslot; het
systeem herkent de code,
F
o
ntgrendel het stuurslot door tegelijkertijd
aan het stuur wiel en aan de contactsleutel
te draaien.
F
A
uto's met een benzinemotor: activeer de
startmotor door de sleutel in de stand 3
te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef
hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait. Laat de motor nooit draaien in een
onvoldoende geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren
stoten gevaarlijke gassen, zoals
koolmonoxide, uit.
k ans op vergiftiging
met dodelijke afloop.
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager dan
-23°
c) d
e motor gedurende 4 minuten
stationair draaien alvorens weg te rijden.
Deze handelswijze komt de goede
werking en de duurzaamheid van de
mechanische onderdelen van de auto,
motor en versnellingsbak ten goede.
ond
er winterse omstandigheden blijft
het verklikkerlampje langer branden.
Als de motor warm is, gaat het
verklikkerlampje niet branden.
In bepaalde gevallen is veel kracht
nodig bij het draaien aan het stuur wiel
(bijvoorbeeld als de wielen niet rechtuit
st a a n). F
A
uto's met een dieselmotor: draai de
sleutel in de stand 2 (aanzetten van het
contact) om de motor te laten voorgloeien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af. Wacht even alvorens opnieuw
te starten. Als de motor ook na een
aantal pogingen niet aanslaat, probeer
dan niet langer de motor te starten:
de startmotor en de motor zouden
beschadigd kunnen raken.
n
e
em
contact op met het
c
It
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. Laat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk
weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
rijden