CITROEN C5 AIRCROSS 2022 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2022, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2022Pages: 276, PDF Size: 7.91 MB
Page 51 of 276

49
Ergonomie en comfort
3► Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag 
tot de gewenste stand is bereikt.
Elektrisch verstelbare 
stoelen
Voer deze verstellingen alleen bij 
draaiende motor uit om te voorkomen dat 
de accu leeg raakt.
Verstelling in lengterichting 
 
► Duw de schakelaar naar voren of naar 
achteren om de stoel in lengterichting te 
verplaatsen tot de gewenste positie is verkregen.
Verstellen van de rugleuning 
 
► Duw de schakelaar naar voren of naar 
achteren.
Elektrisch verstelbare lendensteun 
 
Met deze schakelaar kan de lendensteun zowel 
in diepte als in hoogte worden ingesteld.
► Houd het  voorste of het achterste 
gedeelte van de schakelaar ingedrukt om 
de mate van steun voor de lendenen te 
vergroten of te verkleinen.
►
 
Houd het bovenste of onderste gedeelte 
van de knop ingedrukt om de lendensteun te 
verhogen of te verlagen.
Hoogte en hoek van de zitting 
 
► Duw de achterzijde van de schakelaar 
omhoog of omlaag om de gewenste hoogte te 
verkrijgen.
►
 
Duw de voorzijde van de schakelaar omhoog 
of omlaag om de gewenste hoek van de zitting 
te verkrijgen.
Comfortfuncties
Zitposities opslaan  
Deze functie, die is gekoppeld aan de 
elektrisch verstelbare bestuurdersstoel, biedt 
de mogelijkheid om twee standen van de 
bestuurdersstoel in het geheugen op te slaan. 
Dit vergemakkelijkt het instellen van de stoel als 
de auto regelmatig door een andere bestuurder 
wordt gebruikt.
Het slaat de elektrisch afgestelde posities van de 
stoel en de buitenspiegels op.
 
 
Met de toetsen M / 1 / 2
►  Stap in de auto en zet het contact aan.
►
 
Zet uw stoel en de buitenspiegels in de 
gewenste stand.
►
 
Druk op toets 
 M en vervolgens binnen 4 
seconden op toets  1 of 2.
Het opslaan wordt bevestigd door een 
geluidssignaal.
Het opslaan van een andere stand annuleert de 
vorige, in het geheugen opgeslagen stand.  
Page 52 of 276

50
Ergonomie en comfort
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld 
aan het einde van de cyclus; het controlelampje 
van de toets gaat uit.
Stuurwielverstelling 
 
► Zorg dat de auto stilstaat  en trek aan de 
hendel  A om het verstelmechanisme van het 
stuurwiel te ontgrendelen.
►  Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor 
een optimale zithouding.
►  Duw tegen de hendel  A om het 
verstelmechanisme van het stuurwiel te 
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen om 
veiligheidsredenen alleen worden 
uitgevoerd als de auto stilstaat.
Oproepen van een opgeslagen zitpositie
Zorg ervoor dat het verplaatsen van de 
stoel niet gehinderd wordt door 
voorwerpen of personen.
Contact aan of draaiende motor
►
 
Druk op toets 
 1 of 2 om de betreffende 
zitpositie op te roepen.
Er klinkt een geluidssignaal wanneer de 
stoelpositie volledig is aangepast.
U kunt de beweging onderbreken door op de 
toets M, 1 of 2 te drukken of door één van de 
schakelaars van de stoelverstelling te bedienen.
U kunt een zitpositie niet oproepen tijdens het 
rijden.
Het opvragen van een opgeslagen zitpositie is 
tot ongeveer 45 seconden na het afzetten van 
het contact mogelijk.
Stoelverwarming 
 
 
 
De functie werkt alleen als de motor draait.
►  Druk op de toets voor uw stoel.
► Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de 
stand van de verwarming; het bijbehorende 
aantal controlelampjes gaat branden.
►
 
U kunt de verwarming uitschakelen door op 
de toets te drukken totdat alle controlelampjes 
uit zijn.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij 
het uitzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet 
wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel 
mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige 
temperatuur hebben bereikt, schakel de 
functie uit; als het stroomverbruik daalt, daalt 
ook het energieverbruik.
Langdurig gebruik van de 
stoelverwarming wordt afgeraden voor 
personen met een gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen 
voelen door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen, 
kunnen brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het 
verwarmingselement en kortsluiting:
–
 
Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
–
 
Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of 
op de stoel staan.
–
 
Mors geen vloeistoffen op de stoel.
–
 
Gebruik de stoelverwarming nooit als de 
stoel vochtig is.
Meerkeuzemassagefunctie
Systeem waarbij kan worden gekozen uit 
verschillende massagesoorten en waarbij 
de intensiteit van de massage kan worden 
ingesteld.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en in de 
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Via het touchscreen kunnen de instellingen van 
de massagefunctie worden aangepast.
De functie kan worden geactiveerd met de toets 
op de voorstoel.
► Druk op deze toets. Het 
controlelampje gaat branden.
De functie wordt onmiddellijk geactiveerd 
waarbij de laatst opgeslagen instellingen worden 
gebruikt. Bovendien wordt de pagina voor het 
wijzigen van de instellingen geopend op het 
touchscreen.
Als de instellingen naar uw zin zijn, hoeft u niets 
te doen en zal deze pagina automatisch weer 
sluiten.
De instellingen wijzigen:
►
 
Selecteer een andere soort massage; u hebt 
de keuze uit vijf mogelijkheden.
►
 
Selecteer een massage-intensiteit uit de drie 
verschillende niveaus: " 1
" (Zacht), "2" (Normaal) 
of "3" (Hard).
De wijzigingen worden direct toegepast.
Zodra het systeem is ingeschakeld, wordt er een 
massagecyclus van één uur gestart, bestaande 
uit sessies van 6 minuten massage en 4 minuten 
pauze.  
Page 53 of 276

51
Ergonomie en comfort
3Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld 
aan het einde van de cyclus; het controlelampje 
van de toets gaat uit.
Stuurwielverstelling 
 
► Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de 
hendel  A
 om het verstelmechanisme van het 
stuurwiel te ontgrendelen.
►
 
V
 erstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor 
een optimale zithouding.
►
 
Duw tegen de hendel  A
 om het 
verstelmechanisme van het stuurwiel te 
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen om 
veiligheidsredenen alleen worden 
uitgevoerd als de auto stilstaat.
Spiegels
Buitenspiegels
Ontwasemen/Ontdooien
Als de auto is voorzien van  spiegelverwarming, kunt u deze 
inschakelen door op de toets van de 
achterruitverwarming te drukken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer 
informatie over de  achterruitverwarming .
Afstellen 
 
► Beweeg schakelaar A  naar rechts of links om 
de juiste buitenspiegel te selecteren.
►
 
Duw schakelaar  B
 in de vier richtingen om de 
spiegel af te stellen.
►
 
Zet schakelaar 
 A weer in de middenstand.
Stel de buitenspiegels om 
veiligheidsredenen zo af dat de dode 
hoek zo klein mogelijk is.
De objecten die u in de spiegel ziet zijn 
dichterbij dan ze lijken. Houd hiermee 
rekening om de afstand ten opzichte van 
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Handmatig inklappen
De spiegels kunnen handmatig worden ingeklapt 
(parkeren, smalle garage, enz.).
►
 
Kantel de spiegel richting de auto.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitrusting kunnen de spiegels 
elektrisch worden ingeklapt als de auto wordt 
geparkeerd.
► Zorg dat het contact is 
aangezet en zet schakelaar  A
 
vanuit de auto in de middelste 
stand.
►
 
Beweeg schakelaar  A
 naar 
achteren.
►
 
V
ergrendel de auto van buitenaf.
Elektrisch uitklappen
► Van buitenaf: ontgrendel de auto.
►  V an binnenuit: zet met aangezet contact 
schakelaar  A
  in de middelste stand en beweeg 
deze daarna naar achteren.  
Page 54 of 276

52
Ergonomie en comfort
Hoofdsteunen achter 
 
Er zijn twee standen:
– de hoge stand  (gebruiksstand):
►  beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de 
aanslag.
– de  lage stand (opgeborgen stand), als de 
zitplaats onbezet is: ►  druk de pallen  A in om de hoofdsteun te 
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
De hoofdsteunen achter kunnen worden 
verwijderd.
Verwijderen van een hoofdsteun:
►  beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de 
aanslag,
►  druk vervolgens de pallen  A in om de 
hoofdsteun te ontgrendelen en beweeg hem 
helemaal omhoog,
►  berg de hoofdsteun op.
Terugplaatsen van een hoofdsteun:
►  steek de pennen van de hoofdsteun in de 
geleiders van de desbetreffende rugleuning,
►  duw de hoofdsteun omlaag tot aan de 
aanslag,
►  druk de pallen  A in om de hoofdsteun te 
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
De functie voor het automatisch in- en 
uitklappen van de buitenspiegels met de 
afstandsbediening kan via het menu 
Rijverlichting
 
/ Auto
  van het touchscreen 
worden ingesteld.
Automatisch kantelen van  buitenspiegels bij achteruitrijden
  
Afhankelijk van de uitvoering kunnen de spiegels 
met deze functie automatisch omlaag worden 
gekanteld, om achteruit parkeren gemakkelijker 
te maken.
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld 
terwijl de motor draait, wordt het spiegelglas van 
de spiegels naar de grond gericht.
Ze keren terug naar de oorspronkelijke stand:
–
 
Enkele seconden nadat er uit de 
achteruitversnelling is geschakeld.
–
 
W
 anneer er sneller dan 10   km/h wordt 
gereden.
–
 
Als de motor wordt afgezet.
De functie wordt ingesteld in het menu 
Rijverlichting/Auto  op het touchscreen.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een 
antiverblindingsstand waardoor de spiegel 
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder 
ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de 
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Instellingen
►
 Stel de spiegel af als deze in de dagstand 
staat.
Dag-/nachtstand
 
 
► Trek aan het hendeltje om de spiegel in de 
nachtstand te zetten.
►
 
Duw het hendeltje naar voren om de spiegel 
terug te zetten in de dagstand.
Automatische "elektrochroom"  modellen
 
 
 
 
Het elektrochroomsysteem gebruikt een sensor 
voor het detecteren van het niveau van het 
buitenlicht en van het licht dat van achteren 
op de spiegel valt, zodat er automatisch en 
geleidelijk tussen dag- en nachtstand kan 
worden geschakeld.
Voor optimaal zicht bij het manoeuvreren 
wordt het spiegelglas automatisch 
helderder als de achteruitversnelling wordt 
ingeschakeld.
Het systeem wordt uitgeschakeld als de 
lading in de bagageruimte hoger dan de 
bagageafdekking is of als er voorwerpen op 
de bagageafdekking zijn geplaatst.
Achterbank
De drie stoelen van de tweede zitrij zijn 
onafhankelijk en hebben dezelfde breedte. 
De rugleuning van deze stoelen kan worden 
neergeklapt om de bagageruimte aan te passen.   
Page 55 of 276

53
Ergonomie en comfort
3Hoofdsteunen achter 
 
Er zijn twee standen:
–  de  hoge stand  (gebruiksstand):
►
 
beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de 
aanslag.
–
  de  lage stand (opgeborgen stand), als de 
zitplaats onbezet is: ►
 
druk de pallen  A
 in om de hoofdsteun te 
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
De hoofdsteunen achter kunnen worden 
verwijderd.
Verwijderen van een hoofdsteun:
►
 
beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de 
aanslag,
►
 
druk vervolgens de pallen  A
 in om de 
hoofdsteun te ontgrendelen en beweeg hem 
helemaal omhoog,
►
 
berg de hoofdsteun op.
T
erugplaatsen van een hoofdsteun:
►
 
steek de pennen van de hoofdsteun in de 
geleiders van de desbetreffende rugleuning,
►
 
duw de hoofdsteun omlaag tot aan de 
aanslag,
►
 
druk de pallen  A
 in om de hoofdsteun te 
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
Ga nooit rijden met passagiers op de 
achterbank als de hoofdsteunen zijn 
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn 
geplaatst en in de hoge stand staan.
In lengterichting verstellen
Het neerklappen en rechtop zetten van 
de stoelen mag uitsluitend worden 
uitgevoerd bij stilstaande auto.
Elke stoel kan afzonderlijk worden versteld.
 
 
► Trek de beugel omhoog en schuif de stoel in 
de gewenste stand.
Nadat de rugleuning is neergeklapt, kan 
de stoel niet meer worden verschoven.
Rugleuninghoek
Er zijn meerdere standen beschikbaar. 
 
► Beweeg de stoel naar voren.
►  T rek de riem naar voren en zet vervolgens de 
rugleuning in de gewenste stand.
Neerklappen van de 
rugleuningen
De rugleuningen van de stoelen mogen 
alleen worden neergeklapt wanneer de 
auto stilstaat.
Voorbereidende handelingen:
►
 
zet de hoofdsteunen omlaag,
►
 
schuif indien nodig de voorstoelen naar 
voren,
►
 
zorg ervoor dat de rugleuningen ongehinderd 
kunnen worden neergeklapt (verwijder kleding, 
bagage, enz.),
►
 
controleer of de buitenste veiligheidsgordels 
correct zijn gespannen langs de stijlen, of de 
middelste veiligheidsgordel is opgeborgen en of 
de gespen van de drie veiligheidsgordels in de 
correcte opbergpositie staan.
    
Page 56 of 276

54
Ergonomie en comfort
 
► Trek stevig aan de riem 1 om de rugleuning 
te ontgrendelen.
► 
Beweeg de rugleuning  2
 naar voren tot hij 
horizontaal ligt.
De rugleuningen in de 
oorspronkelijke stand 
terugzetten
Pak de veiligheidsgordel en houd deze 
vast tijdens de procedure alvorens de 
rugleuning van de buitenste stoelen in de 
normale stand te zetten.
►
 
Zet de rugleuning  2
 rechtop en druk hem 
stevig aan zodat hij wordt vergrendeld.
►
 
Controleer of de riem  1
 van de ontgrendeling 
correct naar de positie is teruggekeerd.
►
 
Controleer of de buitenste veiligheidsgordels 
niet klem komen te zitten bij het terugplaatsen 
van de rugleuning.
Let op: als de rugleuning niet goed is 
vergrendeld, komt bij een noodstop of 
een aanrijding de veiligheid van de 
passagiers ernstig in het geding.
Voorwerpen in de bagageruimte kunnen naar 
voren worden geslingerd - Kans op ernstig 
letsel!
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van 
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder 
de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
De bedieningselementen zijn toegankelijk via het 
menu Airconditioning  van het touchscreen of 
zijn bij elkaar geplaatst op het bedieningspaneel 
van de middenconsole.
Luchtverdeling 
 
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste 
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en 
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte 
achterpassagiers
7. Verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters 
met aanjager (afhankelijk van de uitvoering)
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en 
airconditioningssysteem
►
 
Let erop dat voor een gelijkmatige 
verdeling van de lucht naar het interieur 
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de 
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters 
en overige uitstroomopeningen alsmede de 
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij 
blijven.
►
 
Dek de zonnesensor op het 
dashboard niet af; deze wordt gebruikt 
voor het regelen van het automatische 
airconditioningssysteem.
►
 
Zet de airconditioning minstens één of 
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan 
om het systeem in perfecte staat te houden.   
Page 57 of 276

55
Ergonomie en comfort
3► Gebruik de airconditioning niet als deze 
niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken 
van een aanhanger op een steile helling 
bij een hoge buitentemperatuur) kan de 
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld 
voor een optimale trekkracht van de motor
.
Vermijd het te lang rijden met een 
uitgeschakelde aanjager en het te lang 
gebruiken van de luchtrecirculatie om te 
voorkomen dat de ruiten beslaan of de 
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is  wanneer de auto lang in de zon heeft 
gestaan, is het raadzaam het 
passagierscompartiment korte tijd te 
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid 
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in 
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning 
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje 
water onder de auto vormt. Dit is een normaal 
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en 
airconditioningssysteem
►
 
Controleer regelmatig de staat van het 
interieurfilter en laat de filterelementen 
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd 
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het 
toegevoegde speciale actieve middel is de 
lucht die de inzittenden inademen schoner en 
blijft het interieur schoner (vermindering van 
allergische reacties, stank en vetaanslag).
►
 
Om een correcte werking van de 
airconditioning te garanderen moet u deze 
overeenkomstig de aanbevelingen in het 
onderhouds- en garantieboekje laten 
controleren.
Stop & Start
De verwarmings- en 
airconditioningssystemen werken alleen als 
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem 
uit om een comfortabele temperatuur in het 
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek 
voor meer informatie over het  Stop & 
Start-systeem.
Handbediende 
airconditioning
 
 
Druk op de toets van het menu 
Airconditioning  onder het touchscreen 
om de pagina met de bedieningstoetsen van het 
systeem weer te geven.
 
 
1. Automatisch programma Zicht.
2. Recirculatie van interieurlucht.
3. Achterruitverwarming.
4. Systeem uitschakelen.
5. Regeling van de luchtstroom.
6. Regeling van de temperatuur.
7. Regeling van de luchtverdeling.
8. Airconditioning aan/uit.
9. Maximale stand van de airconditioning.
De airconditioning werkt alleen als de motor 
draait.   
Page 58 of 276

56
Ergonomie en comfort
Temperatuurregeling
► Druk op een van de pijlen 6  om de waarde te 
verlagen (blauw) of te verhogen (rood).
De weergegeven waarde heeft betrekking op 
een bepaald comfortniveau en niet op een 
exacte temperatuur.
Druk voor maximale koeling of 
verwarming van de passagiersruimte op 
de toets “omlaag” of “omhoog” van de 
temperatuur totdat LO of HI wordt 
weergegeven.
Regeling luchtopbrengst
► Druk op een van de toetsen  5  om de 
aanjagersnelheid te verhogen ( +) of te verlagen 
(-).
Het symbool van de luchtopbrengst 
(ventilator) wordt geleidelijk opgevuld als de 
aanjagersnelheid toeneemt.
Door de aanjagersnelheid in de laagst mogelijke 
stand te zetten wordt de aanjager volledig 
uitgeschakeld.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde 
aanjager om te voorkomen dat de ruiten 
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Regeling luchtverdeling
Met de drie toetsen 7 kunt u de luchtverdeling in 
het interieur instellen.
Voorruit en zijruiten. 
Middelste ventilatierooster en 
zijventilatieroosters.
Voetenruimten. 
Bij het indrukken van een toets wordt de 
desbetreffende functie in- of uitgeschakeld. Het 
lampje brandt als de functie is ingeschakeld. 
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht 
over het interieur kunnen de drie toetsen 
gelijktijdig zijn geactiveerd.
Automatisch programma  "zicht"
Raadpleeg de rubriek " Ontwasemen/ontdooien 
voorruit" voor meer informatie over de toets 1 
"Automatisch progamma Zicht".
Airconditioning aan/uit.
De airconditioning werkt doeltreffend in elk 
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
–
 
de temperatuur in het interieur 's zomers te 
verlagen,
–
 
in de winter
 , bij temperaturen boven 3°C, 
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
►
 
Druk op toets 
 8 om de airconditioning in of uit 
te schakelen.
Als het lampje brandt, is de airconditioning 
ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de 
aanjager is uitgeschakeld.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt 
u korte tijd de recirculatiestand gebruiken. 
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht 
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan 
negatieve effecten hebben (vocht, condens).
Automatische  airconditioning met 
gescheiden regeling
 
 
Druk op de toets van het menu 
Airconditioning  onder het touchscreen 
om de pagina met de bedieningstoetsen van het 
systeem weer te geven.
 
    
Page 59 of 276

57
Ergonomie en comfort
3 
 
1.Automatisch programma Zicht.
2. Recirculatie van interieurlucht.
3. Achterruitverwarming.
4. Systeem uitschakelen.
5. Regeling van de luchtstroom.
6. Regeling van de temperatuur.
7. Regeling van de luchtverdeling.
8. Airconditioning aan/uit.
9. Maximale stand van de airconditioning.
10. Inschakelen van automatisch 
comfortprogramma.
11 . Secundaire pagina openen.
12. Voorverwarming/-koeling interieur 
(afhankelijk van de uitvoering).
13. Selecteren van instellingen voor het 
automatische comfortprogramma 
(Langzaam/Normaal/Snel).
14. Centrale regeling / gescheiden regeling.
15. "AQS"-functie (Air Quality System) 
(afhankelijk van de uitvoering).
Dit airconditioningssysteem werkt bij draaiende 
motor, maar de ventilatie en bedieningsfuncties 
werken ook bij aangezet contact.
De airconditioning, de temperatuur, de 
luchtstroom en de luchtverdeling in het interieur 
worden automatisch geregeld.
Temperatuurregeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de 
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
►
 
Druk op een van de toetsen  6
 om de waarde 
te verlagen (blauw) of te verhogen (rood).
De weergegeven waarde heeft betrekking op 
een bepaald comfortniveau en niet op een 
exacte temperatuur.
Het is raadzaam het verschil tussen de 
instellingen links en rechts niet meer dan 3 te 
laten bedragen.
Druk voor maximale koeling of 
verwarming van de passagiersruimte op 
de toets “omlaag” of “omhoog” van de 
temperatuur totdat LO of HI wordt 
weergegeven.
Automatisch  comfortprogramma
► Druk op toets  10 "AUTO" om de 
automatische stand van de airconditioning in te 
schakelen.
Als het lampje van de toets brandt, werkt het 
airconditioningssysteem automatisch: afhankelijk  van het comfortniveau dat u hebt geselecteerd, 
zorgt het systeem voor een optimale 
temperatuur, luchtopbrengst en luchtverdeling in 
het interieur.
De intensiteit van het automatische 
comfortprogramma kan worden ingesteld door 
op de secundaire pagina een van de instellingen 
te selecteren. Deze pagina kan worden geopend 
via de toets 11
 "OPTIES".
Druk om de door het desbetreffende lampje 
aangegeven instelling te wijzigen meerdere 
keren op toets 13 tot de gewenste instelling 
wordt weergegeven:
"Langzaam": voor een aangenaam comfort en 
een zo laag mogelijk geluidsniveau, aangezien 
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
"Normaal": voor het beste compromis tussen 
thermisch comfort en een laag geluidsniveau 
(standaardinstelling).
"Snel": voor een doeltreffende en dynamische 
luchttoevoer.
Gebruik de instelling " Normaal" of "Snel" om het 
comfort te waarborgen van de passagiers op de 
achterstoelen.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de 
automatische stand worden gebruikt. Als de 
stand AUTO echter wordt uitgeschakeld, blijft het 
lampje van de geselecteerde instelling branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand 
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO 
hierdoor niet ingeschakeld.   
Page 60 of 276

58
Ergonomie en comfort
► Druk op toets 8 om de airconditioning in of uit 
te schakelen.
Als het lampje brandt, is de airconditioning 
ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de 
aanjager is uitgeschakeld.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt 
u korte tijd de recirculatiestand gebruiken. 
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht 
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan 
negatieve effecten hebben (vocht, condens).
Centrale regeling / 
gescheiden regeling
De temperatuurinstelling aan 
voorpassagierszijde kan worden afgestemd 
op de instelling aan bestuurderszijde (functie 
centrale regeling).
U kunt deze functie inschakelen op de 
secundaire pagina die u kunt openen via de 
toets 11  "OPTIES ".
►  Druk op de toets 14 om de functie "MONO" 
(centrale regeling) in te schakelen; de functie 
krijgt de status "ON".
De functie wordt automatisch uitgeschakeld 
als de passagier de toetsen voor de 
temperatuurregeling aan zijn zijde bedient 
(functie gescheiden regeling).
Om bij koud weer en koude motor de 
toevoer van koude lucht in het interieur 
te beperken, wordt de luchtopbrengst 
geleidelijk vergroot tot de gewenste 
comfortwaarde is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij het 
instappen veel lager of hoger is dan de 
ingestelde waarde, heeft het geen zin om 
voor een optimale temperatuur de ingestelde 
waarde te wijzigen. Het systeem corrigeert 
automatisch en zo snel mogelijk het 
temperatuurverschil.
Automatisch programma  "zicht"
Raadpleeg de rubriek " Ontwasemen/ontdooien 
voorruit" voor meer informatie over de toets 1 
"Automatisch progamma Zicht".
Functie "Air Quality 
System" (AQS)
Met behulp van een luchtkwaliteitssensor 
schakelt deze functie automatisch de recirculatie 
van de interieurlucht in als een bepaalde 
grenswaarde voor de vervuiling van de 
buitenlucht wordt bereikt.
Als de luchtkwaliteit weer voldoende is, wordt 
de recirculatie van de interieurlucht automatisch 
uitgeschakeld.
Deze functie is niet in staat om vervelende 
geurtjes te detecteren. De recirculatie wordt automatisch ingeschakeld 
als de ruitensproeiers vóór worden gebruikt of de 
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie werkt niet als de buitentemperatuur 
lager is dan 5
  °C, om te voorkomen dat de 
voorruit en zijruiten beslaan.
U kunt deze functie in- en uitschakelen door de 
secundaire pagina te openen met de toets  11 
“OPTIES " en vervolgens op toets  15 te drukken.
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies van de 
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl 
de overige functies door het systeem geregeld 
blijven:
–
 
regeling luchtopbrengst, toets  5
,
–
 
regeling luchtverdeling, toets  7
,
Zodra u een instelling wijzigt, gaat het lampje 
van de toets 10
  "AUTO" uit.
►
 
Druk nogmaals op toets  10
 om het 
automatische comfortprogramma weer in te 
schakelen.
Regeling luchtopbrengst
► Druk op een van de toetsen  5  om de 
aanjagersnelheid te verhogen ( +) of te verlagen 
(-).
Het symbool van de luchtopbrengst 
(ventilator) wordt geleidelijk opgevuld als de 
aanjagersnelheid toeneemt.
Door de aanjagersnelheid in de laagst mogelijke 
stand te zetten wordt de aanjager volledig 
uitgeschakeld.
Naast de ventilator wordt " OFF" weergegeven.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde 
aanjager om te voorkomen dat de ruiten 
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Regeling luchtverdeling
Met de drie toetsen 7 kunt u de luchtverdeling in 
het interieur instellen.
Voorruit en zijruiten. 
Middelste ventilatierooster en 
zijventilatieroosters.
Voetenruimten. 
Bij het indrukken van een toets wordt de 
desbetreffende functie in- of uitgeschakeld. Het 
lampje brandt als de functie is ingeschakeld. 
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht 
over het interieur kunnen de drie toetsen 
gelijktijdig zijn geactiveerd.
In de stand AUTO zijn de lampjes van deze drie 
toetsen 7 gedoofd.
Airconditioning aan/uit.
De airconditioning werkt doeltreffend in elk 
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
–
 
de temperatuur in het interieur 's zomers te 
verlagen,
–
 
in de winter
 , bij temperaturen boven 3°C, 
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.