CITROEN DS4 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: DS4, Model: CITROEN DS4 2017Pages: 468, PDF Size: 11.16 MB
Page 221 of 468

219
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Inschakelen
F Druk, wanneer de gewenste snelheid is bereikt, op de toets 2 of 3 om de
snelheidsregelaar te activeren en een
ingestelde snelheid op te slaan. De actuele
wagensnelheid wordt de ingestelde
snelheid.
U k
unt het gaspedaal nu loslaten.
Wijzigen van de ingestelde
snelheidF Draai de knop 1 in de stand "CRUISE" : de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause). F
D
ruk op de toets 4 om de werking van de
functie tijdelijk te onderbreken (Pause).
F
D
ruk nogmaals op de toets 4 om
de snelheidsregelaar weer in te
schakelen
(ON).
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld. Stel om veiligheidsredenen een
snelheid in die niet al te veel afwijkt
van de actuele wagensnelheid. Zo
voorkomt u dat de auto onver wacht
gaat accelereren of vaart minderen.
Let op: tijdens het ingedrukt
houden van de toets 2
of 3 kan de
wagensnelheid zeer snel veranderen.
Wijzigen van de actuele ingestelde snelheid:
F
i
n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op de toets 2
of 3,
F
c
ontinu, in stappen van +/- 5 km/h: houd de
toets 2
of 3 ingedrukt.
De ingestelde snelheid wijzigen met behulp
van de geprogrammeerde snelheden via uw
Autoradio:
F
s
chakel eerst de functie in,
F
h
oud de toets 2 of 3 ingedrukt, het systeem
geeft de geprogrammeerde snelheid
weer die het dichtste bij de actuele
wagensnelheid ligt; deze snelheid wordt de
nieuwe ingestelde snelheid,
F
d
ruk nogmaals op de toets 2 of 3 om een
andere snelheid te selecteren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het programmeren van
de snelheden . De ingestelde snelheid wijzigen met behulp
van de geprogrammeerde snelheden via het
touchscreen:
F
d
ruk op de toets 5 om de zes
geprogrammeerde snelheden weer te
geven,
F
d
ruk op de toets van de snelheid die u wilt
instellen.
Deze snelheid wordt nu de nieuwe ingestelde
snelheid.
06
Rijden
Page 222 of 468

220
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als u het rempedaal intrapt om de
wagensnelheid te beperken, wordt de werking
van de snelheidsregelaar automatisch
onderbroken.
Druk op de toets 4 om de functie weer in te
schakelen. Gebruik de snelheidsregelaar
uitsluitend als u gedurende een zekere
tijd met een constante snelheid en met
een veilige afstand tot uw voorligger
kunt rijden.
Gebruik de snelheidsregelaar niet
in de stad, bij druk verkeer, op
bochtige of steile wegen, op gladde of
ondergelopen wegen of bij slecht zicht
(zware regenval, mist, sneeuw enz.).
De ingestelde snelheid kan in sommige
gevallen niet worden aangehouden of
zelfs niet worden bereikt: bij het trekken
van een aanhanger, als de auto zwaar
beladen is, op een steile helling enz.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
Indien noodzakelijk (inhaalmanoeuvre enz.) kan
de ingestelde snelheid worden overschreden
door het gaspedaal in te trappen.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid weer aangehouden.
Zodra de auto de ingestelde snelheid heeft
bereikt, schakelt de snelheidsregelaar in: de
weergegeven ingestelde snelheid knippert niet
meer.
Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de auto de ingestelde snelheid
overschrijdt.
Uitschakelen
F Draai de knop 1 in de stand "0": de
informatie over de snelheidsregelaar wordt
niet meer weergegeven.
Storing
Het knipperen van de streepjes wijst op een
storing in de snelheidsregelaar.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Het gebruik van matten die niet door
CITROËN zijn goedgekeurd kan de
werking van de snelheidsregelaar
hinderen.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
l
eg nooit meerdere matten op
elkaar.
De snelheidsregelaar wordt tijdelijk uitgeschakeld
en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
06
Rijden
Page 223 of 468

221
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerhulp
Deze functie signaleert met behulp van
sensoren in de bumper obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
auto's, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (zoals paaltjes en pionnen)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze
zich in de dode hoek van het detectiebereik van
de sensoren bevinden.Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven. De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Parkeerhulp achter
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de
luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan
welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het
geluidssignaal ononderbroken.
Grafische w
eergave
Geluidssignalen
De grafische weergave is een aanvulling op het
geluidssignaal. Op het scherm worden blokken
weergegeven die het pictogram van de auto
steeds dichter naderen.
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
06
Rijden
Page 224 of 468

222
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerhulp vóórStoring
Als er een storing optreedt, gaat bij het
inschakelen van de achteruitversnelling
dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel branden en/of
wordt er een bericht op het display
weergegeven, in combinatie met een
geluidssignaal (korte pieptoon).
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op
de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd
zodra er bij een wagensnelheid van maximaal
10
km/h vóór de auto een obstakel wordt
gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10
km/h.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld zodra een aanhanger
wordt aangekoppeld of een
fietsendrager wordt gemonteerd (auto's
voorzien van een door CITROËN
aanbevolen trekhaak of fietsendrager).Controleer bij slecht weer of in winterse
omstandigheden of de sensoren
soms bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Bij het inschakelen van
de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen
geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.).Uitschakelen/activeren van de
parkeerhulp vóór en achter
De functie kan worden uitgeschakeld door deze
knop in te drukken. Het controlelampje in de
knop gaat branden.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de
functie weer geactiveerd. Het controlelampje
dooft.Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker
(voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen
of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt.
06
Rijden
Page 225 of 468

223
DS4_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera wordt automatisch
geactiveerd wanneer de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld.
De beelden van de camera worden in kleur
weergegeven op het touchscreen.De blauwe strepen geven de rijrichting van de
auto weer.
De gebogen blauwe strepen geven de
maximale draaicirkel weer.
De groene strepen geven een afstand van
ongeveer 1
en 2 meter achter de achterbumper
van uw auto weer.
De rode streep geeft een afstand van ongeveer
30
cm achter de achterbumper van uw auto
w e e r.
Aan de hand van de weergegeven strepen kan
niet de plaats van de auto ten opzichte van
hoge voor werpen (zoals auto's in de nabijheid)
worden bepaald.
Een zekere vervorming van het beeld is
normaal.
Wassen met een hogedrukspuit
Houd bij het wassen van de auto het
uiteinde van de spuit op een afstand van
ten minste 30
cm van de lens van de
camera.
Maak de lens van de camera regelmatig
schoon met een zachte doek.
De achteruitrijcamera wordt bij bepaalde
uitvoeringen gecombineerd met de parkeerhulp.
Dit systeem is een hulpsysteem; de
bestuurder moet waakzaam blijven en
te allen tijde de controle over zijn auto
bewaren.
06
Rijden
Page 226 of 468

PRAKTISCHE INFORMATIE
Page 227 of 468

DS4_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
07
Page 228 of 468

226
DYNAMISCHE PARTNERS,
GERICHT OP DE TOEKOMST.
Al meer dan 45 jaar delen TOTAL en DS dezelfde
w aarden: topprestaties, creativiteit en technische innovatie.
In het kader hiervan heeft TOTAL een serie TOTAL QUARTZ
smeermiddelen ontwikkeld die geschikt zijn voor motoren
van het merk DS.
Deze smeermiddelen dragen er toe bij dat het
brandstofverbruik wordt verminderd en het milieu zo min
mogelijk wordt belast.
De keuze voor TOTAL QUARTZ
smeermiddelen voor het onderhoud
van uw auto, zorgt voor een optimale
levensduur en uitstekende prestaties
van uw motor.
07
Praktische informatie
Page 229 of 468

227
DS4_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
BrandstofInhoud van de brandstoftank: ongeveer 60 l i t e r.
Minimumbrandstofvoorraad
Als de minimumbrandstofvoorraad is
bereikt, gaat dit waarschuwingslampje
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display.
Als dit lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 6 liter brandstof in de tank.
Ta n k e n
F Druk deze toets in tot u de tankklep hoort opengaan.
D
it is gedurende enkele minuten na het
afzetten van het contact mogelijk. Zet het
contact nog een keer aan om de toets
opnieuw te activeren (indien nodig).
F
K
ies bij het tankstation de juiste
brandstofpomp.
Indien uw auto is voorzien van het
Stop & Start-systeem, tank dan nooit
wanneer de motor zich in de STOP-
stand bevindt; zet in dat geval altijd
het contact af met de sleutel of met de
knop "START/STOP" bij een auto met
het Keyless entry and start-systeem.
Als er minder dan 5 liter brandstof
getankt wordt, wordt deze stijging van het
brandstofniveau niet weergegeven op de
brandstofmeter.
Tijdens het openen van de tankdop kan een
geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn.
Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk
die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
Zolang er niet voldoende brandstof is
getankt, gaat elke keer dat het contact wordt
aangezet dit waarschuwingslampje branden,
vergezeld van het geluidssignaal en de
waarschuwingsmelding. Dit geluidssignaal en
deze waarschuwingsmelding worden tijdens
het rijden steeds vaker herhaald naarmate het
niveau dichter bij 0 komt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over een lege brandstoftank
(diesel)
.
07
Praktische informatie
Page 230 of 468

228
Indien u per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet
de tank beslist worden afgetapt
voordat de motor kan worden
gestart.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer
afsluit.
F
S
teek het vulpistool in de vulopening en
druk hierbij de metalen klep in.
F
S
teek het vulpistool tot de aanslag naar
binnen alvorens dit te bedienen (kans op
spatten).
F
H
oud het vulpistool in deze positie tijdens
het vullen.
F
D
ruk de klep van de tankdop dicht. Wanneer het vulpistool bij het vullen van de
brandstoftank voor de derde keer afslaat,
moet u niet verder tanken. Anders kunnen
storingen in de werking van uw auto
optreden.
Uw auto is voorzien van een katalysator, die de
schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen
vermindert.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend
loodvrije benzine worden gebruikt.
Door de vernauwde vulpijp kan alleen loodvrije
benzine worden getankt.
07
Praktische informatie