CITROEN JUMPER 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2012, Model line: JUMPER, Model: CITROEN JUMPER 2012Pages: 182, PDF Size: 4.8 MB
Page 91 of 182

89
4
TECHNOLOGIE AAN BOOR
D
Scrollen
Selecteren
Weergave
Selecteren
Weergave
Selecteren
Weergave
Selecteren
Weergave
Functie
Radio off
00 MIN
20 MIN
Instellen van de duur van de werking van de autoradio nadat de motor is
afgezet:
- 00 MIN voor het onmiddellijk uitschakelen van de autoradio.
- 20 MIN voor een werking van 20 minuten.
Zet het contact in de stand "MAR" om de autoradio weer te kunnen inschakelen.
System
reset NO
YES
Resetten van alle basisinstellingen van de fabrikant
- NO om niet te resetten,
- YES om het systeem te resetten, "Resetting" wordt
weergegeven.
Page 92 of 182

Autoradio
90
SELECTEREN VAN EEN ZENDER OPSLAAN VAN EEN ZENDER - HANDMATIG
Druk, na het selecteren van een
radiozender, langer dan 2 seconden
op een van deze toetsen om de
zender op te slaan.
Een geluidssignaal bevestigt dat de
zender is opgeslagen.
Druk herhaalde malen op de toetsen
AM of FM om een golfbereik te
selecteren: MW1 en MW2 of FM1,
FM2 en FMA.
Druk de toetsen AM of FM kort in om
de radio te selecteren.
Druk kort op een van deze toetsen
om automatisch naar zenders te
zoeken.
Druk op een van deze toetsen om
handmatig naar zenders te zoeken.
RADIO
Druk lang op de toets FM AS *
(langer dan 2 seconden) totdat een
geluidssignaal klinkt.
De autoradio zoekt de 6 zenders met
het sterkste signaal (in aflopende
volgorde) en slaat deze onder de
golfband op.
Zodra de toets opnieuw lang
wordt ingedrukt, wordt de selectie
bijgewerkt.
OPSLAAN VAN EEN ZENDER - AUTOMATISCH
*
AutoStore : automatisch opslaan van zenders.
Page 93 of 182

22
11
33
Autoradio
91
4
TECHNOLOGIE AAN BOOR
D
Het formaat MP3 (afkorting van MPEG 1, 2 & 2.5 Audio
Layer 3) is een standaard voor het comprimeren van geluid
die de mogelijkheid biedt enkele tientallen speellijsten op één
CD te plaatsen.
MP3
Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-RW de
standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om
deze te kunnen afspelen.
Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat
deze niet goed wordt afgespeeld.
Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard
voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke
snelheid in (maximaal 4 x) voor een optimale geluidskwaliteit.
Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam
de standaard Joliet te gebruiken.
De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie
".mp3" en een sampling frequentie van 22,05 kHz of
44,1 kHz af. Geluidsbestanden met een andere extensie
(.wma, .mp4, .m3u...) kunnen niet worden afgespeeld.
Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters
en verwijder speciale tekens (bijv.: ()" ", ?, ù, spatie) om
problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.
Gebruik alleen CD's met een ronde
vorm. Bepaalde beveiligingssystemen
op de originele CD of zelfgebrande
CD's kunnen storingen veroorzaken,
ongeacht de kwaliteit van de CD-
brander.
Zodra een CD of MP3-CD in de CD-
speler wordt gestoken, zal deze de CD
automatisch afspelen.
Zet, als er al een CD in het apparaat zit, de
radio aan en druk kort op de toets MEDIA.
Het laatst beluisterde nummer zal worden
afgespeeld.
Druk op een van de toetsen om een
nummer van de CD te selecteren.
Houd een van de toetsen ingedrukt
om snel vooruit- of terug te spoelen.
Druk deze toets in om het afspelen te
onderbreken.
Druk deze toets opnieuw in om het
afspelen te hervatten.
CD - MP3 CD
Page 94 of 182

Autoradio
92
Het is mogelijk dat u bij het aanzetten van de radio een code
moet invoeren om de radio te kunnen gebruiken.
In dat geval verschijnt de melding " Radio Code
" op het display,
gevolgd door 4 streepjes.
Deze code die bestaat uit 4 cijfers moet worden ingevoerd met
behulp van de toetsen 1 t/m 6.
U heeft 20 seconden de tijd om de code in te voeren.
Als er een onjuiste code wordt ingevoerd, klinkt een
geluidssignaal en verschijnt de melding " Radio blocked/wait
". U
moet de code vervolgens opnieuw invoeren.
Bewaar de code op een veilige plaats buiten de auto.
TELEFOONVOORBEREIDING
Als de handsfree-set in uw auto is gemonteerd, kunt u uw
telefoongesprekken beheren met behulp van de autoradio en de
bediening aan het stuurwiel.
Bij een binnenkomend gesprek wordt de autoradio uitgeschakeld
en verschijnt de melding " PHONE
".
Het volume kan op ieder moment worden ingesteld via het menu
" EXTERNAL AUDIO
".
Steeds als er een onjuiste code wordt ingevoerd, zal de wachttijd
om een nieuwe code in te kunnen voeren geleidelijk toenemen
(1 minuut, 2 minuten, 4 minuten, 8 minuten, 16 minuten,
30 minuten, 1 uur, 2 uur, 4 uur, 8 uur, 16 uur, 24 uur).
Page 95 of 182

93
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEI
D
VEILIGHEID TIJDENS HET RIJDEN
HANDREMALARMKNIPPERLICHTEN
Druk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Gebruik de alarmknipperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden.
Aantrekken
Trek aan de hendel van de handrem om de
auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de handrem
goed is aangetrokken.
Als de handrem nog (iets) is
aangetrokken, wordt dit aangegeven
door dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Als de auto stilstaat op een helling, draai dan de
wielen richting trottoir en trek de handrem aan.
Het is zeker bij een beladen auto niet voldoende
een versnelling in te schakelen bij het parkeren
van de auto.
Loszetten
Trek aan de hendel van de handrem en druk
op de knop om de handrem los te zetten.
Page 96 of 182

94
Veiligheid tijdens het rijden
CLAXON
Druk op het midden van het stuurwiel.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM(ABS - REF)
Het ABS zorgt samen met de elektronische
remdrukregelaar (REF) tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de
wielen, terwijl de remdrukregelaar de
remdruk over de vier wielen verdeelt.
NOODREMASSISTENTIE (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt:
trap het rempedaal volledig in zonder het los
te laten.
Het systeem wordt ingeschakeld als de
snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt groot is en zorgt ervoor dat de
benodigde bedieningskracht verandert.
Houd het rempedaal ingetrapt om de
werking van het brake assist system voort
te zetten.
Gebruiksvoorschrift
Het ABS treedt automatisch in werking als
één van de wielen dreigt te blokkeren. Het
systeem zorgt niet voor een kortere remweg.
Op een erg glad wegdek (sneeuw, olie, enz.)
kan de remweg door de werking van het
ABS langer zijn. Trap het rempedaal bij een
noodstop krachtig en volledig in en laat het
niet los, ook niet op een glad wegdek. Het
ABS zorgt er dan voor dat u om het obstakel
heen kunt sturen.
De normale werking van het ABS-systeem
kan merkbaar zijn door het trillen van het
rempedaal.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de voorschriften
van de constructeur voldoen.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden, duidt dit op een storing
in het antiblokkeersysteem
(ABS). Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle
over uw auto kunnen verliezen.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met het
verklikkerlampje remsysteem,
duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens
het remmen de controle over uw
auto kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het
CITROËN-netwerk.
Page 97 of 182

95
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEI
D
ANTISPINREGELING(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA
(ESP)
Deze systemen staan in verbinding met het
ABS en zijn hier een aanvulling op.
De ASR zorgt voor een optimale
overbrenging van de aandrijfkracht op de
weg, zodat wordt voorkomen dat u tijdens
het accelereren de controle over de auto
verliest.
Het systeem past de aandrijfkracht aan om
het doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. Het systeem zorgt ook voor
meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Houd als het ESP is ingeschakeld in een
bocht het stuurwiel altijd in de gewenste
richting en stuur niet tegen. Het ESP-systeem grijpt automatisch in
via het remsysteem en de motor als de
koers van de auto afwijkt van de door de
bestuurder gewenste richting.
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het ASR uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen slippen
en weer grip kunnen krijgen.
Werking van het ASR- en ESP-systeem
Het lampje knippert tijdens een
ingreep van de ASR of het ESP. Druk op deze toets.
Het lampje van de toets gaat branden: de
ASR heeft geen invloed meer op de werking
van de motor, maar blijft wel actief via het
remsysteem.
Storing
Bij een storing in de ASR
zal dit verklikkerlampje gaan
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display.
Page 98 of 182

96
Veiligheid tijdens het rijden
Bij een storing in het ESP zal dit
verklikkerlampje gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
Raadpleeg het CITROËN- netwerk om het
systeem na te laten kijken.
Gebruiksvoorschrift
Het ASR-/ESP-systeem zorgt voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's en het te hard
rijden.
De goede werking van het systeem wordt
verzekerd onder voorwaarde dat de
voorschriften van de constructeur op het
gebied van wielen (banden en velgen),
onderdelen van het remsysteem en
elektronische onderdelen worden nageleefd
en dat de procedures voor montage en het
uitvoeren van werkzaamheden door het
CITROËN- netwerk worden opgevolgd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN- netwerk. Intelligent Traction Control
Systeem dat zorgt voor extra tractie in
situaties met weinig grip (sneeuw, ijzel,
modder...).
Deze functie signaleert situaties met weinig
grip en zorgt ervoor dat u onder deze
omstandigheden kunt wegrijden en kunt
blijven rijden.
In dergelijke omstandigheden, neemt de
Intelligent Traction Control
de ASR
-functie
over door de aandrijfkracht over te brengen
op de wielen met de meeste grip, waardoor
de tractie en de bestuurbaarheid optimaal
zijn.
Inschakelen
Bij het starten van de auto is de functie
uitgeschakeld.
Druk op de toets op het dashboard om de
functie in te schakelen; het lampje van de
toets gaat branden.
De functie blijft actief tot ongeveer 30 km/h.
Zodra u sneller rijdt dan 30 km/h, wordt de
functie automatisch uitgeschakeld, maar
blijft het lampje branden.
De functie wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u weer langzamer dan
30 km/h rijdt.
Page 99 of 182

97
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEI
D
VASTE SNELHEIDSBEGRENZER
De vaste snelheidsbegrenzer (volgens
uitvoering) begrenst de maximumsnelheid
van de auto op 90 of 100 km/h. Deze
maximumsnelheid kan niet worden
gewijzigd.
Deze maximumsnelheid staat aangegeven
op een sticker in het interieur.
Deze vaste snelheidsbegrenzer werkt
niet volgens het principe van een
snelheidsregelaar. De functie kan niet tijdens
het rijden worden in- en uitgeschakeld.
Uitschakelen
Druk op de toets op het dashboard om de
functie uit te schakelen. Het lampje gaat uit
en de ASR
is weer actief.
Storing
Dit lampje blijft branden op het
instrumentenpaneel in het geval
van een storing aan de functie.
Page 100 of 182

Veiligheidsgordels
98
VEILIGHEIDSGORDELS
VEILIGHEIDSGORDELS CABINE
De bestuurdersstoel is voorzien van
veiligheidsgordels met pyrotechnische
gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers.
De voorbank is voorzien van twee
veiligheidsgordels.
Mocht u als uitrusting achteraf een bank in
de auto monteren, dan dient deze voorzien
te zijn van veiligheidsgordels. VEILIGHEIDSGORDELS
ACHTERZITPLAATSEN
De stoelen/banken zijn voorzien van
driepunts veiligheidsgordels met
oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning.
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in en schuif deze
omhoog of omlaag (veiligheidsgordel aan de
zijde van de bestuurdersstoel en de zijde van
de zitplaats van de buitenste voorpassagier).
De veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats is niet in hoogte verstelbaar.
Vastmaken
Trek de gordel met een gelijkmatige
beweging voor u langs en verzeker u ervan
dat deze niet gedraaid is.
Steek de gesp in de gordelsluiting.
Trek kort en snel aan de gordel om de
automatische blokkering van de gesp te
controleren.
Losmaken
Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
De veiligheidsgordel rolt automatisch op maar
het wordt aanbevolen de veiligheidsgordel
vast te houden terwijl deze zich oprolt.
Uit veiligheidsoverwegingen mag deze
handeling niet tijdens het rijden worden
uitgevoerd.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
Als de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij het starten
van de motor het verklikkerlampje
branden.
DUBBELE CABINE
De achterste zitplaatsen zijn voorzien van
driepuntsgordels en oprolautomaten.
Gebruik de veiligheidsgordel slechts voor
1 persoon per zitplaats.