ESP Hyundai Genesis Coupe 2013 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2013, Model line: Genesis Coupe, Model: Hyundai Genesis Coupe 2013Pages: 443, PDF Size: 39.11 MB
Page 165 of 443

Rijden met uw auto
32
5
Het ESP-systeem (Electronic Stability
Program) is een elektronisch systeem
dat ontworpen is om de auto onderongunstige omstandigheden beter onder
controle te kunnen houden. Het systeem
is geen vervanging voor een veilig
rijgedrag. Zaken als snelheid, conditie
van de weg en stuurcommando’s van de
bestuurder hebben invloed op de mate
waarin het ESP verlies van controle over
de auto kan voorkomen. Het blijft te allen
tijde de verantwoordelijkheid van debestuurder de snelheid aan te passen
aan de omstandigheden en te zorgen
voor een juiste veiligheidsmarge.
In dat geval is een tikkend geluid hoorbaar in het remsysteem en kan het
rempedaal gaan trillen. Dit is normaal.
Het betekent dat het ESP in werking isgetreden.
✽✽
AANWIJZING
Na het starten van de motor en het
wegrijden kan er in de motorruimte een
klikkend geluid hoorbaar zijn. Dat is
normaal en geeft aan dat het ESP op de
juiste manier werkt.
Werking voertuigstabiliteitsregeling
Voertuigstabiliteitsregeling ingeschakeld wordt gezet, gaan de controlelampjes ESP en ESP
OFF gedurende ongeveer 3
seconden branden, waarna
de voertuigstabiliteitsregeling
wordt ingeschakeld.
om de voertuigstabiliteitsregeling uit
te schakelen, de toets ESP
OFF in nadat het contact
in stand ON is gezet. (Hetcontrolelampje ESP OFF
gaat branden). Druk op detoets ESP OFF om de
voertuigstabiliteitsregeling in
te schakelen (controlelampje ESP OFF dooft).
motor is mogelijk een zacht
tikkend geluid hoorbaar. Dit isde automatische
zelfdiagnosefunctie van de
voertuigstabiliteitsregeling en
duidt niet op een storing. In werking
Als de voertuigstabiliteitsregeling
in werking treedt, gaat hetcontrolelampje ESP knipperen.
Als de voertuig
-stabiliteitsregeling werkt,
voelt u mogelijk lichte
trillingen in de auto. Dit wordt
veroorzaakt door het
aansturen van de remmen en
is normaal.
gladde weg neemt het
motortoerental mogelijk niet
toe, ondanks dat u het
gaspedaal intrapt.
-
Page 166 of 443

533
Rijden met uw auto
Voertuigstabiliteitsregelinguitschakelen
Voertuigstabiliteitsregeling uitgeschakeld
verschillende modi waarin de
voertuigstabiliteitsregeling is
uitgeschakeld.
Als de motor uit wordt gezet
wanneer de
voertuigstabiliteitsregeling is
uitgeschakeld, blijft de
voertuigstabiliteitsregeling
uitgeschakeld. Pas wanneer
de motor opnieuw wordt
gestart, zal de
voertuigstabiliteitsregeling
automatisch weer worden
ingeschakeld.
Voertuigstabiliteitsregeling
uitgeschakeld 1
Druk, om de voertuigstabiliteitsregeling
uit te schakelen, de toets ESP OFF
(ESP OFF ) kort in (controlelampje
ESP OFF (ESP OFF ) gaat
branden). In deze modus werkt hetmotorregelsysteem niet.
Dat betekent dat de anti-
doorslipregeling niet werkt. Alleen de
remfunctieregeling werkt.
Voertuigstabiliteitsregeling
uitgeschakeld 2 Houd, om de
voertuigstabiliteitsregeling uit te
schakelen, de toets ESP OFF (ESP
OFF ) ten minste 3 seconden
ingedrukt. Het controlelampje ESP
OFF (ESP OFF ) gaat branden en
de waarschuwingszoemer ESP OFF
klinkt. In deze modus werken hetmotorregelsysteem en de
remfunctieregeling niet. Dat betekent
dat de voertuigstabiliteitsregeling niet
langer werkt.
OBK052037LOBK052038L
Super Vision-instrumentenpaneel Super Vision-instrumentenpaneel
Page 167 of 443

Rijden met uw auto
34
5
Controlelampje ESP
(voertuigstabiliteitsregeling)
Het controlelampje EPS gaat branden op het moment dat het contact in stand
ON wordt gezet en moet na ongeveer 3
seconden weer doven. Als de
voertuigstabiliteitsregeling is
ingeschakeld, registreert dit systeem de
rijomstandigheden. Zolang deze normaal
zijn, blijft het controlelampje ESP uit.
Zodra het systeem registreert dat de
wielen door willen gaan slippen, wordt de
voertuigstabiliteitsregeling geactiveerden gaat het controlelampje ESP knipperen.
Maar als het ESP-systeem defect is, gaat
het controlelampje branden en blijft aan.
We adviseren u het systeem te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Controlelampje ESP OFF
Het controlelampje EPS OFF gaat
branden op het moment dat het contact
in stand ON wordt gezet en moet na
ongeveer 3 seconden weer doven. Druk
op de schakelaar ESP OFF om de
voertuigstabiliteitsregeling uit te
schakelen. Het controlelampje ESP OFF gaat branden om aan te geven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Als u de parkeerrem gebruikt om de auto tot stilstand te brengen met het ESP-
systeem in de stand-bystand terwijl de
remmen niet goed werken, wordt het
ESP-systeem uitgeschakeld en gaat hetcontrolelampje ESP OFF mogelijk
gedurende ongeveer 5 minuten branden.
OPMERKING
Gebruik de parkeerrem niet om de
auto tot stilstand te brengen. Doedit alleen in een noodgeval.
OPMERKING
Als er banden en/of velgen met eenverschillende maat onder de auto
gemonteerd zijn, kan dat de werking van het ESP in negatievezin beïnvloeden. Zorg er daarom voor dat als de banden onder uw
auto vervangen moeten worden, zedezelfde maat hebben als de originele banden.
WAARSCHUWING
De voertuigstabiliteitsregeling is
slechts een hulpmiddel bij het
rijden. Pas op bochtige en gladde
wegen uw rijsnelheid aan. Rijd
voorzichtig en probeer niet te
accelereren als het controlelampje
ESP knippert of als u op een gladdeweg rijdt.
Page 168 of 443

535
Rijden met uw auto
Voertuigstabiliteitsregelinguitschakelen
Tijdens het rijden
Het verdient aanbeveling om de voertuigstabiliteitsregeling waar
mogelijk ingeschakeld te houden. Als
de voertuigstabiliteitsregeling is
uitgeschakeld, gaat het maken van
een bocht of bergopwaarts rijdenmoeilijk.
Schakel de voertuigstabiliteitsregeling tijdens het rijden alleen uit als u op een
vlakke weg rijdt.
Druk nooit op de toets ESP OFF als
de voertuigstabiliteitsregeling in werking
is (controlelampje ESP knippert).
Het kan gevaarlijk zijn om de
voertuigstabiliteitsregeling uit te
schakelen terwijl deze in werking is,
omdat de auto onverwachts in een slip
kan raken.
✽✽ AANWIJZING
Schakel de voertuigstabiliteitsregeling uit (controlelampje ESP OFF
brandt) als de auto op een rollenbank
getest wordt. Als dat niet gebeurt, kan
het toerental van de wielen mogelijk
niet verhoogd worden, waardoor een
foutieve diagnose zou kunnen worden
gesteld.
Het uitschakelen van de voertuigstabiliteitsregeling heeft geen
gevolgen voor een correcte werking
van het ABS en het remsysteem.Hill-start Assist Control (HAC)
(indien van toepassing)
Een auto heeft de neiging om achteruit te
rijden als u wegrijdt op een helling. De
Hill-start Assist Control (HAC) voorkomt
dat de auto dan achteruitrijdt, doordat de
remmen automatisch ongeveer 2
seconden bediend worden. De remmen
worden weer gelost wanneer het
gaspedaal ingetrapt wordt of na
ongeveer 2 seconden.
✽✽ AANWIJZING
De HAC werkt niet wanneer de selectiehendel in stand P of N staat.
De HAC wordt wel geactiveerd
wanneer het ESP-systeem
uitgeschakeld is, maar niet wanneer
er een storing in het ESP-systeem is
opgetreden.
De HAC is alleen van toepassing op auto's met handgeschakelde
transmissie.
WAARSCHUWING
Druk nooit op de schakelaar ESP OFF als de voertuigstabiliteitsregeling
in werking is (controlelampje ESP
knippert).
Als het systeem in dat geval toch
wordt uitgeschakeld, kan de autogaan slippen.
WAARSCHUWING
De HAC werkt maar ongeveer 2
seconden. Trap dus altijd hetgaspedaal in wanneer de auto in
beweging komt.
Page 175 of 443

Rijden met uw auto
42
5
Het brandstofverbruik van uw auto is
voornamelijk afhankelijk van uw rijstijl, de
plaatsen waar u rijdt en de
omstandigheden waaronder u rijdt.
Al deze factoren zijn van invloed op het totale aantal kilometers dat u op een liter
brandstof kunt afleggen. Door de
onderstaande suggesties op te volgen,
verbruikt uw auto zo min mogelijk
brandstof en bespaart u geld op zowel de
brandstof als op reparaties enonderhoud:
Rijd zo vloeiend mogelijk. Verhoog uw
snelheid geleidelijk. Rijd niet volgas
weg bij een verkeerslicht en houd uw
snelheid zo constant mogelijk. Sprint
niet van verkeerslicht naar
verkeerslicht. Pas uw snelheid zoveel
mogelijk aan aan de snelheid van de
overige verkeersdeelnemers zodat u
niet onnodig moet vertragen of
versnellen. Vermijd indien mogelijk
verkeersopstoppingen. Bewaar altijd
voldoende afstand tot uw voorligger,
zodat u onnodig remmen kunt
voorkomen. Dat beperkt tevens deslijtage aan het remsysteem. Rijd niet harder dan nodig is. Hoe
harder u rijdt, hoe meer brandstof uw
auto verbruikt. Rijden met een
constante, niet al te hoge snelheid,
vooral op de snelweg, is een van de
meest effectieve manieren om
brandstof te besparen.
Regel de snelheid niet met het rempedaal of het koppelingspedaal.
Dat verhoogt het brandstofverbruik en
kan tevens de slijtage aan deze
componenten bespoedigen. Verder
kan, als u uw voet tijdens het rijden op
het rempedaal laat rusten, het
remsysteem oververhit raken,
waardoor de remwerking in negatieve
zin beïnvloed kan worden, hetgeen
ernstige consequenties kan hebben.
Zorg goed voor uw banden. Houd de bandenspanning op de geadviseerde
waarde. Een onjuiste bandenspanning,te hoog of te laag, leidt tot onnodige
bandenslijtage. Controleer de
bandenspanning minimaal een keerper maand. Zorg ervoor dat de wielen goed
uitgelijnd zijn. Een onjuiste uitlijning
van de wielen kan het gevolg zijn van
het rijden tegen stoepranden of van
het met een te hoge snelheid rijden
over een weg met kuilen en hobbels.
Een onjuiste uitlijning zorgt voor eensnellere bandenslijtage en kan naast
een hoger brandstofverbruik ook nog
andere problemen veroorzaken.
Houd uw auto in een goede conditie. Laat het onderhoud aan uw auto uitvoeren
volgens het onderhoudsschema in
hoofdstuk 7. Dat is essentieel voor een zolaag mogelijk brandstofverbruik en zo
laag mogelijke onderhoudskosten.
Bij ongunstige gebruiksomstandigheden
dient er vaker onderhoud te worden
uitgevoerd (zie hoofdstuk 7 voor meerdetails).
BRANDSTOFBESPARING
Page 178 of 443

545
Rijden met uw auto
✽✽AANWIJZING
De voertuigstabiliteitsregeling (indien
van toepassing) moet in stand OFF
wordt gezet voordat de auto op eigen
kracht losgetrokken wordt.Vloeiend nemen van bochten
Pas uw snelheid zo aan dat u in bochten
niet hoeft te remmen of te schakelen,
vooral op een nat wegdek. Het beste is
licht accelererend de bocht uit te rijden.
Als u deze adviezen opvolgt wordt de
bandenslijtage tot een minimum beperkt.
WAARSCHUWING
Als u met u auto vast komt te zitten
in de sneeuw, modder, zand, enz.,
kunt u proberen de auto weer los te
krijgen door afwisselend voor- en
achteruit te rijden. Doe dat echterniet als er mensen of obstakels in
de directe nabijheid van de auto
aanwezig zijn. Tijdens het voor- of
achteruitrijden kan de auto
plotseling naar voren of naar
achteren bewegen als de
aangedreven wielen weer grip
krijgen, waardoor personen letsel
kunnen oplopen of schade kanontstaan.ADVERTENCIA - Patinar
con las ruedas
No haga patinar las ruedas, especialmente a más de 56 km/h
(35 mph). Patinar las ruedas a altavelocidad cuando el vehículo estáparado puede hacer que se
recaliente un neumático, queestalle y cause lesiones a lostranseúntes.
OBK052020L
Page 181 of 443

Rijden met uw auto
48
5
Brandstof, koelvloeistof en motorolie
Bij het rijden met hoge snelheden wordt
meer brandstof verbruikt dan bij het
rijden in de stad. Vergeet niet zowel het
koelvloeistofpeil als het motoroliepeil tecontroleren.
Aandrijfriem
Een onvoldoende gespannen of
beschadigde aandrijfriem kan leiden tot
oververhitting van de motor.
WAARSCHUWING
Banden met een te hoge of een te lage spanning hebben een
negatieve invloed op het
rijgedrag en kunnen ervoor
zorgen dat u de macht over de
auto verliest, waardoor eenaanrijding met (ernstig) letsel het
gevolg kan zijn. Controleer
voordat u gaat rijden altijd eerst
de bandenspanning. Zie voor de
juiste bandenspanning “Banden
en velgen” in hoofdstuk 8.
Het rijden met banden zonder of met onvoldoende profiel is
gevaarlijk. Versleten banden
kunnen ertoe leiden dat u de
controle over uw auto verliest,
waardoor (ernstig) letsel kan
ontstaan. Versleten banden
moeten zo spoedig mogelijk
worden vervangen. Controleer
het profiel van uw banden altijd
voordat u gaat rijden. Zie voor
meer informatie en de
slijtagelimiet “Banden en velgen”in hoofdstuk 7.
Page 187 of 443

Rijden met uw auto
54
5
MASSA VAN DE AUTO
In dit deel vindt u informatie over de
juiste manier van beladen van uw auto
en/of aanhanger, zodat u ervoor kunt
zorgen dat u het maximaal toelaatbaar
totaalgewicht, met of zonder aanhanger,
niet overschrijdt. Een juiste manier van
beladen zorgt ervoor dat de prestaties
van de auto zo min mogelijk in negatieve
zin beïnvloed worden. Zorg ervoor dat u,
voordat u uw auto gaat beladen, weet
wat de volgende termen betekenen,
zodat u uw auto, met of zonder
aanhanger, op de juiste manier kunt
beladen. De informatie vindt u bij despecificaties en op het typeplaatje:
Rijklaar gewicht
Dit is het gewicht van de auto met een
volle brandstoftank en de complete
standaarduitrusting. Dit gewicht is zonder
passagiers, lading en extra uitrusting.
Leeggewicht
Dit is het gewicht van de auto bij
aflevering plus het gewicht van de
achteraf gemonteerde uitrusting. Belading Dit getal heeft betrekking op al het
gewicht dat opgeteld wordt bij het rijklaar
gewicht, dus het gewicht van de lading
en de extra uitrusting.
GAW (maximale asbelasting)
Dit is het totaalgewicht op elke as (voor
en achter) - opgebouwd uit het rijklaar
gewicht en de totale belasting.
GAWR
(maximale toelaatbare asbelasting)
Dit is de maximale toegestane belasting
op een enkele as (voor of achter). Deze
cijfers staan op het typeplaatje. De totale belasting op een as mag de
GAWR nooit overschrijden. GVW
(maximaal toelaatbaar totaalgewicht)
Dit is het rijklaar gewicht plus het gewicht
van de lading en van de passagiers.
GVWR (maximale massa voertuig)
Dit is het maximaal toelaatbaar gewicht
van de volledig belaste auto (inclusief
opties, uitrusting, passagiers en lading).De GVWR staat op het typeplaatje op de
dorpel van het bestuurdersportier (of
voorpassagiersportier). Overbeladen
WAARSCHUWING -
Maximale gewichten
De maximale asbelasting en de
maximale massa van het voertuigstaan vermeld op het typeplaatje
bevestigd aan het bestuurdersportier
(of voorpassagiersportier).
Het overschrijden van deze
waardes kan een ongeval of schade
aan de auto veroorzaken. U kunt
het gewicht van uw lading
berekenen door de voorwerpen (en
personen) vooraf te wegen. Wees
voorzichtig uw auto niet te
overbeladen.
Page 191 of 443

4139
Kenmerken van uw auto
Als de toets SEEK/PRESET gedurende
korter dan 0,8 seconden wordt ingedrukt,
werkt hij in elke stand als volgt.
Radiostand
Werkt als toets PRESET STATION.
CD/USB/iPod-stand
Werkt als toets TRACK UP/DOWN.
MODE (3)
Druk op MODE-schakelaar om Radio of CD (Compact Disc).
MUTE ( ) (4, indien van toepassing)
Druk op de toets om het geluid uit teschakelen.
Druk op de toets om de microfoon tijdens een telefoongesprek uit te
schakelen.
Meer informatie over de
bedieningstoetsen van het audiosysteem
vindt u op de volgende bladzijden in dithoofdstuk. De werking van een autoradio
AM en FM radiosignalen worden door
het radiostation uitgezonden. Deze
signalen worden ontvangen door de
radioantenne op het spatscherm van uw
wagen. Dit signaal wordt dan ontvangen
door de radio en doorgestuurd naar de
luidsprekers. Als een krachtig
radiosignaal uw wagen bereikt zorgt de
moderne techniek van uw
geluidsinstallatie voor een hoge kwaliteit
van de geluidsweergave. In sommige
gevallen is het ontvangen signaal echter
niet krachtig en helder.
Dit kan worden veroorzaakt door
bijvoorbeeld de afstand tot het
radiostation, andere krachtige stations of
de aanwezigheid van gebouwen,
bruggen of grotere obstakels in het
desbetreffende gebied.In het algemeen is de ontvangst van AM
(MW, LW) signalen beter dan van FM
signalen. Dit komt doordat AM (MW, LW)
radiogolven met een lage frequentie
worden uitgezonden. Deze lange golven
met een lage frequentie volgen het
aardoppervlak en verplaatsen zich niet
recht in de atmosfeer. Bovendien
ontwijken ze obstakels zodat over het
algemeen een betere signaal weergave
het gevolg is. Daarom kan een AM
uitzending over een grotere afstand dan
een FM uitzending worden ontvangen.
JBM001
FM-ontvangstJBM002
AM (MW, LM) -ontvangst
Page 193 of 443

4141
Kenmerken van uw auto
Gebruik van een mobiele telefoon ofradiozender
Bij gebruik van een mobiele telefoon in
de auto kan de audio apparatuur
storende geluiden voortbrengen. Dit
betekent niet dat er iets verkeerd is met
de audioapparatuur. In dat geval moet de
mobiele telefoon op een zo groot
mogelijke afstand van de audio-
apparatuur worden gebruikt. Onderhoud van CD's
Als de temperatuur in de auto te hoog
is opgelopen, open dan eerst de ruiten
voordat u het audiosysteem van uw
auto aanzet.
Het is verboden om MP3/WAVE/WMA- bestanden zonder toestemming te
kopiëren en te gebruiken. Gebruik
uitsluitend legale CD's.
Breng geen vluchtige stoffen zoals alcohol, thinner, reguliereschoonmaakmiddelen en antistatische
spray aan op CD's.
Voorkom dat het oppervlak van de CD beschadigd raakt en pak CD's alleen
bij de randen of de opening in het
midden vast.
Reinig het oppervlak van de CD vóór het afspelen met een zachte doek.
Beweeg de doek van binnen naar
buiten.
Zorg dat het oppervlak van de CD niet beschadigd raakt en plak er niets op.
Steek geen voorwerpen anders dan CD's in de CD-speler. (Steek niet meer
dan één CD tegelijk in de CD-speler.) Berg CD's na gebruik altijd op in hun
doosje om ze te beschermen tegen
krassen en stof.
Sommige CD's kunnen wellicht niet worden afgespeeld. Dit is afhankelijk
van het CD-R/CDRW, deproductiemaatschappij en de
fabricage- en opnamemethode. Als u
deze CD's toch gebruikt, dan kan dat
wellicht storingen veroorzaken in het
audiosysteem van uw auto.
✽✽ AANWIJZING - Het afspelen
van niet-compatibele audio-
CD's met kopieerbeveiliging
CD's met kopieerbeveiliging die niet
compatibel zijn met internationale
standaarden voor audio-CD's (Red
Book) kunnen wellicht niet worden
afgespeeld op het audiosysteem van uw
auto. Als u deze toch probeert af te
spelen en uw CD-speler werkt niet naar
behoren, dan ligt dat waarschijnlijk aan
de desbetreffende CD en niet aan de
CD-speler.WAARSCHUWING
Gebruik geen autotelefoon tijdens
het rijden; parkeer de auto op een
veilige plaats bij gebruik van een
autotelefoon.