Hyundai Getz 2007 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2007, Model line: Getz, Model: Hyundai Getz 2007Pages: 217, PDF Size: 7.52 MB
Page 121 of 217

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 13
!
SC140A1-FX OPMERKINGEN MET
BETREKKING TOT DE REMMEN nat en zal er meer druk op hetrempedaal moeten worden uitgeoefend of trekt de wagen bijhet remmen naar één kant. Druk, om de remmen te drogen, licht op het rempedaal totdat de wagenweer normaal remt. Heeft dit geen resultaat, zet de wagen dan zo snel mogelijk stil en bel uwHyundai dealer voor assistentie.
o Plaats de versnellingshandel niet in neutraal als u bergafwaarts rijdt. Dit kan gevaarlijk zijn. Houd altijd een versnelling ingeschakeld, remde wagen af en schakel vervolgens naar een lagere versnelling zodat op de motor kan worden afgeremd.
o Laat uw voet niet op het rempedaal rusten. Dit kan gevaarlijk zijndoordat de remmen hierdoor teheet kunnen worden en niet meer optimaal functioneren.
o Als u een lekke band krijgt, druk dan licht op het rempedaal. Zodra u voldoende snelheid heeftverminderd en het zonder gevaar mogelijk is, rijd de wagen dan van de weg af en breng hem totstilstand. Als uw wagen is uitgerust met een automatische transmissie laat hem dan niet "kruipen".
WAARSCHUWING:
Plaats geen voorwerpen op de
hoedenplank achter de achterbank. Bij een aanrijding of plotseling afremmen kunnen dergelijkevoorwerpen naar voren schuiven waardoor de wagen wordt bescha- digd of inzittenden verwondingenkunnen oplopen.
o Controleer voor het wegrijden of de
handrem is vrij gezet en de controlelamp voor de handrem niet brandt.
o Bij het rijden in de regen of door water en nadat de wagen isgewassen, kunnen de remmen nat worden. Natte remmen zijngevaarlijk! Natte remmen hebben een langere remweg tot gevolg en de wagen kan naar één kanttrekken. Rij voorzichtig als u vermoedt dat de remmen nat zijn. Wanneer de wagen niet normaalremt, zijn de remmen waarschijnlijk Vermijd dit door uw voet op het rempedaal te houden wanneer de wagen tot stilstand is gekomen.
o Wees voorzichtig bij het parkeren
op een helling. Trek de handremaan en plaats de keuzehandel in stand "P" (automatische trans- missie) of in de eerste of achteruitversnelling (handgeschakelde versnelling-sbak). Als u de wagen op een helling parkeert, draai dande voorwielen in een zodanige stand dat de wagen niet kan wegrollen. Leg zonodig blokkenvoor of achter de wielen.
o Een aangetrokken handrem kan vastvriezen. Deze kans isaanwezig wanneer zich sneeuw of ijs om of bij de achterremmen heeft opgehoopt of als de remmennat zijn. Als u denkt dat deze kans aanwezig is, zet de wagen dan tijdelijk op de handrem en zet deversnellingshandel in neutraal resp. Bij automatische transmissie in stand "P". Blokkeer deachterwielen zodat de wagen niet kan wegrollen. Zet daarna de handrem vrij.
TB holl-2.p65 7/9/2007, 11:55 AM
13
Page 122 of 217

2- 14 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
!
o Een voertuig met een automatische
versnellingsbak mag nooit met de voet op het gaspedaal tot stilstandgehouden worden op een helling. Gebruik daar altijd de rem of handrem voor.
C120A01FC-AXT ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS) (Indien gemonteerd)
Het antiblokkeersysteem (ABS) is ontworpen om, tijdens plotseling remmen of bij gevaarlijke wegom-standigheden, het blokkeren van een wiel te voorkomen. Een regeleenheid registreert de snelheid van het wiel en controleert de druk naar iedere rem. Op deze wijze zal, in een noodsituatie of bijeen glad wegdek het anti-blok keersysteem de controle over het voertuig tijdens het remmenverbeteren. N.B.:
o Er kan een klik-geluid in de motorruimte worden gehoord alsde auto begint te bewegen, nadatde motor is gestart. Dit is normaal en geeft aan dat het anti- blokkeersysteem (elektronischestabiliteitsregeling) op de juiste wijze werkt.
o Indien het antiblokkeersysteem (ABS) (ESP) in werking treedt, kan in het rempedaal een lichtereactie gevoeld worden, tijdens het remmen. Ook is een klikkend geluid in het motorcompartiment onder het rijden waarneembaar. Dit zijn normale verschijnselen ten teken dat uw antiblokkeersysteem goedfunctioneert. WAARSCHUWING:
Het ABS(ESP) voorkomt geen ongeluk-ken als gevolg van onjuist en gevaarlijk rijgedrag. Zelfs al isde beheersing van de auto tijdens noodremmingen verbeterd, toch moet altijd een veilige afstandworden aangehouden.Onder extreme wegomstandighedenmoet de snelheid altijd wordenverminderd.Onder de volgende omstandig-heden kan de remweg voor auto's met ABS(ESP) zelfs langer zijn dan voor auto's zonder ABS(ESP).
o Op wegen met een ruwe wegdek of als ze zijn bedekt met grind ofsneeuw.
o Bij het rijden met sneeuwket- tingen.
o Op wegen waar kuilen in het
wegdek aanwezig zijn of waar dehoogte van het wegdek ongelijk is.
TB holl-2.p65 7/9/2007, 11:55 AM
14
Page 123 of 217

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 15
Op deze wegen moet met
verminderde snelheid worden gereden.
De veiligheidsvoorzieningen van
een auto met ABS(ESP) mogen nietworden uitgeprobeerd bij hoge snelheid of in bochten. Hierdoorkan de veiligheid van uzelf of van anderen in gevaar komen.Het is geen vervanging voor een veilige rijstijl. Factoren zoals snelheid, de conditie van de weg en de manierwaarop de bestuurder de auto bestuurt, zijn van invloed op de mate waarin het ESP kan voorkomen dat decontrole wordt verloren. Het blijft uw verantwoordelijkheid om met redelijke snelheden te rijden en bochten tenemen en een ruime veiligheidsmarge in acht te nemen.
LET OP:
Als wordt gereden met eenafwijkende velg- of bandenmaat is het mogelijk dat het ESP niet juistwerkt. Als banden worden vervangen, zorg er dan voor dat deze dezelfde maat hebben als deoude banden.
!
C310A01JM-AXT ELEKTRONISCHE STABILITEITSREGELING(ESP) (Indien gemonteerd) De elektronische stabiliteitsregeling
(ESP: Electronic Stability Program) dient voor het stabiel houden van deauto in bochten. Het ESP controleert waar u heen stuurt en waar de auto in werkelijkheid heengaat.
ESP bedient de remmen van de
afzonderlijke wielen en regelt hetmotormanagementsysteem, zodat deauto stabiel blijft.
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESP) is een elektronisch systeem dat de bestuurder helpt bij het onder controle houden van de auto onderkritische omstandigheden. C310A01TB
TB holl-2.p65
7/9/2007, 11:55 AM
15
Page 124 of 217

2- 16 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
C310B01JM-AXT ESP AAN/UIT Als het ESP actief is, dan knippert de ESP-lamp in het instrumentenpaneel.Als de regeling wordt uitgeschakeldm.b.v. de ESP-schakelaar, dan gaat de ESP-OFF-lamp continu branden. Als het ESP is uitgeschakeld, dankan de stabiliteitsregeling niet geactiveerd worden. Pas daarom uw rijstijl aan. Druk voor het inschakelenvan de regeling opnieuw de schakelaar in. De ESP-OFF-lamp moet nu doven. N.B.: Het ESP wordt automatisch weer ingeschakeld nadat de motor isuitgezet en opnieuw is gestart. C310D01JM-AXT Controle- en waarschuwingslampen De lampen moeten gaan branden als de contactsleutel op "ON" of "START" is gezet. Vervolgens moeten de lampen na drie seconden doven.Laat de auto controleren door eenHyundai dealer als de lampen nietgaan branden of de ESP- of ESP- OFF-lamp niet na 3 seconden uitgaat. Als een storing optreedt tijdens de rit, dan wordt dit aangegeven door eenbrandende ESP-OFF-lamp.Als de ESP-OFF-lamp brandt, parkeeruw auto dan op een veilige plek enzet de motor uit.Start vervolgens de motor opnieuw encontroleer of de ESP-OFF-lamp dooft. Als de lamp blijft branden nadat de motor is gestart, laat dan uw auto door een Hyundai dealer controleren.
!WAARSCHUWING:
De elektronische stabiliteitsregeling is alleen een hulpmiddel; alle normale voorzorgsmaatregelen bijhet rijden in slecht weer of op een wegdek met weinig grip moeten in acht worden genomen.
TB holl-2.p65 7/9/2007, 11:55 AM
16
Page 125 of 217

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 17
SC150A1-FX ECONOMISCH RIJDEN Als u onderstaande richtlijnen opvolgt maakt u het meest economische gebruik van uw wagen mogelijk:
o Rijd gelijkmatig. Vermijd snel accelereren. Geef gelijkmatig gas tot de gewenste snelheid is bereikt en houd deze snelheid zoveel mogelijk constant. Vermijd snelaccelereren tussen verkeerslichten. Pas uw snelheid aan de rest van het verkeer aan zodat u nietonnodig hoeft te schakelen. Vermijd zoveel mogelijk druk verkeer. Houd een veilige afstand tot anderevoertuigen zodat u niet onnodig hoeft te remmen. Hierdoor vermindert u tevens slijtage aanhet remsysteem.
o Vermijd hoge snelheden. Hoe sneller u rijdt, hoe meer brandstof wordt verbruikt. Het rijden met gelijkmatige snelheden, vooral opautosnelwegen, is één van de meest effectieve manieren om het brandstofverbruik te verlagen.
o Laat uw voet niet op het rem-of koppelingpedaal rusten. Hierdoor kan het brandstofverbruik toenemen en neemt de slijtage aan deze componenten ook toe.Bovendien kan het remvoering- materiaal te heet worden waardoor de remmen niet meer optimaalfunctioneren.
o Houd de bandenspanning op de voorgeschreven waarde. Een te hoge of een te lage bandenspan- ning heeft onnodige bandenslijtagetot gevolg.Controleer de bandenspanningtenminste éénmaal per maand.
o De wielen moeten goed zijn uitgelijnd. Het raken van stoepranden of het te snel rijden over een ongelijkmatig wegdek kan tot gevolg hebben datde wielen niet meer correct zijn uitgelijnd. Dit kan o.a. een snellere bandenslijtage tot gevolg hebbenevenals een hoger brandstof- verbruik.
o Houd uw wagen in een goede conditie. Onderhoud uw wagen
voor een gunstig brandstofverbruik en lagere onderhoudskosten; zie het onderhoudsoverzicht in hoofdstuk 5. Als uw wagen in zware omstandigheden wordt gebruikt, dan is frequenter onderhoud vereist(zie hoofdstuk 5 voor bijzonder- heden).
o Houd uw wagen schoon. Voor een maximale levensduur moet uw Hyundai schoon worden gehoudenen vrij van corrosieve elementen. Laat geen modder, vuil, ijs etc. aankoeken op de onderzijde vande wagen. Dit extra gewicht kan een verhoogd brandstofverbruik en tevens corrosie tot gevolg hebben.
o Vervoer geen onnodige bagage. Extra gewicht heeft een hogerbrandstofverbruik tot gevolg.
o Laat de motor niet langer stationair draaien dan nodig is. Zet de motorbij langere wachtperiodes af.
o Het is niet nodig de motor langdurig
warm te laten draaien. Zodra demotor gelijkmatig draait kunt u wegrijden. Bij zeer koud weer is het aan te bevelen de motor eeniets langere periode te laten warm draaien.
TB holl-2.p65 7/9/2007, 11:55 AM
17
Page 126 of 217

2- 18 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
SC170A1-FX RIJDEN ONDER WINTERSE OM-
STANDIGHEDEN
Strenge, winterse omstandigheden
hebben een grotere slijtage en andereproblemen tot gevolg. Volg de onderstaande richtlijnen op om dewinter probleemloos door te komen.
SC170B1-FX Rijden in sneeuw of op ijs Voor het rijden in diepe sneeuw kan
het nodig zijn sneeuwbanden of sneeuwkettingen te gebruiken. Alssneeuwbanden nodig zijn moet worden gekozen voor dezelfde maat en type als de originele fabrieks-banden. Als dit advies niet wordt opgevolgd kan dat een nadelige invloed op de veiligheid en hetrijgedrag tot gevolg hebben. Hoge snelheden, snel accelereren, krachtig afremmen en scherpe bochtenmoeten worden vermeden. Maak tijdens het afremmen zoveel mogelijk gebruik van het remvermogen van demotor. Remmen op sneeuw of ijs heeft tot gevolg dat uw wagen in een SC170C1-FX Koelvloeistof Het koelsysteem van uw Hyundai is gevuld met ethyleenglycol. Gebruik geen andere koelvloeistof aangezien ethyleenglycol corrosie van hetkoelsysteem tegengaat, uw water- pomp smeert en bevriezing voorkomt. Het systeem moet worden bijgevuldovereenkomstig het onderhoud- soverzicht in hoofdstuk 5. Laat voor de winter de koelvloeistof controlerenm.b.t. het vriespunt.
slip raakt. Houd voldoende afstand ten opzichte van uw voorliggers. Druk het rempedaal gelijkmatig in. N.B.: Sneeuwkettingen zijn niet altijd wettelijk toegestaan. Raadpleeg de geldende wettelijke bepalingen voor het monteren vansneeuwkettingen.
SC160A1-FX BOCHTEN Vermijd remmen of schakelen in
bochten, vooral op natte wegen. Dit voorkomt overmatige bandenslijtage.
o Rijd niet met een te laag of een te
hoog motortoerental. Rijdt u telangzaam in een hoge versnelling,dan heeft dit tot gevolg dat de motor te zwaar wordt belast. Schakel tijdig een lagere versnellingin. Vermijd een te hoog toerental door de aanbevolen schakels- nelheden aan te houden.
o Gebruik de airconditioning niet
onnodig. De airconditioning wordtbediend door de motor waardoor bij gebruik van de airconditioning het brandstofverbruik toeneemt.
TB holl-2.p65 7/9/2007, 11:55 AM
18
Page 127 of 217

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 19
SC170D1-FX Accu en accukabels controleren Controleer visueel de accu en de
accukabels zoals beschreven in hoofdstuk 6. De staat van de accu kan worden gecontroleerd door uwHyundai dealer.
SC170E1-FX Gebruik zonodig "winterolie" Voor sommige klimaten is het aan te
bevelen bij koud weer een "winterolie" met lagere viscositeit te gebruiken. Zie hoofdstuk 9 voor de aanbevolen oliesoorten. Raadpleeg in geval van twijfel uw Hyundai dealer.
SC170F1-FXBougies en ontstekingssysteem
controleren
Controleer de bougies zoals
beschreven in hoofdstuk 6 en vervang ze zonodig. Controleer tevens de bedrading en de componenten van het ontstekingssysteem. Vervangbeschadigde onderdelen. SC170G1-FX Sloten tegen bevriezing
beschermen
Om het bevriezen van de sloten te
voorkomen zijn speciale producten bijuw dealer verkrijgbaar. Ook als een slot bevroren is, kan dit metdoeltreffende middelen worden ontdooid. Soms is het mogelijk een bevroren slot te ontdooien door desleutel te verwarmen.
N.B.: Het temperatuurgebied waarin de
sleutel voor de startblokkering kan worden gebruikt, bedraagt –40 °Ctot 80 °C. Als de sleutel van de startblokkering tot boven 80 °C wordt verwarmd om een bevrorenslot te openen, kan de transpon- der in de sleutelkop worden beschadigd. SC170H1-FX Gebruik antivries in het ruiten sproeierreservoir Om te voorkomen dat het water in
het sproeierreservoir bevriest, moet een daarvoor bestaande toevoeging worden gebruikt. Volg hierbij degebruiksaanwijzing strikt op. Antivries voor het ruitensproeierreservoir is bij alle Hyundai dealers verkrijgbaar.Gebruik geen antivries voor het koelsysteem of een ander soort antivries aangezien dit de lak kanaantasten.
TB holl-2.p65 7/9/2007, 11:55 AM
19
Page 128 of 217

2- 20 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
SC170J1-FX Voorkom opeenhoping van
sneeuw en ijs aan de onderzijde van de wagen.
Onder sommige weersomstandig-
heden kunnen sneeuw-en ijsklompen onder de spatschermen de besturing bemoeilijken. Controleer bij strenge winterse omstandigheden regelmatigde onderzijde van uw wagen of de voorwielen vrij kunnen bewegen en de componenten van de stuurin-richting niet worden geblokkeerd.
SC170K1-FX Nooduitrusting Zorg, afhankelijk van de weersoms-
tandigheden, voor een geschikte nooduitrusting.
Dit zijn o.a. sneeuwkettingen, een
sleepkabel zaklantaarn, zand, een schep, hulpstartkabels, een ijskrabber, handschoenen, een deken etc. SC180A1-FX HET RIJDEN MET HOGE SNELHEDENControles voor het begin van de rit
1. Banden: Houd de bandenspanning voor het rijden met hoge snelheden aan. Een te lage bandenspanning heeftoververhitting en mogelijke defecten tot gevolg. N.B.: De voorgeschreven bandensp- anning mag niet worden over-schreden.
2. Brandstof, koelvloeistof en motorolie.:
Bij het rijden met hoge snelheden wordt 1.5 maal zoveel brandstof verbruikt. Vergeet niet het koelvloeistof-en het motoroliepeil te controleren.
3. V-riem: Een niet goed afgestelde of een beschadigde V-riem kan oververhitting van de motor tot gevolg hebben.
SC170I1-FX Voorkom bevriezing van de
handrem
Onder sommige omstandigheden kan
een aangetrokken handrem bevrie-zen. Bijvoorbeeld bij een opeenhoping van sneeuw of ijs rond of bij deachterremmen of als de remmen nat zijn. Als de kans op bevriezing bestaat, trek de handrem dan tijdelijkaan, zet de versnellingshandel in de eerste of achteruit versnelling of de keuzehandel in stand "P". Blokkeerde achterwielen zodat de wagen niet weg kan rollen. Zet hierna de handrem vrij.
TB holl-2.p65 7/9/2007, 11:55 AM
20
Page 129 of 217

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 21
SC190A1-FX HET GEBRUIK VAN DE VERLICHTING Controleer de verlichting regelmatig
en houd de lampglazen schoon. Bij slecht zicht overdag is het aan te bevelen het dimlicht in te schakelen.Hierdoor ziet u niet alleen beter, maar wordt u ook beter gezien.
SC200A1-FXRIJDEN MET AANHANGER OF
SLEPEN
Bij het slepen of voor het rijden met
een aanhanger moeten de wettelijkevoorschriften worden opgevolgd. Deze voorschriften wijzigen van land totland. Raadpleeg uw Hyundai dealer voor nadere informatie.
LET OP:
Verleen met uw auto geen
sleephulp tijdens de eerste 2000 km, zodat de motor goed kan inrijden.
Als deze raadgeving niet wordt
opgevolgd kan het ernstige schade aan motor en transmissie totgevolg hebben.
! YC200C4-AX Remsysteem aanhangwagen Als uw aanhanger voorzien is van
een remsysteem, moet dit voldoen aan de wettelijke voorschriften. Zorg ervoor dat het op de juiste manier is gemonteerd en dat het goed werkt. YC200B2-AX Trekhaken Kies een trekhaak die geschikt is voor de aanhanger die getrokken moet worden. De gemonteerde trekhaak moet de kogeldrukgelijkmatig overbrengen op het chas- sis van de wagen. De trekhaak moet stevig worden aangebracht door een hiervoor bevoegd bedrijf. GEBRUIK GEENTREKHAAK VOOR TIJDELIJKE MONTAGE EN GEBRUIK NOOIT EEN TREKHAAK DIE ALLEEN AANDE BUMPER IS GEMONTEERD.
N.B.: Als met een aanhanger wordt gereden moeten tengevolge van de extra belasting de onderhoud-swerkzaamheden met kortere tussenpozen worden uitgevoerd. Zie hoofdstuk "Onderhouds-voorschriften" bij "Onderhoud onder zware bedrijfsomstan- digheden" op bladzijde 5-7.
LET OP:
o Sluit nooit het remsysteem van de aanhanger rechtstreeks aan op het remsysteem van de wagen.
o Bij bet rijden met een aanhanger op een steile helling (meer dan6%) moet worden gelet op dekoelvloeistoftemperatuurmeter. Mocht de naald van de meter zich voorbij "H" (HOT) bewegen,dan moet zo snel mogelijk worden gestopt. Laat de motor vervolgens stationair draaien tothij is afgekoeld.
!
TB holl-2.p65 7/9/2007, 11:55 AM
21
Page 130 of 217

2- 22 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
Kogeldruk Totaal
aanhangergewicht
C190E01L
C190E02TB-GXT Maximum aanhangergewicht De kogeldruk kan gewijzigd worden
door het gewicht in de aanhanger te verdelen. Controleer de verdeling vanhet gewicht door het totale gewicht en de kogeldruk te meten.
N.B.:
1. Zorg ervoor dat zich nooit meer gewicht in het achterste deel van de aanhanger bevindt dan in het voorste deel. Ca. 60% van het gewicht moet zich in hetvoorste deel van de aanhanger bevinden, de overige 40% in het achterste deel.
2. Het totale voertuiggewicht met
aangekoppelde aanhanger maghet toegestane totaalgewicht (GVWR) niet overschrijden. Dit totaalgewicht is te vinden ophet identificatieplaatje (zie blz. 8-2). Het totaalgewicht bestaat uit de gewichten van de wagen,bestuurder, passagiers en bagage, lading, trekhaak, kogeldruk en eventuele acce-ssoires.
3. De voor-en achterasbelastingen
mogen de toegestane asbelas-tingen (GAWR) niet overschrij- den. De toegestane asbelastingen zijnte vinden op het identificatieplaatje (zie blz. 8-1).Het is mogelijk dat het totaalgewicht beneden de toegestane waarde blijft maardat de asbelasting wordt overschreden. Onjuiste belading van de aanhanger en/of teveelgewicht in de bagageruimte kan de achteras te zwaar belasten. Verplaats in dit geval debelading en controleer de asbelasting opnieuw.
4. De maximum toelaatbare verticale belasting op de trekhaak bedraagt : 44kg
C190E02L
Totaal asgewicht
Totaal
autogewicht
YC200D2-AX Veiligheidskabel Wanneer de verbinding tussen de trekhaak en de aanhanger verbroken mocht worden, kunnen gevaarlijke situaties ontstaan voor het verkeer.De aanhanger kan zelfs van de rijbaan geraken. Om deze gevaarlijke situaties te voorkomen is eenveiligheidskabel tussen de wagen en de aanhanger verplicht.
TB holl-2.p65
7/9/2007, 11:55 AM
22