Hyundai Getz 2007 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2007, Model line: Getz, Model: Hyundai Getz 2007Pages: 217, PDF Size: 7.52 MB
Page 131 of 217

HET RIJDEN MET UW HYUNDAI 2- 23
!
Max.
aanhangergewicht
5. Maximum toelaatbare overbouw
van trekhaak : 690mm. kg
LET OP:
De volgende specificaties worden aanbevolen bij het rijden met aanhanger. Het gewicht van debeladen aanhanger mag de onderstaande waarde om veilig- heidsredenen niet overschrijden.
! Trekstand
44
Omgeremd Aanhangwagen
700
1.000
1.100 1.100 900
1.100
450
Handges-
chakelde
versnell-ingsbak
Automatische transmissie
1,1L 1,4L1,6L
Diesel
1,4L1,6L
Ger- emd
WAARSCHUWING:
Het onjuist beladen van de
aanhanger en de wagen kan het rijgedrag en het remvermogennadelig beïnvloeden. Hierdoor kunnen ongevallen ontstaan die tot ernstige verwondingen kunnenleiden. C190F02A-GXT Tips voor het rijden met aanhanger of het slepen van eenauto
1. Controleer vóór het wegrijden de
trekhaak, de veiligheidskabel en de werking van de normale verlichting, de remlichten en de richtingaanwijzers van deaanhanger.
2. Rijd met aangepaste snelheid
(maximaal 80 km/h).
3. Rijden met een aanhanger kost
meer brandstof dan rijden zonderaanhanger.
4. Om gebruik te kunnen maken van het remmend vermogen van de motor en om te zorgen dat de accu goed geladen blijft, mag erniet gereden worden in de vijfde versnelling (handgeschakelde versnelling-sbak) of in overdrive(automatische transmissie).
5. Zorg ervoor dat de belading van
de aanhanger goed vast zit omschuiven van de belading tijdens het rijden te voorkomen.
6. Controleer de bandenspanning van de wagen en de aanhanger. Te lage bandenspanning kan hetrijgedrag nadelig beïnvloeden.
HTB312
Bevestigingspunt
TB holl-2.p65
7/9/2007, 11:55 AM
23
Page 132 of 217

2- 24 HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
aanhangerrem handmatig om de werking te controleren. Op deze manier kunnen tegelijkertijd deelektrische verbindingen getest worden.
10.Controleer tijdens de rit regelmatig de bevestiging van de lading, de werking van de verlichting en deremmen.
11.Vermijd ruw wegrijden, fel
accelereren en bruusk afremmen.
12.Vermijd scherpe bochten en het
snel veranderen van rijstrook.
13.Vermijd het langdurig of vaak afremmen. Hierdoor kunnen deremmen oververhit raken waardoorde remwerking afneemt.
14.Schakel bij het afdalen van een helling naar een lagere versnelling om gebruik te maken van de remmende werking van de motor. Bij langdurig heuvelopwaarts rijden moet worden teruggeschakeld naar een lagere versnelling en metgematigde snelheid worden gereden om de kans op overbelasting en oververhitting vande motor te verkleinen. 15. Houd de wagen tijdens een stop
bij heuvelopwaarts rijden niet opzijn plaats door gas te geven.Hierdoor kan de automatische transmissie oververhit raken. Gebruik de voetrem of deparkeerrem.
N.B.: Controleer bij het rijden met
aanhanger de olie in de transmissie vaker.
!
Controleer ook de bandenspanning van het reservewiel.
7. De wagen/aanhanger-combinatie heeft meer last van zijwind en turbulentie. Als u gepasseerd wordtdoor een groot voertuig, houd dan de snelheid constant en het stuur rechtuit. Verminder snelheid als dewervelingen te sterk zijn om zo uit de turbulentie van het andere voertuig te komen.
8. Neem bij het parkeren van de wagen/aanhanger-combinatie,vooral op een helling, alle normalevoorzorgsmaatregelen in acht. Draai de voorwielen richting stoeprand, trek de parkeerremstevig aan en schakel de eerste of achteruitversnelling in (handgeschakelde versnellingsbak)of de parkeerstand (automatische transmissie). Breng bovendien wielblokken aan voor de wielenvan de aanhanger.
9. Als de aanhanger is voorzien van een elektrisch remsysteem moet de remwerking als volgt gecontroleerd worden: breng dewagen/aanhanger-combinatie in beweging en bedien de LET OP:
Als bij het rijden met aanhanger
oververhitting plaatsvindt (temper-atuurmeter gaat naar het rode gebied), kunnen de volgendemaatregelen de oververhitting verminderen of opheffen:
1. Zet de airconditioning uit.
2. Matig de snelheid.
3. Schakel bij het heuvelopwaar- tsrijden een lagere versnelling in.
4. Laat de motor bij fileverkeer
tijdens stilstaan versneldstationair draaien met de transmissie in neutraal of de parkeerstand.
TB holl-2.p65 7/9/2007, 11:55 AM
24
Page 133 of 217

3. IN GEVAL VAN PECH
ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT ................................................ 3-2
STARTEN MET HULPSTARTKABELS .......................................... 3-3
ALS DE MOTOR TE HEET WORDT .............................................. 3-4 RESERVEWIEL............................................................................... 3-5
HANDELINGEN BIJ EEN LEKKE BAND ....................................... 3-7 ALS UW AUTO MOET WORDEN GESLEEPT ............................3-11
SLEPEN IN GEVAL VAN NOOD .................................................. 3-13
BIJ VERLIES VAN SLEUTELS ..................................................... 3-14
3
TB holl-3.p65 7/9/2007, 11:55 AM
1
Page 134 of 217

3- 2 IN GEVAL VAN PECH
SD020A1-FX ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT SD020B1-FX Als de startmotor niet of langzaam ronddraait
1. Let er bij een automatische transmissie op dat de keuzehandel in de stand "N" of "P" staat. Trekde handrem aan.
2. Controleer of de accupolen schoon zijn en de klemmen goed vast zitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de verlichting zwakker wordt ofuitgaat bij het starten van de mo- tor, is de accu ontladen.
4. Probeer de motor niet te starten
door de wagen aan te duwen of teslepen. Zie de richtlijnen voor "Starten met hulpstartkabels" op de volgende pagina's. SD020C1-FX Als de startmotor ronddraait,
maar de motor slaat niet aan:
1. Controleer het brandstofpeil.
2. Controleer alle aansluitingen, op de bobine en de bougies.Vervang loszittende aansluitingen.
3. Controleer de brandstofleiding in de motorruimte.
4. Als de motor nog niet aanslaat, neem dan contact op met uw Hyundai dealer.
LET OP:
De motor mag niet worden gestartdoor de wagen te duwen of te slepen.Dit kan schade veroorzaken.Bovendien kan door het aanduwenof-slepen de katalysator te heet worden waardoor brandgevaar ontstaat.
!
HTB165 HTB221
TB holl-3.p65
7/9/2007, 11:55 AM
2
Page 135 of 217

IN GEVAL VAN PECH 3- 3
!
HTB218
AD020D1-AX Wat te doen als de motor tijdens
het rijden afslaat
1. Laat de snelheid geleidelijk afnemen, blijf rechtuitrijden. Zet de wagen langs de kant wan de weg op een veilige plaats.
2. Schakel de waarschuwings- knipperlichten in.
3. Probeer de motor te starten. Als de motor niet aanslaat, raadpleegdan "ALS DE MOTOR NIETAANSLAAT".
D020A02A-AXT STARTEN MET HULPSTART- KABELS WAARSCHUWING:
Het starten met hulpstartkabels kan
gevaarlijk zijn. Het niet exact opvolgen van de richtlijnen kanernstige verwondingen of schade aan de wagen tot gevolg hebben! Roep in geval van twijfel des-kundige hulp in. Accu's bevatten zwavelzuur dat giftig en in hoge mate corrosief is. Draag bij hetstarten met hulpstartkabels een bril en let erop dat accuvloeistof niet in aanraking komt met de huid, uw kleding of de wagen.
Hulpaccu
Ontladen accu o Als hulpaccu moet een 12-volt accu
worden gebruikt. Probeer in geval van twijfel de wagen niet te startenm.b.v. hulpstartkabels.
o Volg bij het starten m.b.v. hulpstartkabels en een ontladen accu de volgende richtlijnen exact op:
1. Staat de hulpaccu in een andere wagen, dan mogen de twee wagens niet met elkaar in aanraking komen.
2. Schakel alle onnodige verlichting en accessoires in beide wagensuit.
3. Start de motor van de wagen met de hulpaccu en laat deze enkeleminuten draaien. Laat de motor in deze wagen tijdens het starten m.b.v. startkabels draaien met2000 t/min.
4. Sluit de klemmen van de hulpstartkabel aan in de volgordezoals in de afbeelding wordt weergegeven. Sluit één klem van de hulpstartkabel aan op depluspool of kabel van de ontladen accu. Sluit vervolgens het andere eind van dezelfde kabel aan op depluspool of kabel van de hulpaccu.
o Als accuzuur op de huid of in de
ogen komt, spoel dan de desbetreffende plaats gedurende tenminste 15 minuten met wateraf. Raadpleeg direct een arts. Moet u naar een eerste hulppost worden vervoerd, houd de desbetreffendeplaats dan m.b.v. een spons of doek met water nat.
o Bij het starten met hulpstartkabels produceert een accu een explosiefgas. Rook niet en voorkom open vuur of vonken.
TB holl-3.p65 7/9/2007, 11:55 AM
3
Page 136 of 217

3- 4 IN GEVAL VAN PECH
!
Sluit vervolgens één klem van de andere kabel aan op de negatieve (min) pool of kabel van de hulpaccu.Sluit vervolgens het andere eind van de kabel aan op een massief metalen gedeelte van de motor.Sluit de kabel niet aan op een bewegend gedeelte.
5. Start de motor. Laat nadat de mo- tor is aangeslagen de hulpstartkabels aangesloten en laatde motor enkele minuten draaien met 2000 t/min.
6. Verwijder voorzichtig de hulpstartkabels in omgekeerdevolgorde van aansluiten.
Bij onzekerheid omtrent de reden vande ontladen accu, moet u het laadsysteem laten controleren dooruw Hyundai dealer. 4. Controleer of de V-riem van de
waterpomp ontbreekt. Is dit niethet geval controleer dan of dezestrak zit. Is de V-riem in orde, controleer dan de radiateur, de slangen en onder de wagen opkoelvloeistoflekkage.(Is de airconditioning ingeschakeldgeweest, dan is het gebruikelijk dat er koud water uitstroomt).
D030A02TB-AXTALS DE MOTOR TE HEET WORDT Staat de koelvloeistoftemperatuur-
meter te hoog, levert de motor weinig vermogen of "pingelt" de motor, dan is de motor waarschijnlijk te heet. Gadan als volgt te werk:
1. Breng de wagen zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand.
2. Plaats bij een automatische transmissie de keuzehandel in stand "P" of bij een handges-chakelde versnellingsbak de versnellingshandel in neutraal en trek de handrem aan. Schakeleventueel de airconditioning uit.
3. Bij koelvloeistoflekkage of stoomvorming onder de motorkap;zet de motor dan af. Wacht met het openen van de motorkap tot geen koelvloeistof meer weglekten geen stoom zichtbaar is.Is er geen merkbaar verlies vankoelvloeistof en geen stoom, laat de motor dan draaien en controleer of de ventilator werkt. Is dit niethet geval zet dan de motor af. WAARSCHUWING:
Houd uw handen uit de buurt vanbewegende delen zoals de ventila- tor en V-riemen terwijl de motor draait.
TB holl-3.p65 7/9/2007, 11:55 AM
4
Page 137 of 217

IN GEVAL VAN PECH 3- 5
!
!WAARSCHUWING (Alleen Diesel):
Geen werkzaamheden verrichten aan het injectiesysteem wanneerde motor draait of binnen 30 seconden nadat deze is afgezet. Hogedrukpomp, rail, verstuivers enverstuiverleidingen staan onder hoge druk, zelfs nadat de motor is afgezet. De brandstofstraal dieontstaat door brandstoflekkage kan ernstige verwondingen veroorzaken wanneer deze met hetlichaam in aanraking komt. Mensen met een pacemaker mogen niet binnen 30 cm van de ECU of debedrading in de motorruimte komen als de motor draait, aangezien de hoge stroomwaarmee het common-rail-systeem werkt een groot magnetisch veld veroorzaakt.!
WAARSCHUWING:
Verwijder de radiateurdop niet
wanneer de motor warm is. Hierdoor kan koelvloeistof uit de radiateur spuiten hetgeen ernstige brandwonden tot gevolg kanhebben.
6. Als de oorzaak van de oververhitting
niet duidelijk is, wachten tot de temperatuur tot normaal is gedaald. Wanneer koelvloeistof verloren is gegaan, voorzichtig koelvloeistof inhet expansiereservoir bijvullen tot het peil de middelste markering bereikt.
7. Vervolg voorzichtig uw weg en blijf attent op tekenen vanoververhitting. Raakt de motor opnieuw oververhit, neem dan con- tact op met uw Hyundai dealer.
5. Is de V-riem van de waterpomp
gebroken of is er sprake vankoelvloeistoflekkage, zet de motordan direct af en neem contact op met de dichtstbijzijnde Hyundai dealer. LET OP:
Ernstig verlies van koelvloeistofwijst op een lek in het koelsysteem hetgeen zo snel mogelijk door uw Hyundai dealer moet wordengerepareerd.
Bandenmaat T105/70D14
Bandenspanning 42 0 kPa (60 psi)
D040A01TB-GXT RESERVEWIEL (thuiskomer) De volgende aanwijzingen voor het reservewiel zijn van belang:
1. Controleer de bandenspanning van
het reservewiel zo snel mogelijk na het monteren en pas zo nodig de bandenspanning aan op decorrecte waarde.De bandenspanning moetregelmatig worden gecontroleerden op de voorgeschreven waarde worden gehouden.
Bandenspanning reservewiel
TB holl-3.p65 7/9/2007, 11:55 AM
5
Page 138 of 217

3- 6 IN GEVAL VAN PECH
HTB154
Bandenmaat BandenspanningEenheid
210 kpa (30 psi)
D040B01FC-GXT VOLLEDIG RESERVEWIEL (Indien gemonteerd) Onderstaande instructies voor het
volwaardige reservewiel moeten worden opgevolgd: na het aanbrengen van het reservewiel moet de bandenspanning zo spoedig mogelijkworden gecontroleerd.
De bandenspanning moet regelmatig
worden gecontroleerd en op de voorgeschreven waarden worden gehouden.
Voorgeschreven bandenspanning
voor het reservewiel. SD050C1-FX Het verwijderen van het reservewiel Verwijder de bevestigingsbout van het
reservewiel. Als het reservewiel in de kofferruimte wordt aangebracht moetde bout stevig met de vingers worden vastgezet.
2. Het reservewiel mag slechts tijdelijk
worden gebruikt en moet weer worden opgeborgen in debagageruimte zodra de normale band is gerepareerd of vervangen.
3. Permanent gebruik bij snelheden boven 80 km/h (50 mph) is niet aanbevolen.
4. Omdat het tijdelijke reservewiel speciaal is ontworpen voor uw automag hij niet worden gebruikt opandere auto's.
5. De band van het tijdelijke reservewiel mag niet worden gebruikt op andere velgen terwijl normale banden, winterbanden,wieldoppen en sierringen niet mogen worden aangebracht op de velg van het tijdelijke reservewiel.Het gebruik op dergelijke wijze kan leiden tot beschadigingen aan de onderdelen of de auto.
6. De bandenspanning van het opgeborgen reservewiel moetmaandelijks worden gecontroleerd. LET OP:
o Gebruik geen sneeuwkettingen op het tijdelijke reservewiel.
o Gebruik hoogstens één tijdelijk reservewiel tegelijkertijd.
!
TB holl-3.p65 7/9/2007, 11:55 AM
6
Page 139 of 217

IN GEVAL VAN PECH 3- 7
SD060A1-FX HANDELINGEN BIJ EEN LEKKE BAND Wanneer u onder het rijden een lekke band krijgt, ga dan als volgt te werk:
1. Neem uw voet van het gaspedaal en minder snelheid. Probeer nietdirect te remmen of de wagen vande weg af te rijden aangezien u hierbij de controle over de wagen kunt verliezen. Wanneer de wagentot een veilige snelheid vaart heeft verminderd, druk dan licht op het rempedaal en rijd de wagen vande weg af. Breng de wagen zo ver mogelijk van de weg op een stevige ondergrond tot stilstand.
2. Schakel zodra de wagen tot stilstand is gekomen dealarmknipperlichten in, trek dehandrem aan en plaats de keuzehandel in stand "P" (automatische transmissie) of deversnellingshandel in de achteruit (handgeschakelde versnelling- sbak).
3. Laat alle inzittenden uitstappen. Let
erop dat zij zich niet aan deverkeerszijde van de wagen bevinden. SD070A1-FX WIEL VERWISSELEN De hierna beschreven procedure kan
tevens worden gebruikt voor het onderling verwisselen van wielen. Controleer, alvorens het wiel teverwisselen, of de keuzehandel in de stand "P" is geplaatst (automatische transmissie) of dat de versnellings-handel in de achteruit staat (handgeschakelde versnellingsbak) en de handrem is aangetrokken.
4. Verwissel het wiel volgens de
hierna beschreven richtlijnen.
HTB230
HTB296
Mathaak
D060B01TB-GXT 1. Reservewiel en gereedschap
uitnemen
Hang de mat van de kofferruimte aande mathaak en verwijder het opbergvak (indien gemonteerd).
TB holl-3.p65 7/9/2007, 11:55 AM
7
Page 140 of 217

3- 8 IN GEVAL VAN PECH
HTB149
SD070E1-FX
3. Wielmoeren losdraaien Draai de wielmoeren iets los voordat
de wagen wordt opgekrikt. Draai hiertoe de wielmoersleutel linksom. Let erop dat de dop goed op de boutzit zodat hij er niet af kan glijden. Plaats de wielmoersleutel voor een maximaal hefvermogen met dehefboom naar rechts, zie afbeelding. Pak het uiteinde van de hefboom vast en trek hem gelijkmatig omhoog.Verwijder de moeren niet. Draai ze ongeveer een halve slag los.HTB156
Blokkeer het wiel diagonaal tegenover
het wiel met de lekke band teneinde te voorkomen dat de wagen wegrolt als deze wordt opgekrikt. SD070D1-FX
2. Wiel blokkeren
Lekke band
Verwijder de krikhouder en degereedschapstas en neem vervolgens het reservewiel uit de kofferrruimte. N.B.: De krikhouder bevindt zich bij het reservewiel in de auto.
HTB224
TB holl-3.p65 7/9/2007, 11:55 AM
8