Hyundai Ioniq Hybrid 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2017, Model line: Ioniq Hybrid, Model: Hyundai Ioniq Hybrid 2017Pages: 564, PDF Size: 47.22 MB
Page 431 of 564

6-7
Wat te doen in een noodgeval
7. Sluit het andere uiteinde van detweede startkabel aan op de
zwarte, negatieve (-) pool van de
accu/massa van uw auto (4).
Zorg ervoor dat de startkabels
uitsluitend contact maken met dejuiste accupolen of
hulpstartaansluitingen of de juiste
massa. Leun bij het aansluiten niet
over de accu.
8.Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze enkele
minuten met ongeveer 2.000
omw/min draaien. Start vervolgens
uw auto.
Als uw auto na enkele pogingen nog
niet start, is er mogelijk wat anders
aan de hand. Roep in dat geval
deskundige hulp in. Laat uw autocontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer als de oorzaak van
de lege accu niet duidelijk is. Neem de startkabels los in exact de
omgekeerde volgorde vanaansluiten:
1.Neem de startkabel los van de
zwarte, negatieve (-) pool van de
accu/massa van uw auto (4).
2.Neem het andere uiteinde van de startkabel los van de zwarte,
negatieve (-) pool van de
accu/massa van de andere auto(3).
3.Neem de tweede startkabel los van de rode, positieve (+) pool van
de accu/hulpstartaansluiting vande andere auto (2).
4.Neem het andere uiteinde van de startkabel los van de rode,
positieve (+) hulpstartaansluiting
van uw auto (1).
6
Page 432 of 564

6-8
Wat te doen in een noodgeval
Als uw temperatuurmeter een te
hoge temperatuur aangeeft, als u
vermogensverlies bespeurt of
wanneer u luid kloppende of
pingelende geluiden hoort, is de
motor waarschijnlijk oververhit
geraakt. Als dat gebeurt moet u het
volgende doen:
1.Breng de auto zo snel mogelijk opeen veilige plaats tot stilstand.
2.Zet de selectiehendel in stand P (parkeren) en activeer de
parkeerrem.
3.Controleer of er geen hete stoom uit de motorruimte komt. Open de
motorruimte als dat veilig kan en
controleer de stekker van de
waterpomp. Als de stekker van de waterpomp
los is, zet dan de motor uit, sluit de
stekker van de waterpomp aan en
start de motor weer.
4.Stel de temperatuur en de luchttoevoer in op maximaal en
schakel de airconditioning in.
5. Als het waarschuwingslampje voor onderhoud ( ) in het
instrumentenpaneel gaat branden,
zet dan onmiddellijk de motor uit enneem contact op met een officiële
HYUNDAI-dealer. Als het waarschuwingslampje van
de motor ( ) gaat branden of als
er koelvloeistof of stoom uit de
motorruimte komt, laat de motor dan
draaien terwijl de motorkap
geopend is. Zo wordt de
motorruimte geventileerd en de
motor afgekoeld.
6. Controleer op de koelvloeistoftemperatuurmeter in
het instrumentenpaneel of de
koelvloeistoftemperatuur
voldoende gedaald is. Controleer
het koelvloeistofpeil. Controleer
de aansluitingen van de radiateur,
de verwarmingsslang en de
waterpomp op lekkage als het peil
te laag is. Vul koelvloeistof bij als
er geen lekkage is. Als de
problemen zich blijven voordoen,
bijvoorbeeld als de
waarschuwingslampjes blijven
branden, er lekkages optreden of
de koelventilator niet goed werkt
waardoor de motor oververhit kan
raken, zet dan onmiddellijk demotor uit en laat uw autocontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
AALLSS DD EE MM OOTTOO RR OO VVEERR VV EERR HH IITT RR AA AAKKTT
Voorkom ernstig
letsel en zorg ervoor dat uw handen,kleding en
gereedschap niet in
aanraking komen met
bewegende
onderdelen zoals de
koelventilator en deaandrijfriem als demotor draait.
WAARSCHUWING
OAE066005
Page 433 of 564

6-9
Wat te doen in een noodgeval
6
7.Wacht tot de motortemperatuurweer normaal is als u de oorzaak
van de oververhitting niet kunt
vinden. Vul het
koelvloeistofreservoir voorzichtig
bij tot het merkteken halverwege
als het koelvloeistofniveau te laag
is.
8.Rijd voorzichtig verder en wees alert op verdere tekenen van
oververhitting. We adviseren ucontact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer als de
motor opnieuw oververhit raakt.
Als er veel koelvloeistof
verdwenen is, duidt dit op een
lekkage in het koelsysteem en
adviseren we u contact op tenemen met een officiële
HYUNDAI-dealer.
Wanneer de motor oververhit raakt door te weinig
koelvloeistof kan het
plotseling bijvullen van
koelvloeistof scheuren in de
motor veroorzaken. Vul
koelvloeistof langzaam en in
kleine hoeveelheden bij om
schade te voorkomen.
OPMERKING
Verwijder de
radiateurdop of deaftapplug NOOIT alsde motor en deradiateur nog heet
zijn. Er kan onder druk staande
hete koelvloeistof en stoom
ontsnappen, waardoor ernstigletsel kan ontstaan.
Zet de motor uit en wacht tot de
motor is afgekoeld. Verwijder de
radiateurdop uiterst
voorzichtig. Wikkel een dikke
doek rond de dop en draai hem
voorzichtig linksom tot de
eerste aanslag. Ga een stukje
achteruit wanneer de druk van
het koelsysteem af gaat. Pas als
u zeker weet dat er geen
overdruk meer is, drukt u dedop met de doek in en draait u
hem verder linksom om hem teverwijderen.
WAARSCHUWING
Page 434 of 564

6-10
(1) Waarschuwingslampje lage
bandenspanning/controlelampje
storing TPMS
(2) Waarschuwingslampje positie lage bandenspanning en
waarschuwingslampje lage
bandenspanning (weergegeven
op het LCD-display)
Controleer bandenspanning
(indien van toepassing)
U kunt de bandenspanningcontroleren in de informatiemodus
(instrumentenpaneel type A) of inde assistentiemodus
(instrumentenpaneel type B) op
het instrumentenpaneel. Raadpleeg "LCD-modus" in hoofdstuk 3.
De bandenspanning wordt na enkele minuten rijden
weergegeven. Als de bandenspanning bij
stilstaande auto niet wordt
weergegeven, zal de melding
"Drive to display (Rijden om weer
te geven)" worden weergegeven.
Controleer na het rijden debandenspanning.
De weergegeven waarden voor de bandenspanning verschillen
mogelijk van de met eenbandenspanningsmeter gemeten
waarden.
U kunt de eenheid waarin de bandenspanning wordt
weergegeven wijzigen in de modus
Gebruikersinstellingen in het LCD-
display.
- psi, kPa, bar (Zie Modus
Gebruikersinstellingen inhoofdstuk 3).
BB AA NN DDEENN SSPP AA NN NNIINN GGSSCC OO NNTTRR OO LLEE SSYY SSTT EEEEMM (( TT PP MM SS)) (( IINN DDIIEE NN VV AA NN TT OO EEPP AA SSSSIINN GG))
Wat te doen in een noodgeval
OAE066006■Type A
■Type A■Type B
■ Type B
OAE046114L/OAE046115L
OAE046460L/OAE066030L
Page 435 of 564

6-11
Wat te doen in een noodgeval
Bandenspanningscontrolesyst eem
Controleer iedere maand bij koude
banden of de bandenspanning van
alle banden, inclusief het reservewiel
(indien van toepassing),
overeenkomt met de aanbevolen
spanning op het voertuigplaatje of
het bandenspanningslabel. (Als de
bandenmaat van uw auto niet
overeenkomt met de bandenmaat op
het voertuigplaatje of hetbandenspanningslabel, dient u de
juiste spanning voor deze banden tebepalen.)Voor extra beveiliging is uw auto
uitgerust met eenbandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) dat ervoor zorgt dat een
waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
wanneer de bandenspanning vaneen of meerdere banden
aanmerkelijk te laag is. Wanneer het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning brandt, dient u de
auto dus stil te zetten, de banden zo
snel mogelijk te controleren en ze op
de juiste spanning te brengen. Rijden
op banden waarvan de
bandenspanning te laag is, heeft
oververhitte en mogelijk
beschadigde banden tot gevolg.
Een te lage bandenspanning zorgt
ook voor een hoger
brandstofverbruik en een kortere
levensduur van het loopvlak en heeft
mogelijk een negatief effect op de
handling en de remkwaliteiten van
uw auto.
Het TPMS dient niet ter vervanging
van onderhoud van de banden te
worden gebruikt.Het is de verantwoordelijkheid vande bestuurder dat de banden op dejuiste spanning zijn, ook al is de
bandenspanning nog niet zo laag dat
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden.
Uw auto is tevens uitgerust met een
controlelampje storing TPMS dat
aangeeft wanneer het systeem niet
goed werkt. Het controlelampje
storing TPMS is gecombineerd met
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning. Wanneer het
systeem een storing signaleert,
knippert het waarschuwingslampje
gedurende ongeveer een minuut en
blijft het daarna continu branden.
Zolang de storing blijft bestaan, blijft
dit zo doorgaan, ook wanneer de
auto weer wordt gestart.
Wanneer het controlelampje storing
brandt, kan het systeem mogelijkniet naar behoren een te lagebandenspanning signaleren of
aangeven. Storingen in het TPMS
kunnen verschillende oorzaken
hebben, waaronder het plaatsen,
vervangen of wisselen van banden
of velgen waardoor het TPMS niet
goed werkt.
6
Een te hoge of een te lage
bandenspanning reduceert de
levensduur van de banden,
beïnvloedt de handling van de
auto in negatieve zin en kan tot
onverwachte bandproblemen
leiden, waardoor u de controle
over de auto kunt verliezen met
een ongeval tot gevolg.
WAARSCHUWING
Page 436 of 564

6-12
Controleer na het vervangen van een
of meerdere banden of velgen het
controlelampje storing TPMS om
ervoor te zorgen dat het TPMS ook
na het vervangen goed werkt.
In de volgende situaties dient u
het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
1. Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning/controlelampj
e storing TPMS gaat niet
gedurende 3 seconden brandennadat het contact in stand ON is
gezet of de motor is gestart.
2. Het controlelampje storing TPMS blijft branden nadat het
gedurende ongeveer 1 minuut
geknipperd heeft.
3. Het waarschuwingslampje positie lage bandenspanning
blijft branden.
Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
Waarschuwingslampje positie
lage bandenspanning enbandenspanning
When the tire pressure monitoring
system warning indicators are
illuminated and warning message
displayed on the cluster LCD display,
one or more of your tires is
significantly under-inflated. The Low
Tire Pressure Position Telltale willindicate which tire is significantly
under-inflated by illuminating thecorresponding position light. If either telltale illuminates,
immediately reduce your speed,
avoid hard cornering and anticipate
increased stopping distances. You
should stop and check your tires as
soon as possible. Inflate the tires tothe proper pressure as indicated on
the vehicle’s placard or tire inflation
pressure label located on the driver’sside center pillar outer panel.
If you cannot reach a service station
or if the tire cannot hold the newly
added air, replace the low pressure
tire with the spare tire.
The Low Tire Pressure Telltale will
remain on and the TPMS Malfunction
Indicator may blink for one minuteand then remain illuminated (when
the vehicle is driven approximately
20 minutes at speed above 25 km/h)
until you have the low pressure tire
repaired and replaced on the vehicle.
informatie
Het reservewiel is niet uitgerust met
een bandenspanningssensor.
i
AANWIJZING
Wat te doen in een noodgeval
■ Type A■Type B
OAE046114L/OAE046115L
Page 437 of 564

6-13
Wat te doen in een noodgeval
Controlelampjestoring TPMS (bandenspanningsco
ntrolesysteem)
Het controlelampje storing TPMS
gaat branden nadat het ongeveer 1
minuut heeft geknipperd wanneer er
een probleem is met hetbandenspanningscontrolesysteem(TPMS).
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
In het geval van een storing in het TPMS gaat het
waarschuwingslampje positie
lage bandenspanning, ook al is de
spanning van een band te laag,niet branden.
AANWIJZING
6
Mogelijk gaat het
waarschuwingslampje lagebandenspanning in de winter of
bij koud weer branden als debanden bij warm weer op de
aanbevolen spanning zijn
gebracht. Het betekent niet dat
uw TPMS defect is, omdat de
lagere temperatuur een
evenredig lagere
bandenspanning tot gevolgheeft.
Controleer de bandenspanning
en breng deze op de juiste
waarde wanneer u van een
warm gebied naar een koud
gebied of vice versa rijdt, of
wanneer de buitentemperatuuraanmerkelijk toe- of afneemt.
OPMERKING
Schade door lage bandenspanning
Een te lage bandenspanning
zorgt ervoor dat de auto
instabiel wordt en kan ervoor
zorgen dat u de controle overde auto verliest en dat de
remweg wordt verlengd. Doorrijden op banden met een
te lage spanning heeft
oververhitte en defecte banden
tot gevolg.
WAARSCHUWING
Page 438 of 564

6-14
Het controlelampje storing TPMS
zal mogelijk gaan branden nadat
het gedurende 1 minuut heeft
geknipperd als de auto zich in de
buurt bevindt van elektrische
kabels of zenders zoals in de
nabijheid van politiebureaus,
kantoren, zendstations, militaire
objecten, luchthavens of
zendmasten.
Daarnaast zal het controlelampje
storing TPMS mogelijk gaan
branden als er sneeuwkettingen
worden gebruikt of als er in de
auto bepaalde elektronische
apparatuur wordt gebruikt, zoals
een notebook, een lader, een
externe starthulp of een
navigatiesysteem. Dit kan de
normale werking van het TPMSstoren.
Een wiel verwisselen met TPMS
Bij een lekke band gaan de
waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning branden. Laat de
lekke band zo snel mogelijk door een
officiële HYUNDAI-dealer repareren of
vervang de band door het reservewiel.
Het reservewiel (indien van
toepassing) is niet voorzien van een
bandenspanningssensor. Wanneerde band met de lage
bandenspanning of de lekke band
door het reservewiel is vervangen,
blijft het waarschuwingslampjes lage
bandenspanning branden. Ook gaat het controlelampje storing
TPMS branden na gedurende 1
minuut te hebben geknipperd
wanneer er gedurende ongeveer 20
minuten met de auto wordt gereden
bij een snelheid van ten minste 25km/h.
Als de oorspronkelijke band met een bandenspanningssensor eenmaal
weer op de voorgeschreven
spanning is gebracht en onder de
auto is gemonteerd, doven het
waarschuwingslampje lagebandenspanning en het
controlelampje storing TPMS na een
paar minuten rijden.
Ga naar een officiële HYUNDAI- dealer als de lampjes na een paar
minuten niet doven.
Elk wiel is uitgerust met een bandenspanningssensor achter het
ventiel in het wiel (behalve het
reservewiel). Gebruik wielen die
speciaal geschikt zijn voor TPMS. Wij
raden u aan uw banden altijd door
een officiële HYUNDAI-dealer te
laten nakijken. U kunt de bandenspanning niet beoordelen door alleen naar de
banden te kijken.
AANWIJZING
Wat te doen in een noodgeval
Gebruik nooit een niet door
HYUNDAI goedgekeurd
bandenreparatiemiddel om de
band met een te lage spanning
te repareren. Niet door
HYUNDAI goedgekeurde
bandenreparatievloeistof kande bandenspanningssensoren
beschadigen.
OPMERKING
Page 439 of 564

6-15
Wat te doen in een noodgeval
Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter van een
goede kwaliteit om de
bandenspanning te meten. Een band
die warm is (door het rijden), heefteen hogere bandenspanning dan
een band die koud is.
Een koude band houdt in dat de auto gedurende 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode.
Laat de band afkoelen alvorens de
bandenspanning te meten. Zorg er
altijd voor dat de band koud is
alvorens deze op de aanbevolenspanning te brengen.
6
Het TPMS waarschuwt niet
voor ernstige en plotselinge
schade aan de banden
veroorzaakt door externe
factoren, zoals spijkers ofstraatvuil.
Als de auto instabiel aanvoelt,
haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal licht in en breng
uw auto op een veilige plaatstot stilstand.
WAARSCHUWING
Het aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het
bandenspanningscontrolesyste
em (TPMS) verhindert mogelijk
dat de bestuurder door het
systeem wordt gewaarschuwd
over een te lage
bandenspanning en/of storingen
in het TPMS. Door het
aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het
bandenspanningscontrolesyste
em (TPMS) vervalt mogelijk de
garantie voor dat deel van deauto.
WAARSCHUWING
EUROPA
Breng geen wijzigingen aan
de auto aan; deze kunnen de
werking van het TPMShinderen.(Vervolg)
WAARSCHUWING
(Vervolg)
Universele wielen hebben
geen TPMS-sensor.
Voor uw veiligheid adviseren
we u vervangende onderdelen
te gebruiken die zijn geleverd
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Als u universele wielen onder
uw auto monteert, moet u
TPMS-sensoren gebruiken die
goedgekeurd zijn door een
HYUNDAI-dealer. Als uw auto
niet voorzien is van TPMS-
sensoren of als het TPMS niet
goed werkt, kunt u problemen
krijgen bij de APK.
❈
❈ Alle auto's die vanaf
onderstaande datum in
EUROPA op de markt verkocht
worden, moeten zijn voorzien
van TPMS.
- Nieuwe modellen:
1 november 2012 -
- Bestaande modellen: 1 november 2014 - (op basis
van voertuigregistratie)
Page 440 of 564

6-16
Wat te doen in een noodgeval
Krik en gereedschap
(1) Krikslinger
(2) Krik(3) Wielmoersleutel
De krik, de krikslinger en de wielmoersleutel zijn opgeborgen in
de bagageruimte onder hetafdekpaneel.
De krik is uitsluitend bedoeld voor
het verwisselen van een wiel.Draai de vleugelbout waarmee het
reservewiel bevestigd is linksom om
het reservewiel te kunnen
verwijderen.
Berg het reservewiel in dezelfde
ruimte op en zet het vast door de
vleugelbout rechtsom te draaien.
Om te voorkomen dat het
reservewiel en gereedschap
rammelende bijgeluiden gaan
veroorzaken, moeten ze op de juiste
locatie worden opgeborgen.
AA
LLSS UU WW AA UU TTOO EE EENN LL EE KK KKEE BB AA NN DD HH EEEEFFTT
OAD065027
OAD065026
Het verwisselen van een band
kan gevaarlijk zijn. Volg deinstructies in dit hoofdstuk bij
het verwisselen van een bandom de kans op ernstig letsel tebeperken.
WAARSCHUWING
Pak de krikslinger niet vast bij
het vlakke gedeelte. Het vlakke
gedeelte heeft scherpe randen
die snijwonden kunnen
veroorzaken.
OPMERKING