ESP JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 3 of 370

1Deze handleiding illustreert en beschrijft de
w
e
rking van functies en uitrustingen
waarmee uw voertuig standaard of optioneel
is uitgerust. In de handleiding kunnen ook
functies en uitrustingen worden beschreven
die niet langer leverbaar zijn of niet voor dit
voertuig zijn gespecificeerd. Beschrijvingen
van functies en uitrustingen die niet op dit
voertuig leverbaar zijn, kunt u negeren. FCA
behoudt zich het recht voor wijzigingen in
het ontwerp en de specificaties aan te
brengen, en/of toevoegingen of verbeteringen
in zijn producten aan te brengen, zonder zich
op enige wijze te verplichten deze aanpas -
singen tevens in eerder gefabriceerde
producten aan te brengen.
WELKOM VAN FCA
Gefeliciteerd met de keuze van uw nieuwe
FCA-voertuig. U kunt er zeker van zijn dat uw
voertuig staat voor nauwkeurig vakmanschap,
exclusieve styling en hoogwaardige kwaliteit.
Rijd ALTIJD veilig en let op de weg. Rijd
ALTIJD veilig met beide handen aan het
stuur. U bent volledig verantwoordelijk voor
en draagt alle risico's met betrekking tot het
gebruik van de functies en toepassingen in
deze auto. Gebruik de functies en toepas -
singen alleen wanneer dat veilig is. Anders
bestaat er een risico op een ongeval en
ernstig of zelfs dodelijk letsel. Deze handleiding is bedoeld om u snel
vertrouwd te maken met belangrijke voorzie
-
ningen in uw voertuig. U vindt in deze hand -
leiding het meeste wat u nodig hebt om uw
voertuig te bedienen en te onderhouden,
inclusief noodinformatie.
OPMERKING:
Nadat u de informatie hebt gelezen, moet
deze worden bewaard op een gemakkelijk te
bereiken plaats in de auto. Bij verkoop van
de auto moet ook deze handleiding worden
overhandigd.
Bedenk dat met betrekking tot het onder -
houd van uw auto, een erkende dealer uw
Jeep® het beste kent, deze over door de
fabriek getrainde monteurs en originele
MOPAR® onderdelen beschikt en ervoor
zorgt dat u tevreden over uw auto blijft.
HOE U UW INSTRUCTIE -
BOEKJE ONLINE KUNT
TERUGVINDEN
Deze handleiding werd samengesteld als refe-
rentie om u snel vertrouwd te maken met de
belangrijkste kenmerken en processen van uw
auto. U vindt er het meeste wat u nodig hebt
om uw voertuig te bedienen en te onderhouden,
inclusief noodinformatie en -procedures.
Deze gebruikershandleiding is geen vervanging
voor het volledige instructieboekje, en behan
-
delt niet volledig alle handelingen en proce -
dures die mogelijk zijn met uw voertuig.
Voor een meer gedetailleerde beschrijving
van de onderwerpen in deze handleiding, en
informatie over de functies en processen die
niet in deze gebruikershandleiding zijn opge -
nomen, kunt u het volledige instructieboekje
gratis online raadplegen in een printvriende -
lijk PDF-formaat.
Voor het volledige instructieboekje of de
bijlage die van toepassing is voor uw voertuig,
gaat u naar het desbetreffende internetadres
hieronder:
www.mopar.eu/owner of om toegang tot deze
informatie te krijgen, kunt u ook naar de
website http://aftersales.fiat.com/elum/ gaan.
FCA wil een bijdrage leveren aan de bescher -
ming van het milieu en besparing van
natuurlijke hulpbronnen. Door de meeste
gebruikersinformatie over uw auto elektro -
nisch in plaats van op papier te verstrekken,
dragen we samen bij aan vermindering van
de vraag naar producten die bomen als
grondstof gebruiken en verlagen we de belas -
ting van het milieu.
20_MP_UG_NL_EU_t1.fm Page 1
Page 4 of 370

2
HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING?
HOE GEBRUIKT U DEZE
HANDLEIDING?
Essentiële informatie
Elke keer wanneer er instructies met betrek-
king tot de richting (links/rechts of vooruit/
achteruit) over het voertuig worden gegeven,
moeten deze worden opgevat met betrekking
tot een inzittende op de bestuurdersstoel.
Speciale gevallen die niet aan deze regel
voldoen worden duidelijk aangegeven in de
tekst.
De afbeeldingen in de gebruikershandleiding
dienen slechts als voorbeeld: dit kan bete -
kenen dat bepaalde details van de afbeel -
ding niet overeenkomen met de werkelijke
uitvoering van uw voertuig.
Bovendien is de gebruikershandleiding
gericht op voertuigen met het stuur links;
daarom is het mogelijk dat in voertuigen met
stuur rechts, de positie of de constructie van
enkele bedieningselementen niet exact
gespiegeld is ten opzichte van de afbeelding. Om het hoofdstuk te identificeren waarin de
informatie staat die u nodig hebt, kunt u het
register achter in deze gebruikershandleiding
raadplegen.
De hoofdstukken kunnen snel worden
geïdentificeerd met speciale grafische tabs
aan de zijkant van elke oneven pagina. Een
paar bladzijden verder is er een uitleg om de
volgorde van de hoofdstukken en de bijbeho
-
rende symbolen in de tabs te leren kennen.
Er staat altijd een tekstaanduiding van het
huidige hoofdstuk aan de zijkant van elke
even pagina.
Symbolen
Sommige voertuigonderdelen hebben
gekleurde labels met symbolen die verwijzen
naar voorzorgsmaatregelen die in acht
moeten worden genomen bij het gebruiken
van het betreffende onderdeel. Raadpleeg de
paragraaf "Waarschuwingslampjes en
meldingen" in het hoofdstuk "Uw Instrumen -
tenpaneel leren kennen" voor meer infor -
matie over de gebruikte symbolen in uw auto.
WAARSCHUWING VOOR
OVER DE KOP SLAAN
Terreinwagens slaan veel vaker over de kop
dan andere typen auto's. Deze auto heeft een
grotere bodemvrijheid en een hoger zwaarte -
punt dan veel andere personenauto's. De
auto levert betere prestaties in diverse terrei -
nomstandigheden. Als u onveilig rijdt, kunt u
in iedere auto de macht over het stuur
verliezen. Vanwege het hogere zwaartepunt
kan dit voertuig, in tegenstelling tot andere
voertuigen, over de kop slaan als de
bestuurder de macht over het stuur verliest.
Vermijd scherpe bochten, abrupte manoeu -
vres en andere onveilige rijhandelingen die
ertoe kunnen leiden dat u de macht over het
stuur verliest. Als u onveilig rijdt in deze
auto, dan kunt u ongevallen en ernstig of
dodelijk letsel veroorzaken. Ook kan de auto
over de kop slaan. Rijd voorzichtig.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 2
Page 12 of 370

10
UITGEBREID
ONGELUKKENRESPONSSYSTEEM
(EARS) ............................................... 239
EVENT DATA RECORDER (EDR) .............. 239
SERVICE EN ONDERHOUD
GEPLAND ONDERHOUD ......................... 240
1.4-liter benzinemotor ................. 240
2.4-liter benzinemotor ................. 245
Dieselmotoren .............................. 250
MOTORCOMPARTIMENT ...................... 256
1.4-liter motor ............................. 256
2.4-liter motor ............................. 257
2.0-liter dieselmotor ..................... 258
1.6-liter dieselmotor ..................... 259
Oliepeil controleren ...................... 260
Vloeistof voor ruitenwisser
bijvullen ..................................... 260 Onderhoudsvrije accu ................... 261
Wassen met hogedrukspuit ............ 262
DEALERSERVICE ................................. 262
Airco, onderhoud ......................... 262
Wisserbladen .............................. 263
Uitlaatsysteem ............................ 263
Koelsysteem................................. 265
Remsysteem ............................... 265
Handgeschakelde versnellingsbak —
indien aanwezig............................ 267 Automatische versnellingsbak ........ 267
HET VOERTUIG OMHOOG BRENGEN .......268BANDEN ..............................................268
Banden — Algemene informatie ... 268
Type banden ................................ 273
Reservewielen — indien
aanwezig .................................... 274 Sneeuwkettingen
(tractiehulpmiddelen) .................. 276 Aanbevelingen over 'rouleren' van
banden ....................................... 277
HET VOERTUIG STALLEN.......................277
CARROSSERIE......................................278
Behoud van de carrosserie ............ 278
INTERIEUR .........................................280
Stoelen en bekleding .................... 280
Kunststof- en gelakte onderdelen ... 280
Lederen onderdelen ...................... 281
Ruitoppervlakken ........................ 281
TECHNISCHE SPECIFICATIES
IDENTIFICATIEGEGEVENS......................282
Chassisnummer (VIN) ................... 282
AANHAALMOMENTEN VOOR VELGEN
EN BANDEN ........................................282
Voorgeschreven
aanhaalmomenten ........................ 282
WIELEN ...............................................283
GEWICHTEN ........................................285 BRANDSTOFVEREISTEN —
BENZINEMOTOR ..................................285
1.4-liter benzinemotor met turbo ....285
2.4-liter benzinemotor ..................285
Ethanol ........................................285
Brandstofadditieven .....................286
Benzine/zuurstofverbindingen .......286
Brandstoflabel voldoet aan
EN16942 ....................................286 Aandachtspunten
brandstofsysteem ..........................287 Koolmonoxidewaarschuwingen ......288
BRANDSTOFVEREISTEN —
DIESELMOTOR .....................................288
Dieselmotor ..................................288
Brandstoflabel voldoet aan
EN16942 ....................................289
VLOEISTOFINHOUD ..............................290
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN .....291
Motor ..........................................291
Chassis .......................................295
BRANDSTOFVERBRUIK EN CO2-
EMISSIES ...........................................296
MOPAR ACCESSOIRES .........................297
Originele accessoires van Mopar .....297
MULTIMEDIA
UCONNECT SYSTEMEN .........................299
CYBERVEILIGHEID ...............................299
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 10
Page 13 of 370

11
UCONNECT 3 SYSTEEM MET 5-INCH
DISPLAY — INDIEN AANWEZIG ............ 300
Overzicht Uconnect 3 met 5-inch
display ........................................ 300 Klok instellen .............................. 300
Audio-instelling ............................ 300
Bediening van de radio ................. 301
Gesproken tekstberichten
beantwoorden (niet compatibel met
iPhone®) .................................... 301
UCONNECT 4 MET 7-INCH DISPLAY ..... 303
Overzicht Uconnect 4 .................. 303
Menubalk slepen en neerzetten ..... 305
Radio ......................................... 305
Android Auto™ — indien
aanwezig ..................................... 306 Integratie Apple CarPlay® — indien
aanwezig ..................................... 307 Apps — indien aanwezig ............... 309
UCONNECT 4C/4C NAV MET 8,4-INCH
DISPLAY ............................................ 309
Overzicht Uconnect 4C/4C NAV .... 309
Menubalk slepen en neerzetten ..... 310
Radio ......................................... 311
Android Auto™ — indien
aanwezig .................................... 312 Integratie Apple CarPlay® — indien
aanwezig ..................................... 315 Apps — indien aanwezig ............... 317
JEEP SKILLS — INDIEN AANWEZIG ........318
Jeep Skills-indicatoren.................. 318
Ritgegevens registreren en
overdragen................................... 320
INSTELLINGEN VAN UCONNECT.............320
STUURBEDIENING VOOR AUDIO ............321
Bediening van de radio ................. 321
Media-modus ............................... 321
BEDIENING AUX/USB/MP3 ...................321
NAVIGATIESYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG .........................................322
Volume van gesproken aanwijzingen
van het navigatiesysteem wijzigen .. 322 Nuttige plaatsen vinden ................ 322
Een locatie vinden door de naam in
te voeren ..................................... 322 Gesproken bestemming invoeren in
één stap ...................................... 323 Uw thuisadres instellen................. 323
Home (thuisadres) ........................ 323
Een tussenstop invoegen ............... 324
Een omleiding volgen ................... 324
Kaartupdate................................. 324
UCONNECT PHONE ..............................324
Uconnect Phone (Handsfree bellen
met Bluetooth®) .......................... 324 Uw mobiele telefoon koppelen
(draadloos verbinden) met het
Uconnect-systeem ....................... 326 Algemene telefoonopdrachten
(voorbeelden) ..............................330 Microfoon uitschakelen (of
inschakelen) tijdens gesprek ..........330 Actieve gesprekken doorverbinden
tussen handset en voertuig ............330 Telefoonboek ...............................331
Tips voor spraakbediening .............331
Het volume wijzigen ......................331
Do Not Disturb (niet storen)
gebruiken ....................................331 Binnenkomende SMS-berichten ....332
Handige tips en veelgestelde vragen
voor het verbeteren van de
Bluetooth®-prestaties met uw
Uconnect systeem.........................333
SNELLE TIPS VOOR SPRAAKHERKENNING
UCONNECT .........................................334
Introductie van Uconnect ..............334
Aan de slag ..................................335
Basisspraakcommando's ................335
Radio...........................................335
Media ..........................................336
Telefoon.......................................337
Beantwoording gesproken
tekstberichten ..............................338 Klimaatregeling ............................339
Navigatie (4C NAV) - indien
aanwezig ......................................339
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 11
Page 28 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
26
Handmatig verstellen (achterbank)60/40-gedeelde achterbank met
neerklapfunctie
Om extra bagageruimte te creëren kan de
elke achterstoel worden neergeklapt. Hier
-
door ontstaat er meer bagageruimte en is er
toch nog zitruimte beschikbaar achterin.
OPMERKING:
Voordat u de achterbank neerklapt, moet u
wellicht de voorstoel in de stand halverwege
de glijrails zetten. Controleer ook of de
rugleuning van de voorstoelen helemaal
rechtop is gezet en dat de stoelen naar voren
zijn geplaatst. Zo kan de achterbank
probleemloos worden neergeklapt.
De achterbank neerklappen
1. Trek aan de ontgrendelhendel van de rugleuning aan weerszijden van de
bovenste buitenrand van de bank.
Hendel voor ontgrendelen achterbank
2. Klap die kant van de rugleuning van de achterbank helemaal naar voren.
Achterbank recht klappen
OPMERKING:
Wanneer inferentie van de laadruimte ervoor
zorgt dat de rugleuning niet volledig kan
vergrendelen, zult u problemen ondervinden
om de stoel weer terug te zetten in zijn
normale stand.
Het verstellen van de stoelen moet
plaatsvinden voordat de veiligheidsgor -
dels zijn vastgegespt en terwijl de auto is
geparkeerd. Een slecht afgestelde veilig-
heidsgordel kan ernstig of dodelijk letsel
tot gevolg hebben.
Rijd nooit met de rugleuning zo schuin
ingesteld dat de schoudergordel niet
meer tegen uw borstkas rust. Tijdens een
botsing bestaat het gevaar dat u onder de
veiligheidsgordel door schuift, waardoor
ernstig of zelfs dodelijk letsel kan
ontstaan.
WAARSCHUWING!
Stapel bagage of lading niet hoger op dan
tot aan de bovenrand van de rugleuning.
Anders kan het zicht naar achteren worden
belemmerd of kunnen voorwerpen worden
gekatapulteerd bij een noodstop of een
ongeval.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
WAARSCHUWING!
Het is zeer gevaarlijk om tijdens het
rijden personen te vervoeren in de
laadruimte. Bij een ongeval lopen
personen in deze ruimte een groter risico
op ernstig of dodelijk letsel.
Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen
en veiligheidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt.
1 — Ontgrendelhendels rugleuning
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 26
Page 35 of 370

33
Koplampschakelaar
De koplampschakelaar bevindt zich links van
het instrumentenpaneel. Met deze schake-
laar bedient u de koplampen, de parkeer -
lichten, de automatische koplampen (indien
aanwezig), de instrumentenverlichting, de
mistlampen vóór en achter (indien aanwezig)
en de koplamphoogte (indien aanwezig).
Koplampschakelaar
Draai de koplampschakelaar rechtsom naar
de eerste klikstand om de parkeerlichten en
de instrumentenverlichting te bedienen. Draai de koplampschakelaar naar de tweede
klikstand om de koplampen, de parkeer
-
lichten en de instrumentenverlichting te
bedienen.
Daglichtlampen — indien aanwezig
De daglichtlampen gaan branden wanneer
de motor wordt gestart en blijft aan tenzij de
koplampen zijn ingeschakeld of het contact
is uitgeschakeld.
OPMERKING:
Indien dit is toegestaan volgens de verkeers -
regels in het land waar het voertuig is aange -
schaft, kunnen de daglichtlampen worden
in- en uitgeschakeld met het Uconnect
systeem. Raadpleeg de paragraaf "Instel -
lingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" in het instructieboekje voor
meer informatie.
Schakelaar dimlicht/grootlicht
Druk de multifunctionele hendel in de rich -
ting van het instrumentenpaneel om het
grootlicht in te schakelen. Door de multi -
functionele hendel richting het stuurwiel te
trekken, wordt het dimlicht weer ingescha -
keld.
Regeling automatisch grootlicht — indien
aanwezig
Het regelsysteem van het automatisch groot -
licht zorgt voor meer licht van de koplampen
in het donker door automatische regeling van
het grootlicht met behulp van een op de voor -
ruit gemonteerde digitale camera. Deze
camera detecteert de verlichting van andere
voertuigen en zorgt ervoor dat automatisch
van grootlicht naar dimlicht wordt gescha -
keld totdat naderende voertuigen uit het
zicht van de camera zijn verdwenen.
OPMERKING:
De regeling automatisch grootlicht kan
worden in- en uitgeschakeld met het
Uconnect systeem. Raadpleeg de para-
graaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
Als de koplampen en achterlichten van
voertuigen in het blikveld van de camera
defect zijn, met modder zijn bespat of
gedeeltelijk aan het zicht worden
onttrokken, zal uw grootlicht langer blijven
branden (dichter bij het andere voertuig).
Het systeem zal ook niet correct werken
als de voorruit of cameralens zijn bedekt
met vuil, vet of andere obstakels.
1 — Draaien koplampen
2 — Hoogteverstelling koplampen
3 — Dimschakelaar instrumentenpaneel
4 — Indrukken mistlampen achter
5 — Indrukken mistlampen voor
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 33
Page 39 of 370

37
Bediening van de ruitenwissers
OPMERKING:
Bedien de ruitenwissers niet wanneer de
bladen van de voorruit zijn opgeheven.
Werking van de ruitensproeier
Als u de ruitensproeier wilt inschakelen,
trekt u de hendel naar u toe en houdt u de
hendel ingedrukt zolang het sproeien nodig
is. Als u aan de hendel trekt terwijl de inter -valstand actief is, voeren de ruitenwissers,
nadat u de hendel hebt losgelaten, meerdere
wisbewegingen uit en keren vervolgens terug
naar de eerder geselecteerde intervalstand.
Wasem
Duw de hendel omhoog naar de stand MIST
en laat hem los voor één wisbeweging.
OPMERKING:
De MIST-functie schakelt de sproeierpomp
niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier
-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De
wisfunctie moet worden gebruikt om ruiten -
sproeiervloeistof op de voorruit te sproeien.
Regensensor — indien aanwezig
Deze voorziening detecteert regen of sneeuw
op de voorruit en schakelt automatisch de
ruitenwissers in. De functie is vooral handig
wanneer spatwater van de weg of water dat
van de ruitenwissers van een voorliggende
auto wordt geblazen, op de voorruit terecht -
komt. Draai het uiteinde van de multifuncti -
onele hendel naar een van de twee standen
om deze functie te activeren.
De gevoeligheid van het systeem kan worden
ingesteld met de multifunctionele hendel.
Wisserintervalstand één is het minst gevoelig
en wisserintervalstand twee is het meest
gevoelig. Zet de ruitenwisserschakelaar in de
stand O (off (uit)) als u het systeem niet wilt
gebruiken.
OPMERKING:
De regensensor werkt niet wanneer de
ruitenwisserschakelaar in de stand voor
lage of hoge snelheid staat.
Als er ijs of opgedroogd zout water op de
voorruit aanwezig is, werkt de regensensor
mogelijk niet goed.
LET OP!
Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als
die verhindert dat de wisserbladen
terugkeren naar de ruststand. Wanneer de
ruitenwisserschakelaar is uitgezet en de
wisserbladen niet kunnen terugkeren naar
de ruststand, kan dat schade toebrengen
aan de ruitenwissermotor.
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het
zicht door de voorruit kan tot aanrijdingen
leiden. Mogelijk ziet u andere voertuigen
of obstakels over het hoofd. Voorkom
plotselinge ijsvorming op de voorruit door
de voorruit eerst te verwarmen met de
ontdooi-inrichting voordat u de
ruitensproeier gebruikt.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 37
Page 69 of 370

67
stand NEUTRAL (N) en laat de motor statio-
nair draaien. Als de meternaald niet terug -
keert naar normaal, zet de motor dan
onmiddellijk uit en bel voor hulp.
Raadpleeg de paragraaf "Oververhitting van
de motor" in het hoofdstuk "In geval van
nood/pech" voor meer informatie.
Waarschuwingslampje motorkap open
Dit waarschuwingslampje gaat
branden wanneer de motorkap is
open gelaten en niet volledig
gesloten.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een
geluidssignaal.
Waarschuwingslampje achterklep open
Dit waarschuwingslampje gaat
branden als de achterklep is
geopend.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een
geluidssignaal.
Waarschuwingslampje oliedruk
Dit waarschuwingslampje gaat
branden om aan te geven dat de
motoroliedruk laag is. Als het
lampje tijdens het rijden gaat
branden, zet het voertuig dan veilig stil, zet
de motor zo snel mogelijk af en neem contact
op met een erkende dealer. Als het lampje
aangaat, klinkt er een geluidsignaal.
Start de motor pas opnieuw wanneer het
probleem is verholpen. Dit lampje geeft geen
informatie over het motoroliepeil. Het
motoroliepeil moet worden gecontroleerd in
de motorruimte.
Waarschuwingslampje olietemperatuur
Dit waarschuwingslampje gaat
branden om aan te geven dat de
temperatuur van de motorolie hoog
is. Als het lampje tijdens het rijden
gaat branden, zet de auto dan veilig stil en
zet de motor zo snel mogelijk af. Wacht
totdat de olie is afgekoeld tot de normale
temperatuur.
Waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels
Dit waarschuwingslampje geeft aan
dat de veiligheidsgordel van de
bestuurder of passagier niet is vast -
gemaakt. Wanneer het contact de
eerste keer in de stand ON/RUN of ACC/ON/
RUN wordt gezet en als de veiligheidsgordel
van de bestuurder is losgegespt, klinkt er een
geluidssignaal en gaat het lampje aan. Als
tijdens het rijden de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier niet is vastge -
gespt, gaat het waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels branden of knipperen en
klinkt er een geluidssignaal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssy -
stemen voor inzittenden" in het hoofdstuk
"Veiligheid" voor meer informatie.
Waarschuwingslampje storing transmissie
Dit lampje gaat branden (en er
wordt een bericht in het display van
de instrumentengroep weergegeven
en er klinkt een zoemer) om aan te
geven dat er een storing in de transmissie zit.
Neem contact op met een erkende dealer als
het bericht terugkomt nadat de motor
opnieuw is gestart.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 67
Page 71 of 370

69
nadat er verschillende keren is gestart en u
meerdere kilometers (mijlen) hebt gereden
met een snelheid hoger dan 48 km/u
(30 mph), dient u zo snel mogelijk contact
op te nemen met een erkende dealer om het
probleem te laten opsporen en verhelpen.
Het controlelampje "ESC uitgeschakeld"
en het controlelampje "ESC" gaan kort
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN of ACC/ON/RUN wordt gezet.
Het ESC-systeem maakt zoemende of klik-
kende geluiden wanneer het actief is. Dit
is normaal. De geluiden houden op
wanneer ESC inactief wordt.
Dit lampje gaat branden bij een ingreep
van ESC.
Waarschuwingslampje elektronisch
stabiliteitsregelsysteem (ESC) uitgeschakeld
— indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje geeft aan
dat het elektronisch stabiliteitsre-
gelsysteem (ESC) is uitgeschakeld.
Telkens wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN of ACC/ON/RUN wordt gezet,
wordt het ESC-systeem ingeschakeld, ook
wanneer dit eerder werd uitgeschakeld.
Waarschuwingslampje
brandstofonderbreking — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden na een ongeval. De brand -
stoftoevoer wordt uitgeschakeld.
Waarschuwingslampje voor de
rijstrookdetectie — indien aanwezig
Het waarschuwingslampje voor de
rijstrookdetectie gaat continu geel
branden wanneer het voertuig een
rijstrookmarkering nadert. Het
waarschuwingslampje knippert wanneer het
voertuig over de rijstrookmarkering rijdt.
Raadpleeg de paragraaf "Rijstrookdetectie —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
Waarschuwingslampje onderhoud
rijstrookdetectie — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het LaneSense-systeem niet
werkt en onderhoud vereist. Bezoek een
erkende dealer.
Waarschuwingslampje laag
koelvloeistofpeil
Dit lampje gaat branden om aan te
geven dat het koelvloeistofpeil van
het voertuig laag is.
Raadpleeg voor meer informatie de paragraaf
"Controle van koelvloeistof" in het hoofdstuk
"Service en onderhoud".
Waarschuwingslampje laag brandstofpeil
Afhankelijk van het feit of de tankin -
houd 51 liter (13,5 gal) of 60 liter
(15,8 gal) is, gaat het controlelampje
voor laag brandstofpeil branden als
het brandstofpeil zakt tot onder respectievelijk
5,6 liter (1,5 gal) of 6,6 liter (1,7 gal).
Waarschuwingslampje laag niveau
ruitensproeiervloeistof — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden als het peil van de ruiten -
sproeiervloeistof laag is.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 69
Page 80 of 370

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
78
naar achteren (naar de achterkant van het
voertuig) om het grootlicht uit te schakelen.
Wanneer het grootlicht is uitgeschakeld,
trekt u de hendel naar u toe om het grootlicht
tijdelijk in te schakelen, of te "knipperen".
Grijze controlelampjes
Controlelampje Cruisecontrol gereed —
indien uitgerust met basisversie
instrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer
de cruisecontrol is ingeschakeld,
maar niet is ingesteld. Raadpleeg
de paragraaf "cruisecontrol —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje actieve snelheidsbegrenzer
gereed — indien uitgerust met een basis
instrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer
de actieve snelheidsbegrenzer is
ingeschakeld, maar niet is inge -
steld.
BOORDDIAGNOSESY -
STEEM — OBD II
Uw auto is uitgerust met een geavanceerd
diagnosesysteem genaamd OBD II (On-Board
Diagnostic II). Dit systeem bewaakt de regel -
systemen voor uitlaatgasemissie, de motor
en de automatische versnellingsbak. Als
deze systemen correct werken, zal uw voer -
tuig uitstekende prestaties leveren, brand -
stof besparen en lage emissiewaarden
hebben die aan de strengste eisen voldoen.
Wanneer een bepaald systeem onderhoud of
reparatie nodig heeft, schakelt het OBD II
systeem het storingslampje in. Bovendien zal
het diagnosecodes en andere hulpinformatie
voor de monteur opslaan in een geheugen.
Hoewel u dan meestal nog met het voertuig
kunt rijden en niet gesleept hoeft te worden,
dient u toch zo spoedig mogelijk een erkende
dealer te bezoeken voor service.
Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid
Uw voertuig moet zijn uitgerust met een
boorddiagnosesysteem (OBD II) en een
aansluiting voor toegang tot informatie met
betrekking tot de prestaties van de emissie -
regeling. Erkende servicemonteurs hebben
toegang tot deze informatie nodig voor de
diagnose en het onderhoud van uw voertuig
en emissiesystemen.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een
brandend storingslampje, kan het emis-
sieregelsysteem verder beschadigd
raken. Het kan ook van invloed zijn op
het brandstofverbruik en het rijgedrag.
De auto vereist onderhoud om emissie-
tests te kunnen uitvoeren.
Als het lampje knippert wanneer de
motor draait, zal de katalysator vrij snel
ernstig defect raken en zal het motorver -
mogen afnemen. Raadpleeg dan onmid -
dellijk uw dealer.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 78