display Lancia Delta 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2010, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2010Pages: 276, PDF Size: 5.83 MB
Page 16 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO15
1
DPF (Roetfilter) wordt gereinigd
(alleen Multijet-uitvoeringen met DPF- geel)
Als u het contactslot op MAR draait, gaat het
lampje branden. Het moet echter na enkele se-
conden doven. Het lampje brandt continu om de klant te
laten weten dat het DPF-systeem de opgehoopte schade-
lijke stoffen (roet) middels het regeneratieproces moet ver-
wijderen. Het lampje gaat niet bij elk DPF-regeneratie-
proces branden, maar alleen als de rijvoorwaarden zodanig
zijn dat dit aan de klant gemeld moet worden. Om het
lampje uit te laten gaan moet het voertuig tot aan het ein-
de van het regeneratieproces in beweging blijven. Het pro-
ces duurt gemiddeld 15 minuten. De optimale condities
voor beëindiging van het proces worden bereikt door het
voertuig met een snelheid van 60 km/u te laten rijden met
een toerental boven 2000/min. Als dit lampje gaat bran-
den betekent dit niet dat er sprake is van een defect aan
het voertuig en is het dus ook niet nodig om de auto naar
de garage te brengen. Als het lampje gaat branden, wordt
er tevens een melding op het display weergegeven (voor
bepaalde uitvoeringen/markten, indien van toepassing).
h
Brandstofreserve (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven. Het lampje gaat bran-
den als er nog ongeveer 5 tot 7 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje knippert, dan
is er een storing in het systeem. Wendt u in dat geval tot het
Lancia Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
K
Storing EOBD-systeem/Inspuitsysteem (geel)
Als u onder normale omstandigheden de con-
tactsleutel in stand MAR draait, dan gaat het
lampje branden. Het lampje moet doven als de
motor is aangeslagen.
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat
branden, dan werkt het inspuitsysteem niet optimaal; als
het lampje constant brandt, dan duidt dit op een storing
U
De snelheid moet altijd worden afgestemd op
de verkeerssituatie en de weersomstandighe-
den en de toepasselijke verkeersregels. De mo-
tor kan worden afgezet terwijl het DPF-lampje
brandt, maar herhaalde onderbrekingen van het re-
generatieproces kunnen voortijdig kwaliteitsverlies
van de motorolie tot gevolg hebben. Daarom verdient
het altijd aanbeveling te wachten tot het lampje uit
is gegaan voordat u de motor afzet, rekening hou-
dend met hetgeen hierboven is beschreven. Het ver-
dient geen aanbeveling de DPF-generatie te voltooi-
en terwijl het voertuig stilstaat.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:46 Pagina 15
Page 17 of 276

16WEGWIJS IN UW AUTO
Als u de contactsleutel in stand MAR draait
en het lampje Ugaat niet branden of het gaat
branden of knipperen tijdens het rijden (op
enkele uitvoeringen verschijnt ook een melding op
het display), wendt u dan zo snel mogelijk tot het
Lancia Servicenetwerk. De werking van het lamp-
je Ukan met speciale apparatuur door de ver-
keerspolitie gecontroleerd worden. Houdt u aan de
wetgeving van het land waarin u rijdt.
Storing ESP 2-systeem (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven. Als het lampje niet dooft
of tijdens het rijden blijft branden en het lampje in de ASR-
knop gaat branden, wendt u dan tot het Lancia Service-
netwerk. Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbeho-
rende melding op het display. Als het lampje knippert
tijdens het rijden, dan geeft dit aan dat het ESP 2-systeem
in werking is getreden.
Als de accu losgekoppeld is geweest, gaat het lampje á
branden (op het display verschijnt ook een melding) om
aan te geven dat het systeem gereset moet worden.
Voer de volgende initialisatieprocedure uit om het lamp-
je te laten doven:
❍draai de contactsleutel in stand MAR;
❍draai het stuur helemaal naar rechts en vervolgens naar
links (zodat het stuurwiel de rechtuitstand „passeert”);
❍draai de contactsleutel in stand STOP en vervolgens in
stand MAR.
Als na enkele seconden het lampje
ániet dooft, wendt
u dan tot het Lancia Servicenetwerk.
á
Storing hill holder (geel)
Als het lampje ágaat branden, dan is er een
storing in het Hill Holder-systeem. Wendt u in
dat geval zo snel mogelijk tot het Lancia Ser-
vicenetwerk. Op enkele uitvoeringen gaat het
symbool *branden.
Op het display verschijnt de bijbehorende mel-
ding.
á
*
in het motormanagementsysteem; dit kan tot gevolg heb-
ben dat de schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt, de pres-
taties verminderen, de auto slechter gaat rijden en het
brandstofverbruik toeneemt.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display. U kunt onder deze omstandigheden door-
rijden zonder te veel van de motor te eisen of met hoge snel-
heid te rijden. Als lang met een brandend waarschuwings-
lampje wordt doorgereden, kunnen beschadigingen ontstaan.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
Het lampje dooft als de storing verdwijnt. De storing wordt
door het systeem in het geheugen opgeslagen.
Alleen voor benzinemotoren
Een knipperend lampje duidt op een mogelijke bescha-
diging van de katalysator.
Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden losgela-
ten zodat de motor met lage toerentallen draait en het lamp-
je niet meer knippert; u kunt met matige snelheid doorrijden
waarbij rij-omstandigheden moeten worden vermeden die
kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van het lamp-
je. Wendt u zo snel mogelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:46 Pagina 16
Page 18 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO17
1
Voorgloeibougies
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Het lampje dooft als de voor-
gloeibougies de vooraf ingestelde temperatuur heb-
ben bereikt. Start de motor zodra het lampje gedoofd is.
BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur kan het
lampje zeer kort branden.
Storing in voorgloei-installatie
Het lampje gaat knipperen als er een storing is in de voor-
gloei-installatie. Wendt u zo snel mogelijk tot het Lancia
Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
m
Water in dieselfilter
(Multijet-uitvoeringen) (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven. Het lampje gaat branden als er
water in het dieselfilter zit. Op het display verschijnt de
bijbehorende melding.
c
Water in het brandstofsysteem kan het in-
spuitsysteem ernstig beschadigen en de mo-
tor kan onregelmatig gaan draaien. Als het
lampje
cgaat branden (er verschijnt ook een mel-
ding op het display), wendt u dan zo snel mogelijk
tot het Lancia Servicenetwerk om de condens te la-
ten aftappen. Als het lampje direct na het tanken
gaat branden, bestaat de mogelijkheid dat er tijdens
het tanken water in de brandstoftank is gekomen:
zet in dat geval onmiddellijk de motor uit en wendt
u tot het Lancia Servicenetwerk.
Storing ABS (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven. Het lampje gaat branden
als het systeem defect of niet beschikbaar is. In dat geval
blijft het remsysteem normaal werken, maar zonder de
mogelijkheden van het ABS.
Rijd voorzichtig verder en wendt u zo snel mogelijk tot het
Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
>
Storing Lancia code (geel)
Als het lampje (of het symbool op het display),
met de contactsleutel in stand MAR, constant
gaat branden, dan duidt dit op een mogelijke sto-
ring (zie „Lancia Code” in hoofdstuk „1”).
Y
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:46 Pagina 17
Page 19 of 276

18WEGWIJS IN UW AUTO
Het lampje (geel) of het symbool op het display (rood)
gaat branden als de spanning van een of meer banden on-
der een bepaalde drempelwaarde komt.
Op deze manier waarschuwt het TPMS-systeem de be-
stuurder op het mogelijk leeglopen van de band(en) en
dus op een mogelijke lekke band (zie de paragraaf „TPMS-
systeem” in dit hoofdstuk).
BELANGRIJK Rijd niet verder met een of meerdere zachte
banden omdat de rijveiligheid van de auto in gevaar kan
worden gebracht. Stop de auto zonder bruusk te remmen en
vermijd heftige stuurbewegingen. Vervang onmiddellijk het
wiel door het noodreservewiel (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten) of repareer de band met de daarvoor bestemde
kit (zie de paragraaf „Wiel verwisselen” in hoofdstuk „4”)
en wendt u zo snel mogelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
Controle bandenspanning
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lamp-
je (voor bepaalde uitvoeringen/markten) branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje op het instrumentenpaneel (of het symbool op
het display) gaat branden om een te zachte band aan te ge-
ven (zie de paragraaf „TPMS-systeem” in dit hoofdstuk).
Als er twee of meer banden te zacht zijn, dan wordt ach-
tereenvolgens iedere band apart aangegeven. In dit geval
raden wij u aan om zo snel mogelijk de juiste banden-
spanning te herstellen (zie de paragraaf „Bandenspanning
in koude toestand” in hoofdstuk „6”). Te lage bandenspanning
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje (of het symbool op het display)
branden. Na enkele seconden moet het lampje (of het sym-
bool) doven.
n
Als bij een draaiende motor het lampje Y(of het sym-
bool op het display) knippert, dan wordt de auto niet be-
veiligd door het systeem (zie de paragraaf „Lancia Co-
de” in hoofdstuk „1”).
Wendt u tot het Lancia servicenetwerk om alle sleutels in
het geheugen te laten opslaan.
Storing diefstalalarm
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als het lampje (of het symbool op het display) gaat bran-
den, dan is er een storing in het diefstalalarm. Wendt u zo
snel mogelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
Inbraakpoging
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden
als er een inbraakpoging is geconstateerd. Wendt u zo snel
mogelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:46 Pagina 18
Page 20 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO19
1
Sterke straling op een radiofrequentie kunnen
het TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt aan
de bestuurder aangegeven door middel van
een melding (voor bepaalde uitvoeringen/markten).
Deze melding verdwijnt automatisch zodra de sto-
ring het systeem niet meer ontregelt.
Storing buitenverlichting (geel)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat
branden bij een storing in de volgende verlich-
ting:
❍buitenverlichting;
❍remlichten (voor bepaalde uitvoeringen/markten);
❍mistachterlichten;
❍richtingaanwijzers;
❍kentekenplaatverlichting;
❍dagverlichting.
De storing kan betreffen: doorbranden van een of meer
lampen, doorbranden van de bijbehorende zekering of een
onderbreking in de elektrische verbinding.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
W
Mistachterlichten (geel)
Het lampje gaat branden als de mistachterlich-
ten worden ingeschakeld.
4
Mistlampen voor (groen)
Het lampje gaat branden als de mistlampen voor
worden ingeschakeld.
5
Richtingaanwijzers
(groen-knipperend)
De lampjes gaan branden als de richtingaan-
wijzerhendel omlaag of omhoog wordt gezet of
als de drukknop voor de waarschuwingsknip-
perlichten wordt ingedrukt.
F
D
Bandenspanning niet aangepast aan snelheid
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lamp-
je (voor bepaalde uitvoeringen/markten) branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Wanneer constant harder dan 160 km/h wordt gereden,
moet de bandenspanning verhoogd worden overeenkom-
stig de waarde die aangegeven staat in de paragraaf „Ban-
denspanning” in hoofdstuk „6”.
Als het TPMS-systeem (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) signaleert dat de spanning van een of meer ban-
den niet is aangepast aan de snelheid van de auto, gaat
het lampje of het symbool branden (op het display ver-
schijnt ook een melding) (zie de paragraaf „Te lage ban-
denspanning” in dit hoofdstuk) en blijft branden, totdat
de snelheid van de auto weer onder de drempelwaarde
komt (zie de paragraaf „TPMS-systeem” in dit hoofdstuk).
BELANGRIJK Verlaag in dat geval onmiddellijk de snel-
heid, omdat door te warme banden de prestaties en de
levensduur van de banden in gevaar kunnen worden ge-
bracht, en zelfs, in een beperkt aantal gevallen, tot een
klapband kunnen leiden.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:46 Pagina 19
Page 21 of 276

20WEGWIJS IN UW AUTO
Dagverlichting/dimlicht (groen)
Het lampje gaat branden als de dagverlichting
of het dimlicht wordt ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als dit systeem wordt gebruikt
(zie „Follow me home” in hoofdstuk „1”).
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
3
Grootlicht (blauw)
Het lampje gaat branden als het grootlicht
wordt ingeschakeld.
1
Cruise-control
(snelheidsregelaar) (groen)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet het lamp-
je doven. Het lampje op het instrumentenpaneel brandt
als de draaiknop van de cruise-control in stand ON staat.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
Ü
DISPLAY
De auto kan zijn uitgerust met een multifunctioneel of een
instelbaar multifunctioneel display dat tijdens de rit nut-
tige informatie levert aan de bestuurder op basis van de
instelling voor de gewenste gegevens.
BEGINSCHERM MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY fig. 4
Op het beginscherm kan het volgende worden weergegeven:
A. Datum
B. Eventuele inschakeling elektrische stuurbekrachtiging
Dualdrive
C. Informatie over Sport-functie (voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten)
D. Tijd
E. Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller)
F. Melding kans op gladheid
G. Buitentemperatuur
H. Afstand tot de volgende servicebeurt
I. Stand koplampverstelling (alleen als het dimlicht is in-
geschakeld)
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:46 Pagina 20
Page 22 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO21
1
Als op enkele uitvoeringen de menuoptie „Info motor”
wordt geselecteerd, dan wordt, als de contactsleutel in
stand MAR wordt gedraaid, op het display de turbodruk
weergegeven fig. 5.
fig. 4L0E1000g
fig. 5L0E0004mfig. 6L0E1001g
BEGINSCHERM INSTELBAAR
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY fig. 6
Op het beginscherm kan het volgende worden weergegeven:
A. Tijd
B. Datum
C. Informatie over Sport-functie (voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten)
D. Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller)
E. Informatie over de status van de auto (geopende por-
tieren, kans op gladheid enz.)
F. Stand koplampverstelling (alleen als het dimlicht is in-
geschakeld)
G. Buitentemperatuur
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:46 Pagina 21
Page 23 of 276

22WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 7L0E0005m
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 7
Õ: om het scherm en de keuzemogelijkheden naar boven
te doorlopen of de weergegeven waarde te verhogen.
SET: kort indrukken voor toegang tot het menu en/of naar
het volgende scherm te gaan of de keuze te bevestigen.
Even ingedrukt houden om terug te keren naar het be-
ginscherm.
Ô: om het scherm en de keuzemogelijkheden naar beneden
te doorlopen of de weergegeven waarde te verlagen.BELANGRIJK Bij de knoppen
ÕenÔhangt de werking
van het volgende af:
– binnen het menu kunt u het menu naar boven of bene-
den doorlopen;
– tijdens het instellen kunt u de waarde verhogen of ver-
lagen.
BELANGRIJK Bij het openen van een voorportier wordt
het display verlicht en wordt enkele seconden de tijd en
de kilometer-/mijltotaalteller weergegeven.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:46 Pagina 22
Page 25 of 276

24WEGWIJS IN UW AUTO
Een menuoptie selecteren in het hoofdmenu
zonder submenu:
– als u de knop SET kort indrukt, kunt u in het hoofd-
menu de instelling selecteren die u wilt wijzigen;
– met de knop
Õof Ô(door de knop telkens in te druk-
ken) kan de nieuwe instelling worden geselecteerd;
– als u de knop SET kort indrukt, kunt u de instelling op-
slaan en tegelijkertijd terugkeren naar de eerder geselec-
teerde menuoptie in het hoofdmenu.
Een menuoptie selecteren in het hoofdmenu
met submenu:
– als u de knop SET kort indrukt, wordt de eerste menuop-
tie van het submenu weergegeven;
– met de knop
Õof Ô(door de knop telkens in te druk-
ken) kunt u alle menuopties van het submenu doorlopen;
– als u de knop SET kort indrukt, kunt u de weergege-
ven menuoptie van het submenu selecteren en verschijnt
het betreffende setup-menu;
– met de knop
Õof Ô(door de knop telkens in te druk-
ken) kan de nieuwe instelling van deze menuoptie in het
submenu worden geselecteerd;
– als u de knop SET kort indrukt, kunt u de instelling op-
slaan en tegelijkertijd terugkeren naar de daarvoor gese-
lecteerde menuoptie in het submenu.
MENUOPTIES
Verlichting (Lichtsterkte interieur regelen)
Met deze functie kan – bij ingeschakelde buitenverlich-
ting – de lichtsterkte (op 8 niveaus) van het instrumen-
tenpaneel, de bediening van de autoradio en van de au-
tomatische klimaatregeling (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) worden geregeld.
Ga voor het regelen van de lichtsterkte als volgt te werk:
– druk kort op de knop SET; op het display knippert het
eerder ingestelde niveau;
– druk op knop
Õof Ôom de lichtsterkte in te stellen;
– druk kort op de knop SET om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
Beep Snelheid (Snelheidslimiet)
Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto (km/h
of mph) worden ingesteld. Als deze limiet wordt over-
schreden, wordt de bestuurder gewaarschuwd (zie „Lamp-
jes op het instrumentenpaneel” in hoofdstuk „1”). Ga voor
het instellen van de snelheidslimiet als volgt te werk:
– druk kort op knop SET; op het display verschijnt de bij-
behorende melding;
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:46 Pagina 24
Page 26 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO25
1
– druk op knop Õof Ôvoor inschakeling (On) of uitscha-
keling (Off) van de snelheidslimiet;
– als de functie al was ingeschakeld (On), kan met de knop
Õof Ôde gewenste snelheidslimiet worden ingesteld en
worden bevestigd door het indrukken van de knop SET.
BELANGRIJK De waarde kan worden ingesteld tussen
30 en 200 km/h of tussen 20 en 125 mph, afhankelijk van
de ingestelde meeteenheid (zie de paragraaf „Meeteenheid
instellen” (Meeteenheid) hierna). Elke keer als u de knop
Õ/Ôindrukt, wordt de waarde 5 eenheden verhoogd of
verlaagd. Als u de knop
Õ/Ôingedrukt houdt, lopen de
cijfers automatisch snel door of terug. Als u dicht bij de
juiste waarde bent, stelt u de exacte waarde in door de
knop telkens in te drukken en los te laten.
– druk kort op de knop SET om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
Ga als volgt te werk als u de instelling wilt annuleren:
– druk kort op de knop SET; op het display knippert (On);
– druk op knop
Ô, op het display knippert (Off);– druk kort op de knop SET om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
Schemersensor
(Gevoeligheid schemersensor instellen)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Met deze functie kan de gevoeligheid van de schemersen-
sor worden ingesteld op 3 niveaus (niveau 1 = minimum
niveau, niveau 2 = gemiddeld niveau, niveau 3 = maxi-
mum niveau); hoe hoger de gevoeligheid, hoe minder bui-
tenlicht er nodig is om de verlichting in te schakelen.
Ga voor de gewenste instelling als volgt te werk:
– druk kort op de knop SET; op het display knippert het
eerder ingestelde niveau;
– druk op de knop
Õof Ôom de keuze uit te voeren;
– druk kort op de knop SET om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:46 Pagina 25