Lancia Lybra 2005 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2005, Model line: Lybra, Model: Lancia Lybra 2005Pages: 283, PDF Size: 3.16 MB
Page 191 of 283

190
fig. 57
P4T0159
fig. 58
P4T0160
fig. 59
P4T0161
Achter de accu (fig. 57)De zekeringen zijn bereikbaar nadat
de beschermdekseltjes Auit de beves -
tigingshaken zijn losgemaakt.
B - Relais inspuitsysteem (30A)
C - Relais brandstofpomp (uitvoe-
ringen 1.8 - 2.0: 20A), (uitvoeringen
1.9 jtd-2.4 jtd: 30A). In het servicevak (fig. 58-59)
De zekeringen en relais zijn bereik-
baar nadat het geklemde deksel Auit
de borgveren B is losgehaakt.
Voor de montage van het deksel,
moet u eerst het onderste deel plaat-
sen en vervolgens op de bovenrand
drukken totdat het deksel vasthaakt
in de borgingen B. – Relais aircocompressor (20A)
– Relais tijdschakeling koplamp
-
sproeiers
– Relais met dubbel contact voor
richtingaanwijzers (pijlen) en centrale
portiervergrendeling (uitvoeringen
zonder diefstalalarm)
– Relais hulpverwarming (uitvoerin-
gen 1.9 jtd – 2.4 jtd) (20A)
Page 192 of 283

191
BUITENVERLICHTINGZEKERING AMPÈRAGE PLAATS
Grootlicht rechts 1 10 fig. 52
Grootlicht links 2 10 fig. 52
Dimlicht rechts 4 10 fig. 52
Dimlicht links 8 10 fig. 52
Dimlicht rechts en links (toestemming relais) 1310fig. 52
Parkeerverlichting rechtsvoor (toestemming vanaf het instr.paneel) 6 10 fig. 52
Parkeerverlichting linksvoor (toestemming vanaf het instr.paneel) 710 fig. 52
Parkeerverlichting rechtsachter (toestemming vanaf het instr.paneel) 7 10 fig. 52
Parkeerverlichting linksachter (toestemming vanaf het instr.paneel) 6 10 fig. 52
Achteruitrijlicht 1 10 fig. 53
Achteruitrijlicht(bediening) 1 10 fig. 53
Mistachterlicht 6 10 fig. 52
Remlicht rechts 6 10 fig. 52
Remlicht links 7 10 fig. 52
Derde remlicht 13 10 fig. 52
Waarschuwingsknipperlichten 14 10 fig. 52
Mistlampen voor 9 15 fig. 53
Kentekenplaatverlichting 7 10 fig. 52
Richtingaanwijzers (pijlen) 13 10 fig. 52
Richtingaanwijzers (pijlen) centrale portiervergrendeling 14 10 fig. 52
INTERIEURVERLICHTING ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS
Plafondverlichting dashboardkastje 12 10 fig. 52
Plafondverlichting zonnekleppen 1 10 fig. 53
Interieurverlichting voor en achter 12 10 fig. 52
Dorpelverlichting 12 10 fig. 52
Page 193 of 283

192
INTERIEURVERLICHTINGZEKERING AMPÈRAGE PLAATS
Schakelaarverlichting op achterportieren 1 10 fig. 53
Verlichting bedieningsknoppen op middenconsole 1 10 fig. 53
Symboolverlichting op schakelaars 1 10 fig. 53
Verlichting handgrepen achterportieren 1 10 fig. 53
Verlichting dasboard en airconditioning 7 10 fig. 52
Controlelampje grootlicht 2 10 fig. 52
SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE PLAATS
ABS 2 10fig. 53
ABS (regeleenheid) 13 10fig. 52
Aansteker 9 20 fig. 52
Aansteker (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53
Airbag 3 10 fig. 53
Voeding diagnosestekker 12 10 fig. 52
Voeding elektronisch inspuitsysteem
(uitvoeringen 1.8-1.9 jtd- 2.4 jtd) 2 7,5 fig. 57
Voeding elektronisch inspuitsysteem 1 15 fig. 57
Voeding elektronisch inspuitsysteem
(uitvoering 2.0) 2 15 fig. 57
Diefstalalarm 1 10 fig. 53
Diefstalalarm (regeleenheid en ontvanger afstandsbediening) 12 10 fig. 52
Elektrische ruitbediening voor 6 25 fig. 53
Elektrische ruitbediening achter 8 25 fig. 53
Elektrische ruitbediening achter (regeleenheid) 1 10 fig. 53
Autoradio 3 20 fig. 52
1 10 fig. 53
Page 194 of 283

193
SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERSZEKERING AMPÈRAGE PLAATS
Bagageruimte (achterklep/kofferdeksel openen) 7 20 fig. 53
Regeleenheid elektr. ruitbed. voor/centrale portiervergrendeling 1 10 fig. 53
Elektronisch inspuitsysteem 4 7,5 fig. 53
Centrale portiervergrendeling 3 20 fig. 52
Claxon 11 20 fig. 52
Klimaatregeling (regeleenheid) 10 7,5 fig. 53
Klimaatregeling (verlichting) 7 10 fig. 52
Aircocompressor 5 20 fig. 52
Hoogteregelaar koplampen (toestemming) 8 10 fig. 52
Automatische hoogteregelaar koplampen (regeleenheid) 1 10 fig. 53
Cruise-control 13 10 fig. 52
Elektroventilateur van motorkoelsysteem (toestemming relais) 47,5 fig. 53
HI-FI BOSE-systeem 11 25 fig. 53
Schakelaar op koppeling (uitvoeringen 1.9 jtd – 2.4 jtd) 1 10 fig. 53
Ruitensproeiers 10 20 fig. 52
Koplampsproeiers 5 20 fig. 52
Koplampsproeiers (toestemming) 8 10 fig. 52
Koplampsproeiers (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53
Achterruitsproeier (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53
Achterruitverwarming (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53
Achterruitverwarming (ontdooien) 15 30 fig. 52
MAXI-FUSE: voeding voorgloei-installatie
(uitvoeringen 1.9 jtd – 2.4 jtd) 8 70 fig. 56
MAXI-FUSE: voeding start-/contactslot
(verbruikers via contactslot) 2 30 fig. 56
MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem
(uitvoeringen 1.6 met airco – 1.9 jtd – 2.4 jtd) 6 40 fig. 56
Page 195 of 283

194
SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERSZEKERING AMPÈRAGE PLAATSMAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem (uitvoeringen 1.6 met verwarming – 1.8 met verwarming) 7 30 fig. 56
MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem
(uitvoeringen 1.8 met airco) 6 50 fig. 56
MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem
(uitvoering 2.0) 660fig. 56
MAXI-FUSE: voeding elektroventilateurs motorkoelsysteem
(uitvoeringen 1.9 jtd met airco – 2.4 jtd) 7 40 fig. 56
MAXI-FUSE: voeding zekeringen en relais elektronisch inspuitsysteem 5 30 fig. 56
MAXI-FUSE: voeding zekeringennr. 5-6-7-9-10-11-12-14-15
in zekeringenkast (fig. 52) 1 80 fig. 56
MAXI-FUSE: voeding zekeringennr. 3-4-8 in zekeringenkast (fig. 52)
en zekeringennr. 6-7-8-9-11-12-13-14 op hulpsteun (fig. 52) 3 70 fig. 56
MAXI-FUSE: voeding van klimaatregeling 4 40 fig. 56
MIDI-FUSE: voeding extra-verwarming
(uitvoeringen 1.9 jtd – 2.4 jtd) 10 70 fig. 56
MIDI-FUSE: voeding ABS 9 50 fig. 56
Navigatiesysteem (display) 1 10 fig. 53
Stekkerdoos in de bagageruimte (SW) 9 20 fig. 52
Stekkerdoos in de bagageruimte (SW) (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53
Stekkerdoos in het interieur 5 15 fig. 53
Lichtsterkteregelaar instrumentenpaneel 1 10 fig. 53
Ontvanger afstandsbed. centrale portiervergrendeling/diefstalalarm 1 10 fig. 53
Brandstofvoorverwarming (uitvoeringen 1.9 jtd – 2.4 jtd) – 20 fig. 59
Elektrische verstelbare bestuurdersstoel met geheugen 12 25 fig. 53
Elektrisch verstelbare passagiersstoel 1330 fig. 53
Voorstoelen (verwarming) 14 20 fig. 53
Page 196 of 283

195
SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERSZEKERING AMPÈRAGE PLAATS
Elektrisch verstelbare stoelen (regeleenh. geheugen/buitenspiegels) 10 7,5 fig. 53
Elektrische stoelverstelling (toestemming relais verstelling/verw.) 10 7,5 fig. 53
Luchtkwaliteitsensor van de klimaatregeling 10 7,5 fig. 53
Regensensor ruitenwissers 1 10 fig. 53
Regensensor ruitenwissers (toestemming relais regeleenheid) 10 7,5 fig. 53
ICS van LANCIA (display) 14 10 fig. 52
Lancia CODE 4 7,5 fig. 53
– 7,5 fig. 59
Automatisch dimmende achteruitkijkspiegel 1 10 fig. 53
Buitenspiegels (toestemming relais verwarming) 10 7,5 fig. 53
Buitenspiegels (verstellen) 1 10 fig. 53
Buitenspiegels (verwarming) 15 30 fig. 52
Instrumenten 13 10 fig. 52
Mobiele telefoon (inbouwvoorbereiding) 3 20 fig. 52
1 10 fig. 53
Telepass 1 10 fig. 53
Ruitenwissers/-sproeiers voor/achter en koplampsproeiers 10 20 fig. 52
Ruitenwissers/-sproeiers voor/achter (SW) 10 20 fig. 53
Ruitenwissers/-sproeiers voor/achter (SW) (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53
Opendak 7 20 fig. 53
Opendak (toestemming) 10 7,5 fig. 53
Page 197 of 283

196
De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief. Vermijd
het contact met de huid of
de ogen. Het opladen van de accu
moet worden uitgevoerd in een
goed geventileerde ruimte, ver
verwijderd van open vuur en
vonkvormende apparaten: brand-
en ontploffingsgevaar.
EEN LEGE ACCU
ACCU OPLADEN
We raden u aan de accu langzaam
en met een laag ampèrage gedurende
ca. 24 uur op te laden. Als u de accu
langer oplaadt, kan hij worden be-
schadigd.
Ga als volgt te werk:
1) Maak de accuklemmen los van de
accupolen. STARTEN MET EEN HULPACCU
Zie “Starten met een hulpaccu” in
dit hoofdstuk.
Gebruik voor een nood-
start beslist nooit een
accu lader: de elektroni-
sche systemen kunnen beschadi-
gen; in het bijzonder de regel -
eenheden van de ontsteking en de
inspuiting.
BELANGRIJK Als de auto is uit-
gerust met een diefstalalarm, schakel
het alarm dan uit met de afstandsbe-
diening en stel het systeem buiten
werking door de sleutelschakelaar in
de stand “OFF” te draaien (zie “Dief-
stalalarm” in het hoofdstuk “Wegwijs
in uw auto”).
2) Sluit de klemmen van de accu -
lader aan op de accupolen.
3) Schakel de acculader in.
4) Aan het einde van het opladen:
schakel eerst de acculader uit en kop-
pel dan de accu los.
5) Sluit de accuklemmen weer aan
op de accupolen. Let daarbij op de
polariteit. De krik dient uitsluitend
voor het verwisselen van
een wiel van de auto waar-
bij hij geleverd is. Andere werk-
zaamheden zoals bijv. het op -
krikken van een andere auto zijn
absoluut uitgesloten. Gebruik de
krik in geen enkel geval voor het
uitvoeren van werkzaamheden on-
der de auto. Als de krik niet juist
geplaatst wordt, kan de opgekrikte
auto van de krik vallen. Op een
sticker op de krik is het maximum
hefvermogen aangegeven; de krik
mag nooit voor een zwaardere last
worden gebruikt.
De richtlijnen geven aan dat:
– de krik geen afstelwerkzaamheden
mag vereisen;
– de krik bij beschadiging vervangen
moet worden door een krik van het-
zelfde type;
HET OPKRIKKEN
VAN DE AUTO
MET DE BOORDKRIK
Zie de paragraaf “Een lekke band”
in dit hoofdstuk.
Page 198 of 283

197
– buiten de slinger geen enkel ander
gereedschap op de krik gemonteerd
mag kunnen worden.
MET DE GARAGEKRIK OF
HEFBRUG
De auto mag uitsluitend worden op-
gekrikt door de hefarm van de krik of
de hefarmen van de hefbrug onder de
fronttraverse A(fig. 60) en achter-
traverse B(fig. 61) te plaatsen. Hier-
bij moet een blokje met de juiste vorm
en afmetingen worden gebruikt.
fig. 60
P4T0162
Let er goed op dat de
rem- en brandstofleidin-
gen en het profiel van de
chassisbalken niet beschadigd
worden.
fig. 61
P4T0163
HET SLEPEN VAN
DE AUTO OF EEN
ANDERE AUTO
BELANGRIJK Houdt u bij het sle-
pen van de auto aan de wettelijke
voorschriften.
De auto is voorzien van een bevesti-
gingspunt aan de voorzijde (fig. 62)
en aan de achterzijde (fig. 63) voor
het sleepoog dat bij de auto wordt ge-
leverd.
Om het oog te bevestigen moet met
de punt van een schroevendraaier op
punt Ahet luikje in de bumper wor-
den verwijderd.
fig. 62
P4T0164
fig. 63
P4T0165
Maak de schroefdraad
zorgvuldig schoon voordat
u het sleepoog B op de
schroef draadpen draait. Zorg
ervoor dat het sleepoog geheel op
de schroefdraadpen is gedraaid
(ongeveer 11 slagen).
Page 199 of 283

198
Houdt u bij het slepen van
de auto aan de wettelijke
voorschriften. Dit geldt zo -
wel voor het slepen zelf als voor het
gedrag naar andere weggebruikers.
Draai voor het slepen de sleutel in
stand MAR en vervolgens in stand
STOP zonder de contactsleutel uit
het slot te verwijderen. Als de con-
tactsleutel uit het contactslot wordt
genomen, schakelt automatisch het
stuurslot in waardoor het onmoge-
lijk wordt de auto te besturen.Houd
er rekening mee dat de rem- en
stuurbekrachtiging niet werken, zo-
lang de motor niet is aangeslagen,
waardoor meer kracht nodig is voor
de bediening van het rempedaal en
het stuur.Gebruik voor het slepen
geen elastische kabels en rijd zo ge-
lijkmatig mogelijk. Controleer tij-
dens het slepen of de sleepkabel
geen carrosseriedelen kan bescha-
digen.Start tijdens het slepen
de motor niet.BIJ EEN ONGEVAL
– Het is belangrijk altijd rustig te
blijven.
– Als u niet direct bij het ongeval
betrokken bent, stopt u dan op een
afstand van ten minste een tiental
meters van het ongeluk.
– Stop bij ongevallen op de snelweg
zo mogelijk in de berm en laat de
vlucht strook vrij.
– Zet de motor uit en schakel de
waarschuwingsknipperlichten in.
– Verlicht als het donker is met de
koplampen de plaats van het ongeval.
– Wees voorzichtig, voorkom het
risico van een aanrijding.
– Geef het ongeval aan door de ge-
varendriehoek goed zichtbaar en op
de wettelijk voorgeschreven afstand te
plaatsen.
– Waarschuw de hulpinstanties en
geef zo duidelijk mogelijke informa-
tie. Gebruik op de snelweg de daar-
voor bestemde praatpalen.
Page 200 of 283

199
– Neem bij de betrokken auto’s de
contactsleutel uit.
– Als u brandstof of andere chemi-
sche producten ruikt, rook dan niet en
doof sigaretten.
– Gebruik voor het blussen van
branden, zelfs als deze klein zijn, de
brandblusser, een wollen deken, zand
of grond. Gebruik nooit water.
– Bij kettingbotsingen, in het bij-
zonder bij mist, is het risico om bij
volgende botsingen betrokken te
raken groot. Verlaat onmiddellijk de
auto en zoek bescherming achter de
vangrail.
– Probeer bij geblokkeerde portieren
de auto niet te verlaten door de ge-
laagde voorruit in te slaan. De zijrui-
ten en de achterruit kunnen makke-
lijker worden ingeslagen.
ALS ER GEWONDEN ZIJN
– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de
personen die niet direct bij het onge-
val betrokken zijn, zijn verplicht hulp
te bieden.
– Blijf niet om de gewonde heen
staan.
fig. 64
P4T0244
– Stel de gewonde gerust over het tij-
dig komen van de hulp. Blijf bij de
gewonde om eventuele paniekaanval-
len te vermijden.
– Maak of snijd de veiligheidsgordel,
die de gewonde op zijn plaats houdt, los.
– Geef niets te drinken aan de
gewonde.
– De gewonde mag nooit worden
verplaatst behalve in de gevallen die
bij het volgende punt worden behan-
deld.
– Haal de gewonde uitsluitend uit de
auto bij gevaar voor brand, ver-
drinking of naar beneden storten. Als
u een gewonde uit de auto haalt: trek
niet aan de ledematen, buig nooit het
hoofd en houd, voor zover mogelijk,
het lichaam in horizontale positie.
VERBANDTROMMEL (fig. 64)
De verbandtrommel moet ten min-
ste bevatten:
– steriele gaasdeppers, om de wond
te bedekken en schoon te maken
– verschillende soorten verband – pleisters van verschillende af
-
metingen
– hechtpleister
– een pak hydrofiele watten
– een flesje jodium
– een pak zakdoekjes
– een schaar met afgeronde punten
– een pincet
– twee bloedstelpende zwachtels.
Wij raden u aan om naast de ver-
bandtrommel ook een brandblusser
en een deken aan boord te hebben.
Zowel de verbandtrommel als de
brandblusser zijn opgenomen in het
Lancia Lineaccessori-programma.