Lancia Voyager 2012 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2012Pages: 376, PDF Size: 4.31 MB
Page 131 of 376

5. Trek aan de riem met nummer "4"
en kantel de stoel achterwaarts in de
opbergruimte.Stoelen op de derde rij opklappen
1. Trek de hulpriem omhoog om de
stoel uit de opbergruimte te tillen en
druk de stoel naar voren tot de ver-
grendelingen vastklikken.
2. Trek aan de riem met nummer "2"
om de rugleuning te ontgrendelen.
3. Door aan riem "4" te trekken,
keert de rugleuning terug naar de
meest verticale stand.
4. Trek de hoofdsteun omhoog.
WAARSCHUWING!
Uzelf of anderen in uw auto kunnen
bij een ongeluk gewond raken als de
stoelen niet op de juiste wijze aan de
vloerankers zijn vastgemaakt. Zorg
altijd dat de stoelen volledig ver-
grendeld zijn.
Achterklepmodus
1. Trek eerst aan de riem met num-
mer "3" en vervolgens aan de riem
met nummer "4" om de complete
stoel naar achteren te draaien.
2. Als u de stoel weer in de meest
verticale stand wilt zetten, tilt u de
rugleuning omhoog en drukt u de
stoel naar voren tot de vergrendelin-
gen vastklikken.WAARSCHUWING!
Om ernstig of dodelijk letsel te voor-
komen, mag u nooit passagiers op de
derde rij vervoeren wanneer de ach-
terklepmodus is ingeschakeld.
HAKEN VOOR PLASTIC
BOODSCHAPPENTASSEN
In de rugleuning van alle zitplaatsen
achterin en sommige zitplaatsen
Ontgrendelriem "3"Ontgrendelriem "4"
Opgeborgen stoelen op de derde zitrij
125
Page 132 of 376

voorin bevinden zich haken voor plas-
tic boodschappentassen. De spullen in
de tas worden deels ondersteund op
de vloer. BESTUURDERSSTOEL METGEHEUGENFUNCTIE
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De geheugentoetsen 1 en 2 op het
bestuurdersportier kunnen worden
geprogrammeerd om de instellingen
van de bestuurdersstoel, de buiten-
spiegel aan bestuurderszijde, het ver-
stelbare rem- en gaspedaal en de
voorkeuzestations van de radio op te
roepen. U kunt uw afstandsbedienin-
gen ook programmeren om terug te
gaan naar de opgeslagen geheugenpo-
sities wanneer de ontgrendelknop isingedrukt.Uw auto is mogelijk afgeleverd met
twee afstandsbedieningen (RKE-
zenders). Alleen de afstandsbediening
kan aan elk van deze geheugenposi-
ties worden gekoppeld. INSTELLEN
GEHEUGENFUNCTIE EN
AFSTANDSBEDIENING
AAN GEHEUGENKOPPELEN OPMERKING:
Telkens als u op de insteltoets SET
(S) en een geheugentoets (1 of 2)
drukt, worden de geheugenposi-
ties voor de betreffende toets ge-
wist en de nieuwe posities opgesla-gen.1. Steek de sleutel in het contact en
zet het contact in de stand ON.
2. Druk op geheugentoets 1 als u het
geheugen voor bestuurder 1 wilt in-
stellen of op geheugentoets 2 als u het
geheugen voor bestuurder 2 wilt in-
stellen. Eventuele opgeslagen instel-
lingen worden opgeroepen. Wacht tot-
dat het systeem gereed is met
oproepen voordat u verder gaat naar
stap 3.
3. Stel de stoel, rugleuning en buiten-
spiegel aan de bestuurderszijde in op
de gewenste stand.
4. Stel het rem- en gaspedaal af op de
gewenste stand.
5. Zet de radio aan en stel de voor-
keuzestations in (u kunt maximaal
tien AM- en tien FM-stations instel-len).
6. Draai de sleutel in de stand OFF en
verwijder de sleutel.
7. Druk de SET (S) toets op het be-
stuurdersportier in en laat weer los.
8. Druk binnen 5 seconden toets 1 of
2 op het bestuurdersportier in en laat
de toets weer los. Als u de geheugen-
Schakelaar geheugenfunctie
bestuurder
126
Page 133 of 376

posities ook wilt kunnen oproepen via
een afstandsbediening (RKE-zender),
moet u de volgende stap uitvoeren
binnen 5 seconden.
9. Druk de vergrendelingstoets op
een van de afstandsbedieningen in en
laat de toets weer los.
10. Steek de sleutel in het contact en
zet het contact in de stand ON.
11. Selecteer in het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
de optie "Remote Linked to Memory"
(Op afstand gekoppeld aan geheugen)
en voer "Yes" (Ja) in. Raadpleeg
“Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in "Functies
van het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
12. Herhaal de bovenstaande stap-
pen om de volgende geheugenpositie
in te stellen met de andere genum-
merde geheugentoets of om een an-
dere afstandsbediening aan het ge-
heugen te koppelen.Geheugenpositie oproepen OPMERKING:
De versnellingspook moet in de
stand PARK staan om geheugen-
posities op te kunnen vragen. Als u
een geheugenpositie probeert op te
roepen als de auto niet in de stand
PARK staat, verschijnt er een be-
richt op het EVIC.
Druk op geheugentoets 1 op het be-
stuurdersportier als u de instellingen
voor bestuurder 1 wilt oproepen, of
druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening die is gekoppeld
aan geheugenpositie 1.
Druk op geheugentoets 2 op het be-
stuurdersportier als u de instellingen
voor bestuurder 2 wilt oproepen, of
druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening die is gekoppeld
aan geheugenpositie 2.
U kunt het oproepen annuleren door
tijdens het oproepen te drukken op
een van de geheugentoetsen op het
bestuurdersportier (S, 1 of 2). Als een
oproep wordt geannuleerd, stoppen
de bestuurdersstoel, buitenspiegel
aan bestuurderszijde en pedalen metbewegen. Na een vertraging van één
seconde kunt u een nieuwe positie se-
lecteren.
Een afstandsbediening
(RKE-zender) uitschakelen die is
gekoppeld aan het geheugen
1. Draai de sleutel in de stand OFF en
verwijder de sleutel.
2. Druk geheugentoets nummer 1 in
en laat weer los. Eventuele instellin-
gen van geheugen 1 worden opgeroe-
pen. Wacht totdat het systeem gereed
is met oproepen voordat u verder gaat
naar stap 3.
3. Druk de geheugentoets SET (S) in
op het bestuurdersportier en laat de
toets vervolgens los. Er klinkt een ge-
luidsignaal om aan te geven dat het
geheugen wordt ingesteld.
4. Druk binnen 5 seconden toets 1 op
het bestuurdersportier in en laat de
toets vervolgens los. Er klinkt een ge-
luidsignaal om aan te geven dat het
geheugen is ingesteld.
5. Druk binnen vijf seconden de ont-
grendeltoets op de afstandsbediening
kort in. Er klinkt een geluidsignaal
127
Page 134 of 376

om aan te geven dat de verbinding
met de afstandsbediening (RKE-
zender) buiten werking is gesteld.
Herhaal stap 1 tot en met 5 om een
andere afstandsbediening (RKE-
zender) die is gekoppeld aan een van
de geheugenposities uit te schakelen. OPMERKING:
Nadat het programmeren is vol-
tooid, kunt u alle afstandsbedie-
ningen die zijn gekoppeld aan een
van de geheugenposities, gemak-
kelijk gelijktijdig in- of uitschake-
len. Raadpleeg "Elektronischvoertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Door de klant te program-
meren functies" in "Functies van
het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
GEMAKKELIJK IN- EN
UITSTAPPEN (alleen
leverbaar metstoelpositiegeheugen)
Deze functie zorgt ervoor dat de be-
stuurder makkelijker kan in- en uit-stappen.De afstand waarover de bestuurders-
stoel zich zal verplaatsen hangt af van
de positie van de stoel op het moment
dat u de sleutel uit het contact neemt.
Als de stoel zich 67,7 mm of meer
vóór de achterste stop bevindt, zal
de bestuurdersstoel circa 60 mm
naar achteren worden verplaatst
wanneer u de sleutel uit het contact
neemt. De stoel keert terug naar de
ingestelde positie zodra u de sleutel
in het contactslot steekt en het slot
in een andere stand dan LOCKschakelt.
Als de stoel zich 22,7 tot 67,7 mm vóór de achterste stop bevindt, zal
de bestuurdersstoel worden ver-
plaatst naar een positie op 7,7 mm
vóór de achterste stop wanneer u de
sleutel uit het contact neemt. De
stoel keert terug naar de ingestelde
positie zodra u de sleutel in het
contactslot steekt en het slot in een
andere stand dan LOCK schakelt.
De functie Gemakkelijk in- en uit- stappen is uitgeschakeld wanneer
de bestuurderstoel zich op minder
dan 22,7 mm vóór de achterste stop bevindt. Bij deze positie heeft het
voor de bestuurder geen zin om de
stoel te verplaatsen voor gemakke-
lijk in- en uitstappen.
Elke opgeslagen geheugeninstelling
heeft een bijbehorende positie voor
gemakkelijk in- en uitstappen. OPMERKING:
Deze functie kan worden in- of uit-
geschakeld met de programmeer-
bare functies van het EVIC-
systeem. Als uw auto niet is
voorzien van een EVIC, kan uw
dealer deze functie voor u in- en
uitschakelen. Raadpleeg "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Door de klant te program-
meren functies" in "Functies van
het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
OPENEN EN SLUITEN
VAN DE MOTORKAP
Om de motorkap te openen, moeten er
twee vergrendelingen worden ont-
grendeld.
128
Page 135 of 376

1. Trek aan de motorkapgrendel aan
het instrumentenpaneel onder destuurkolom.
2. Ga vóór de auto staan en kijk in
het midden onder de motorkap. Zoek
de veiligheidsvergrendeling en druk
deze naar beneden terwijl u tegelijker-
tijd de motorkap optilt.
Houd de motorkap omhoog met de steunstang.
LET OP!
Om mogelijke beschadigingen te
voorkomen mag u de motorkap niet
hard dichtslaan. Laat de motorkap
zakken totdat de opening circa
30 cm bedraagt en laat de kap ver-
volgens vallen. Zo worden beide ver-
grendelingen gesloten. Rijd nooit
met uw auto als de motorkap niet
volkomen via beide vergrendelingen
gesloten is.WAARSCHUWING!
Controleer of de motorkap goed ver-
grendeld is voor u gaat rijden. Als de
motorkap niet volkomen vergren-
deld is, kan hij opklappen wanneer
de auto rijdt, zodat uw uitzicht naar
voren wordt belemmerd. Als u deze
waarschuwing niet opvolgt, kan dit
ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
VERLICHTING
Alle lampen behalve de waarschu-
wingsknipperlichten, het grootlicht
en het passeersignaal worden bediend
met de schakelaars links van de stuur-
kolom op het instrumentenpaneel. INTERIEURVERLICHTING
De interieurverlichting gaat aan als u
een portier of de achterklep opent, bij
het activeren van de afstandsbedie-
ning of zodra u de dimmerknop in de
hoogste stand zet.
De interieurverlichting gaat automa-
tisch uit na ongeveer 10 minuten bij
de eerste activering en na 90 seconden
bij iedere daaropvolgende activering
tot de motor wordt gestart en er
sprake is van één van de volgendezaken:
Een portier, schuifdeur of de ach-
terklep blijft open staan.
Een dakleeslampje blijft aan.
Motorkapontgrendeling
Locatie van de
veiligheidsvergrendeling
Koplampschakelaar met bediening voor indirecte verlichting
129
Page 136 of 376

OPMERKING:
Deze beveiliging werkt alleen als
de contactsleutel niet in het con-
tactslot zit of als het contact uitge-
schakeld is. Dimschakelaar
De dimschakelaar bevindt zich naast
de koplampschakelaar.
Interieurverlichting uit
Draai de linker dimschakelaar naar
de uit-stand (laagste stand). De bin-
nenverlichting gaat nu niet meer aan
als u een portier of de achterklepopent. Dimschakelaar
Als u bij ingeschakelde parkeerlichten
of koplampen de linker dimschake-
laar voor de instrumentenverlichtingomhoog draait, gaat de instrumenten-
verlichting helderder branden.
Functie langzaam rijden
(instrumentenverlichting overdag)
Draai de linker dimschakelaar naar
de eerste klikstand. Hierdoor worden
de schermpjes van de kilometerteller,
radio en dakconsole helderder als de
parkeerlichten of koplampen aan zijn.
Interieurverlichting aan
Draai de dimschakelaar helemaal om-
hoog naar de tweede klikstand (hoog-
ste stand) om de interieurverlichting
in te schakelen. Als de dimmerknop in
deze stand staat, blijft de interieurver-
lichting branden.
Indirecte verlichting (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Indirecte verlichting is strategisch ge-
plaatste zachte verlichting die speci-
fieke gebieden verlicht om de inzit-
tenden te helpen specifieke functies te
vinden bij nachtelijke ritten.
De bedieningsschakelaar voor de in-
directe verlichting bevindt zich rechts
van de dimschakelaar.
U activeert de indirecte ver-
lichting door de schakelaar
voor de indirecte verlich-
ting omhoog of omlaag te
draaien, waardoor de verlichting ster-
ker of zwakker wordt.
PARKEERLICHTEN
Draai de knop van de kop-
lampschakelaar naar de eerste
klikstand om de parkeerlichten in te
schakelen. Ook de instrumentenver-
lichting gaat nu aan. KOPLAMPEN
Draai de koplampschake-
laar in de tweede klikstand
om de koplampen en de
Dimschakelaar
Schakelaar voor indirecte verlichting
130
Page 137 of 376

stadslichten in te schakelen. Ook de
instrumentenverlichting gaat nu aan.
De sterkte van de verlichting van het
dashboard regelt u door de dim-
merknop omhoog of omlaag tedraaien.
AUTOMATISCH INSCHAKELENDE
KOPLAMPEN (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem schakelt de koplampen
automatisch in of uit in overeenstem-
ming met de intensiteit van het omge-
vingslicht. U schakelt het systeem in
door de koplampschakelaar helemaal
naar links te draaien, zodat de indica-
tor naar de stand AUTO wijst. Bij
ingeschakeld systeem is de uitscha-
kelvertraging van de koplampen ook
ingeschakeld. Dit houdt in dat de
koplampen blijven branden tot 90 se-
conden nadat u het contact hebt uit-
geschakeld. Om het automatische sys-
teem uit te zetten, draait u de
koplampschakelaar naar links in de
stand "O" (uit).OPMERKING:
Bij ingeschakelde automatische
stand gaan de koplampen pas
branden zodra de motor draait.
KOPLAMPEN AAN BIJ INGESCHAKELDE
RUITENWISSERS (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Als de koplampen in de modus Auto-
matisch staan en de motor draait,
gaan de koplampen automatisch
branden wanneer de ruitenwisser
wordt ingeschakeld. De functie "Kop-
lampen aan bij ingeschakelde ruiten-
wissers" kan worden aangetroffen bij
auto's met een automatisch koplamp-
systeem. Raadpleeg “Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)/
Door de klant te programmeren func-
ties" in "Functies van het instrumen-
tenpaneel" voor meer informatie.
UITSCHAKELVERTRAGING
KOPLAMPEN (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze functie zorgt voor extra veilig-
heid doordat de koplampen nog
maximaal 90 seconden branden na-
dat u de auto hebt verlaten.
Als u deze functie wilt activeren, zet u
de contactschakelaar in de stand OFF
terwijl de koplampen nog branden.
Schakel vervolgens binnen 45 secon-
den de koplampen uit. De 90 secon-
den uitschakelvertraging gaat in zo-
dra de koplampschakelaar wordt
uitgeschakeld. Bij het aanzetten van
de koplampen, de parkeerlichten of
het contact wordt de uitschakelver-
traging opgeheven.
Wanneer u de auto verlaat, kunt u
ervoor kiezen de koplampen nog 30,
60 of 90 seconden te laten branden of
deze onmiddellijk uit te schakelen.
Als u de tijdsinstelling wilt wijzigen,
neemt u contact op met een erkende
dealer.
De vertragingsduur van de koplamp-
verlichting is programmeerbaar bij
131
Page 138 of 376

voertuigen uitgerust met het EVIC.
Raadpleeg “Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)/Door de
klant te programmeren functies" in
"Functies van het instrumentenpa-
neel" voor meer informatie.
Als de koplampen eerder worden uit-
geschakeld dan het contact, gaan ze
op de normale manier uit. OPMERKING:
Als u deze functie wilt gebruiken,
moet u de koplampen uitschake-
len binnen 45 seconden na het uit-
zetten van het contact.
Waarschuwingssignaal
verlichting aan
Als u de koplampen of stadslichten
laat branden of de dimmerknop in de
hoogste stand staat nadat het contact
is uitgeschakeld, wordt u gewaar-
schuwd door een geluidsignaal zodra
u het bestuurdersportier opent.
MISTLAMPEN VÓÓR (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)U schakelt de mistlampen vóór
in door de parkeerlichten of het dimlicht in te schakelen en vervolgens
op de bedieningsknop van de kop-
lampschakelaar te drukken. Als u de
bedieningsknop van de koplampscha-
kelaar nogmaals indrukt, gaan de
mistlampen vóór uit. ACCUBEVEILIGING
Deze functie beschermt de accu zodat
deze minder snel ontlaadt als de kop-
lampen, parkeerlampen of mistlam-
pen vóór langdurig worden aangela-
ten terwijl het contact in de stand
LOCK staat. Als het contactslot gedu-
rende acht minuten in de stand LOCK
staat en de koplampschakelaar niet
op OFF of AUTO staat, gaan de lich-
ten automatisch uit tot het contactslot
of de koplampschakelaar weer wor-
den gebruikt.
De accubeveiliging wordt opgeheven
als u het contactslot tijdens de 3 mi-
nuten intervaltijd naar een andere
stand dan LOCK draait.
MULTIFUNCTIONELE HENDEL
De hendel bevindt zich aan de linker-
zijde van de stuurkolom.
Met de multifunctionele hendel wor-
den de volgende functies bediend:
Richtingaanwijzers
Koplampen dimlicht/grootlicht
Passeersignaal (eventueel met
claxonsignaal)
Ruitenwissers vóór en achter - sproeifuncties
RICHTINGAANWIJZERS
Beweeg de multifunctionele hendel op
of neer zodat de pijlen aan beide zij-
den de instrumentengroep gaan knip-
peren om aan te geven dat de richting-
aanwijzers voor en achter naar
behoren werken. OPMERKING:
Als een van de lampjes blijft bran-
den en niet knippert, of als een van
Multifunctionele hendel
132
Page 139 of 376

de lampjes zeer snel knippert,
controleert u of aan de buitenzijde
van de auto een lamp defect is. Als
één der controlelampjes niet gaat
branden wanneer u de hendel be-
weegt, is waarschijnlijk het betref-
fende gloeilampje defect.
Lane Change Assist
Tik de hendel eenmaal naar boven of
beneden zonder hem in de klikstand
te duwen; het knipperlicht (rechts of
links) knippert driemaal en schakelt
dan automatisch uit.
Waarschuwing richtingaanwijzers
Wanneer de elektronica in de auto
detecteert dat gedurende circa 1,6 km
sneller dan 29 km/u is gereden met
ingeschakelde richtingaanwijzers,
klinkt er een geluidssignaal om de
bestuurder te waarschuwen.DIMLICHT/ GROOTLICHTSCHAKELAARAls de koplampen zijn ingeschakeld,
kunt u van dimlicht naar grootlicht
schakelen door de multifunctionele
hendel naar het instrumentenpaneel
te drukken. Door de hendel terug tetrekken in de neutrale stand, keert hij
terug in de stand voor dimlicht.
PASSEERSIGNAAL
U kunt met uw koplampen een licht-
signaal geven aan een ander voertuig
door de multifunctionele hendel heel
even naar u toe te trekken. Hierdoor
wordt het grootlicht ingeschakeld tot
u de hendel weer loslaat.
SMARTBEAM™ (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Het SmartBeam™ systeem zorgt voor
meer licht van de koplampen in het
donker door automatische regeling
van het grootlicht met behulp van een
op de achteruitkijkspiegel gemon-
teerde digitale camera. Deze camera
detecteert de verlichting van andere
voertuigen en zorgt ervoor dat auto-
matisch van grootlicht naar dimlicht
wordt geschakeld totdat naderende
voertuigen uit het zicht van de camera
zijn verdwenen. Activeren
1. Selecteer "Automatisch groot licht
— ON" via het EVIC. Raadpleeg“Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in "Functies
van het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
2. Draai de koplampschakelaar
linksom naar de stand AUTO (A).
3. Druk de multifunctionele hendel
van u af om het grootlicht in te scha-
kelen. Raadpleeg "Multifunctionele
hendel" in dit hoofdstuk voor meerinformatie. OPMERKING:
Dit systeem wordt niet geactiveerd
voordat de auto ten minste
40 km/u rijdt. Deactiveren
Volg een van de onderstaande stappen
om het SmartBeam™ systeem te de-
activeren.
1. Selecteer “Automatisch groot licht
— OFF” via het EVIC. Raadpleeg
“Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in "Functies
van het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
133
Page 140 of 376

2. Trek de multifunctionele hendel
naar u toe om de koplampen van de
stand grootlicht in de stand dimlicht
te zetten.
3. Draai de lichtschakelaar rechtsom
van de stand AUTO (A) naar de standaan. OPMERKING:
Als de koplampen en achterlichten
van voertuigen in het camerablik-
veld defect zijn, met modder zijn
bespat of gedeeltelijk aan het zicht
worden onttrokken, zal uw groot-
licht langer blijven branden (dich-
ter bij het andere voertuig). Boven-
dien zal het systeem niet correct
werken als de voorruit of de came-
ralens vuil, vet of andere obstakelsbevat. HOOGTEVERSTELLING KOPLAMPENUw auto is mogelijk uitge-
rust met een koplampver-
stellingssysteem. Met dit
systeem heeft de bestuurder
altijd de juiste afstelling voor de kop-
lamplichtbundel, onafhankelijk van
de belading van de auto. De schake- laar bevindt zich op het dashboard,
naast de dimmerknop.
Draai de schakelaar tot het cijfer over-
eenkomstig de in de volgende tabel
weergegeven belading tegenover het
controlelampje op de schakelaarstaat.
Hoogteverstelling koplampen
0 * Alleen bestuurder of bestuurder plus voor- passagier
1 * Bestuurder, voorpassa- gier en alle 3 zitplaatsen
achterin bezet, of ALLE
zitplaatsen bezet (ook
de middenrij).
* Alle zitplaatsen bezet,
plus een gelijkmatig ver-
deelde lading achter
laatste stoelenrij. Het
totale gewicht van pas-
sagiers plus lading blijft
onder het maximale
laadgewicht van deauto.
Hoogteverstelling koplampen
2 * Bestuurder, plus ge- lijkmatig verdeelde la-
ding achter laatste stoe-
lenrij. Het totale gewicht
van bestuurder plus la-
ding blijft beneden het
maximale laadgewicht
van de auto.
* Aantal passagiers: Zitposities vóór = 2
Zitposities midden = 2
Zitposities achter = 2 of 3
OPMERKING: bij de bovenstaande
berekeningen is uitgegaan van een
lichaamsgewicht van 75 kg.
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS
De ruitenwissers en -sproeiers bedient
u via een schakelaar in de multifunc-
tionele hendel. Draai aan het uiteinde
van de multifunctionele hendel om de
gewenste wissersnelheid te kiezen. OPMERKING:
Verwijder altijd achtergebleven
sneeuw als die verhindert dat de
wisserbladen terugkeren naar de
134