Lancia Voyager 2014 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2014, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2014Pages: 416, PDF Size: 3.59 MB
Page 341 of 416

INSTRUCTIES BIJ
OPKRIKKEN
WAARSCHUWING!
Neem de volgende waarschuwingen
in acht bij het verwisselen van een
band, om persoonlijk letsel of
schade aan de auto te voorkomen:
Parkeer de auto op een stevige envlakke ondergrond, zo ver moge-
lijk verwijderd van de weg, voor-
dat u de auto opkrikt.
Schakel de waarschuwingsknip- perlichten in.
Blokkeer het wiel dat zich schuin tegenover het te vervangen wiel
bevindt.
Trek de handrem stevig aan en zet de automatische versnellingsbak
in de stand PARK, of zet de hand-
geschakelde versnellingsbak in de
stand REVERSE (achteruit).
Start de motor niet en laat deze niet draaien zolang de auto door
een krik wordt ondersteund.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Laat niemand in de auto zittenzolang deze door een krik wordt
ondersteund.
Begeef u niet onder de auto wan- neer deze door een krik wordt
ondersteund. Als u werkzaamhe-
den onder de auto moet uitvoe-
ren, zet deze dan op een hefbrug.
Gebruik de krik alleen op de aan- gegeven plaatsen en alleen om de
auto op te krikken voor het ver-
wisselen van banden.
Wees uiterst voorzichtig als u de band moet verwisselen op of
langs de weg.
Om de reservebanden, plat of op- gepompt, veilig op te bergen,
moeten ze met het ventiel naar
beneden gericht worden opgebor-
gen.
LET OP!
Probeer niet om de auto op te krik-
ken op andere plaatsen dan de aan-
gegeven plaatsen in de instructies
voor het opkrikken van deze auto.
OPMERKING: Raadpleeg het
hoofdstuk "Compact reservewiel"
in "Banden – algemene informa-
tie" voor informatie over de reser-
veband, het gebruik en de werking
daarvan.
1. Draai de wielmoeren één slag
linksom los (maar verwijder ze niet),
terwijl het wiel nog op de grond rust.
2. Er zijn twee plaatsen aan weerszij-
den van de carrosserie waar de krik
kan worden aangebracht. Deze plaat-
sen bevinden zich op de drempelrand
van de carrosserie.
Waarschuwingssticker krik
Bevestigingspunten voor krik
335
Page 342 of 416

LET OP!
Probeer niet de auto omhoog te
krikken op andere plaatsen dan de
aangeduide bevestigingspunten.
De plaatsen voor de krik achter bevin-
den zich tussen twee neerwaartse lip-
jes op de drempelrand van de zijcar-
rosserie.
De bevestigingspunten voor het om-
hoog krikken van de voorzijde bevin-
den zich 150 mm van het portier op
de dorpelrand van de carrosserie. OPMERKING: In sommige situ-
aties kan het nodig zijn dat de krik
vlakliggend onder de auto moet
worden geduwd. Zorg dat de krik
weer rechtop staat wanneer deze
zich onder de auto bevindt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om u onder een
opgekrikte auto te bevinden. De
auto kan van de krik glijden en op u
vallen. Dit leidt tot ernstig letsel.
Zorg er daarom voor dat u met geen
enkel lichaamsdeel onder een opge-
krikte auto komt. Als u werkzaam-
heden onder de auto moet uitvoe-
ren, zet deze dan op een hefbrug.3. Plaats de krikhendel op de krikas
en draai rechtsom totdat de krikkop
goed op de beschreven plaats ingrijpt.
Krik de auto pas op als u zeker
bent dat de krik stevig bevestigd is.
4. Krik de auto op door de krikas
rechtsom te draaien met de krikhen-
del. Breng de auto zover omhoog dat
de band net loskomt van de onder-
grond en er voldoende speling is om
het reservewiel te monteren. De voer-
tuigstabiliteit blijft maximaal als de
band zo laag mogelijk boven de grond
blijft.
WAARSCHUWING!
Als u de auto hoger opkrikt dan
noodzakelijk, zal hij minder stabiel
staan. De auto kan van de krik glij-
den en zo ernstig letsel veroorza-
ken. Krik de auto slechts zo ver op
als nodig is om het wiel te verwijde-
ren.Bevestigingspunten voor omhoog
krikken van achterzijde
Krikpunten vóór
336
Page 343 of 416

5. Voor auto's met wieldoppen ver-
wijdert u eerst de wielmoeren en
daarna handmatig de wieldop. Wrik
de wieldop niet los. Trek vervolgens
het wiel los van de wielnaaf.
6. Breng het compacte reservewiel
aan. Haal de wielmoeren licht aan.
LET OP!
Monteer het reservewiel met het
ventiel naar buiten gericht. De auto
kan beschadigd raken als het reser-
vewiel op een verkeerde manier
wordt gemonteerd.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door
de op de krik uitgeoefende kracht
verschuift, mogen de wielmoeren
pas definitief worden vastgezet als
de auto weer vast op de grond staat.
Als u deze waarschuwing niet op-
volgt, kan dit ernstig letsel tot ge-
volg hebben.
OPMERKING: Monteer geen
wieldop op het compacte reserve-
wiel.
7. Laat de auto zakken door de kri-
kas linksom te draaien.
8. Zet de wielmoeren stevig vast.
Duw de moersleutel aan het einde van
de hendel omlaag voor meer hef-
boomwerking. Trek de wielmoeren in
stervolgorde aan totdat iedere moer
twee keer aangetrokken is. Raadpleeg
het gedeelte "Aanhaalmomenten" in
dit hoofdstuk voor het juiste aanhaal-
moment voor de wielmoeren. Als u
twijfelt of de moeren goed zijn vastge-
zet, laat dit dan bij uw dealer of een
bandenservicebedrijf nog eens con-
troleren met een momentsleutel. 9. Laat de krik weer zakken tot de
sluitstand.
WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij een
noodstop of ongeval naar voren
schieten en zo de inzittenden ern-
stig letsel toebrengen. Berg de krik
en het reservewiel altijd op de daar-
voor bestemde plaatsen op. Laat de
leeggelopen (lekke) band onmid-
dellijk repareren of vervangen.
10. Leg de leeggelopen (lekke) band
en de afdekking van het compacte
reservewiel in de bagageruimte. De
lekke band niet wegbergen op de
plaats van de reserveband. Laat de
band zo snel mogelijk repareren of
vervangen.
11. Berg de kabel en het afstandsstuk
weg voordat u weer gaat rijden. Mon-
teer de uiteinden van de lierhendel
opnieuw in de vorm van een "T" en
breng de "T"-vormige lierhendel aan
op de aandrijfmoer. Draai de moer
naar rechts tot het liermechanisme
ten minste drie keer klikt.
Reservewiel monteren
337
Page 344 of 416

OPMERKING:Raadpleeg het
hoofdstuk "Gereedschap voor re-
servewiel" voor aanwijzingen over
het samenbouwen van de T-hendel.
12. Berg de krik, krikhendel en het
liergereedschap weer op in de opberg-
ruimte.
13. Controleer de spanning van de
band op het compacte reservewiel zo
spoedig mogelijk. Pas de banden-
spanning zo nodig aan.
RESERVEBAND
VASTZETTEN
1. Bouw de verlengstukken van de
lierhendel samen tot een T-hendel en
plaats de T-lierhendel op de lieraan-
drijfmoer. Draai de moer naar links
tot het liermechanisme niet langer vrij
draait. Hierdoor is er voldoende spe-
ling in de kabel om het afstandsstuk
onder de auto uit te trekken.
WAARSCHUWING!
Een losse noodreservewiel-/
hoesmodule kan bij een noodstop of
ongeval naar voren schieten en zo
de inzittenden ernstig letsel toe-
brengen. Leg het noodreservewiel
en de hoesmodule altijd in de op-
bergruimte.
LET OP!
Gebruik alleen de “T”-lierhendel
om het liermechanisme te bedie-
nen. Het gebruik van een pneuma-
tische moersleutel of ander machi-
naal gereedschap wordt afgeraden
en kan de lier beschadigen.
2. Zet de lierhendelstukken in elkaar
zodat deze de reservewielhaak vor-
men en trek het afstandsstuk onder de
auto uit. 3. Draai het noodreservewiel zo dat
het ventiel naar beneden is gericht en
leg vervolgens de band in de
reservewiel-/hoesmodule. Schuif het
afstandsstuk door het midden van het
wiel en de reservewiel-/hoesmodule
zodat de twee vergrendelingen naar
buiten klikken en zet vervolgens de
reservewiel-/hoesmodule vast aan de
tegenoverliggende zijde.LET OP!
De noodreservewiel-/hoesmodule
moet worden gebruikt wanneer het
noodreservewiel wordt opgeborgen.
Als u dit niet doet, kan de levens-
duur van het noodreservewiel aan-
zienlijk worden verkort.
338
Page 345 of 416

WAARSCHUWING!
Controleer of 'beide' vergrendelin-
gen van het afstandsstuk goed door
het midden van het wiel en de
reservewiel-/hoesmodule zijn ge-
leid. Als dit niet het geval is, kan de
reservewiel-/hoesmodule losko-
men, waardoor de auto beschadigd
raakt en u mogelijk de controle over
de auto verliest.
4. Draai de aandrijfmoer met behulp
van de "T"-lierhendel rechtsom tot de
noodreservewiel-/hoesmodule op zijn
plaats wordt getrokken tegen de on-
derkant van de auto.
5. Blijf de moer naar rechts draaien
tot u het liermechanisme drie keer
hoort klikken. Te strak aandraaien is
onmogelijk. Kijk onder de auto om te
controleren of de noodreservewiel-/
hoesmodule zich correct tegen de on-
derkant van de auto bevindt.
LET OP!
Het liermechanisme is alleen ge-
schikt voor een noodreservewiel.
Gebruik de lier niet om een normale
lekke band of een wiel met normale
afmetingen op te bergen. Als u dit
toch doet, raakt de auto bescha-
digd.
ORIGINEEL WIEL
MONTEREN
Auto's uitgerust met wieldoppen
1.
Monteer het originele wiel op de as.
2. Breng om het monteren van stalen
wielen met wieldoppen gemakkelijker
te maken twee wielmoeren aan op de
tapeinden die zich aan beide zijden
van het ventiel bevinden. Breng de
wielmoeren aan met het conusvor-
mige uiteinde van de moer in de rich-
ting van het wiel. Haal de wielmoeren
licht aan. 3. Zet de ventieluitsparing in de wiel-
dop in lijn met het ventiel op het wiel.
Breng de wieldop met de hand aan en
klik de dop over de twee wielmoeren.
Gebruik nooit een hamer of buiten-
sporige kracht om de wieldop aan te
brengen.
4. Breng de overige wielmoeren aan
met het conusvormige uiteinde van de
moer in de richting van het wiel. Haal
de wielmoeren licht aan.
Wieldop of wielmoersierdop
1 — Ventiel 4 — Wieldop
2 — Ventieluit-
sparing
5 — Tapeinde
3 — Wielmoer
339
Page 346 of 416

WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door
de op de krik uitgeoefende kracht
verschuift, mogen de wielmoeren
pas definitief worden vastgezet als
de auto weer vast op de grond staat.
Als u deze waarschuwing niet op-
volgt, kan dit ernstig letsel tot ge-
volg hebben.
5.
Laat de auto zakken tot op de grond
door de slinger linksom te draaien.
6. Raadpleeg "Aanhaalmomenten"
in dit hoofdstuk voor het juiste aan-
haalmoment voor de wielmoeren.
7. Controleer na 40 km het aanhaal-
moment van de wielmoeren met een
momentsleutel om ervoor te zorgen
dat alle moeren goed tegen het wiel
aanliggen.
Auto's zonder wieldoppen
1.
Monteer het originele wiel op de as.
2. Breng de overige wielmoeren aan
met het conusvormige uiteinde van de
moer in de richting van het wiel. Haal
de wielmoeren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door
de op de krik uitgeoefende kracht
verschuift, mogen de wielmoeren
pas definitief worden vastgezet als
de auto weer vast op de grond staat.
Als u deze waarschuwing niet op-
volgt, kan dit ernstig letsel tot ge-
volg hebben.
3. Laat de auto zakken tot op de
grond door de slinger linksom te
draaien.
4. Raadpleeg "Aanhaalmomenten"
in dit hoofdstuk voor het juiste aan-
haalmoment voor de wielmoeren.
5. Controleer na 40 km het aanhaal-
moment van de wielmoeren met een
momentsleutel om ervoor te zorgen
dat alle moeren goed tegen het wiel
aanliggen.
STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw auto leeg is,
kan de motor met behulp van een set
startkabels en een accu in een andere auto, of met een draagbare snellader
weer worden gestart. Bij onjuist ge-
bruik kan het starten met startkabels
gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorg-
vuldig aan de hier beschreven proce-
dures.
OPMERKING: Bij gebruik van
een draagbare snellader moeten
instructies en vereiste voorzorgs-
maatregelen van de fabrikant wor-
den uitgevoerd.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader
of een andere lader met een sys-
teemspanning groter dan 12 volt.
Dit kan schade toebrengen aan de
accu, startmotor, dynamo of het
elektrische systeem.
WAARSCHUWING!
Probeer de auto niet met startka-
bels te starten wanneer de accu be-
vroren is. De accu kan hierdoor
openscheuren of exploderen, met
kans op persoonlijk letsel.
340
Page 347 of 416

VOORBEREIDING VOOR
HET STARTEN MET
STARTKABELS
De accu van uw auto bevindt zich
links in de motorruimte.
WAARSCHUWING!
Pas op voor de radiateurventila-tor wanneer de motorkap is ge-
opend. Als het contact is inge-
schakeld, kan deze ventilator op
elk moment gaan draaien. Er be-
staat gevaar voor letsel door
draaiende ventilatorbladen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Verwijder alle metalen sieradenzoals ringen, horloges en armban-
den die onbedoeld elektrisch con-
tact kunnen maken. Dit kan ern-
stig letsel veroorzaken.
Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw huid en ogen kan branden
en ze produceren waterstofgas
dat ontvlambaar en explosief is.
Houd open vuur of vonken
daarom altijd uit de buurt van de
accu.
1. Trek de handrem aan, zet de auto-
matische versnellingsbak in de stand
PARK en zet de contactschakelaar in
de stand LOCK.
2. Schakel de verwarming, de radio
en alle overbodige stroomverbruikers
uit.
3. Wanneer u de accu van een ander
voertuig gebruikt voor het starten met
startkabels, parkeer de auto dan zo,
dat accu met de startkabels bereik-
baar is, trek de handrem aan en zorg
ervoor dat de contactschakelaar in de
stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen
geen contact kunnen maken. Hier-
door kan een massaverbinding ont-
staan met mogelijk persoonlijk let-
sel als gevolg.
PROCEDURE VOOR HET
STARTEN MET
STARTKABELS
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure niet volgt, kan
dit persoonlijk letsel en schade aan
eigendommen tot gevolg hebben
door het exploderen van de accu.
LET OP!
Het niet opvolgen van deze proce-
dure kan leiden tot schade aan het
laadsysteem van het voertuig dat de
starthulp biedt, of van de auto met
de lege accu.
Positieve accupool
341
Page 348 of 416

1. Sluit het einde van de pluskabel
(+)van de hulpstartkabel aan op de
positieve accupool (+)van het voer-
tuig met de ontladen accu.
2. Sluit het andere einde van de plus-
kabel (+)aan op de pluspool (+)van
de hulpaccu.
3. Sluit het einde van de minkabel (-)
van de startkabel aan op de minpool
(-) van de hulpaccu.
4. Verbind het andere uiteinde van
de massakabel (-)met een geschikt
massapunt op de motor (blootliggend
metalen onderdeel van de ontladen
motor van het voertuig), uit de buurt
van de accu en het brandstofinspuit-
systeem.
WAARSCHUWING!
Sluit de startkabel niet aan op de
minpool (-)van de lege accu. De
vonk die daardoor ontstaat kan de
accu doen exploderen en persoon-
lijk letsel veroorzaken. Gebruik al-
leen het specifieke aardpunt, ge-
bruik geen andere blootliggende
metalen onderdelen. 5. Start de motor van het voertuig
met de hulpaccu. Laat de motor en-
kele minuten stationair draaien en
start dan de motor van de auto met de
lege accu. Nadat de motor is gestart
moeten de startkabels in omgekeerde
volgorde worden verwijderd:
6. Koppel de negatieve
(-)hulpstart-
kabel los van de negatieve accupool
(-) in de auto met de ontladen accu.
7. Koppel het andere einde van de
minkabel (-)van de startkabel los van
de minpool (-)van de hulpaccu.
8. Koppel de pluskabel (+)van de
startkabel los van de pluspool (+)van
de hulpaccu.
9. Neem het einde van de pluskabel
(+) los van de positieve (+)accupool
van het voertuig met de ontladen
accu.
Wanneer uw auto vaak met behulp
van hulpstartkabels moet worden ge-
start, dient u de accu en het laadsys-
teem door een erkende dealer te laten
controleren.
LET OP!
Accessoires die op de aansluitcon-
tacten zijn aangesloten, ontvangen
ook voedingsspanning van de accu
in de auto als u ze niet gebruikt
(bijv. mobiele telefoons). Als u de
accessoires te lang aangesloten laat
zonder dat de motor draait, raakt
de accu zo ver ontladen dat de le-
vensduur ervan afneemt en/of de
motor niet meer zal starten.
EEN VASTZITTENDE
AUTO WEER
VRIJKRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te
zitten in modder of sneeuw, kunt u de
auto meestal door een heen en weer
gaande beweging los krijgen. Draai het
stuur links- en rechtsom om de voor-
wielen vrij te maken. Schakel vervol-
gens tussen DRIVE en REVERSE en
trap tegelijkertijd het gaspedaal licht
in. Trap het gaspedaal net voldoende in
om de heen en weer gaande beweging
van de auto op gang te houden, zonder
dat de wielen doorslippen of het toe-
rental overmatig oploopt.
342
Page 349 of 416

LET OP!
Het overmatig laten oplopen van
het toerental van de motor of het
laten doorslippen van de wielen
kan leiden tot oververhitting en be-
schadiging van de versnellingsbak.
Laat de motor ten minste één mi-
nuut stationair draaien met de ver-
snellingsbak in de stand NEU-
TRAL telkens nadat de auto vijf
keer heen en weer is bewogen. Zo
voorkomt u oververhitting en ver-
mindert u het risico op schade aan
de versnellingsbak bij langdurige
pogingen om de auto vrij te krijgen.
OPMERKING: Druk voordat u de
auto heen en weer beweegt eerst op
de toets "ESC Off" om het elektro-
nisch stabiliteitsregelsysteem
(ESP) in de stand "Partial Off"
(Gedeeltelijk uit) te zetten. Raad-
pleeg voor meer informatie "Elek-
tronisch remsysteem" onder "Star-
ten en bedienen". Als de auto is
losgekomen, drukt u nogmaals op
de toets "ESP Off" om de stand
"ESP On" te herstellen.
LET OP!
Wanneer u een vastzittende auto heen en weer beweegt door snel te
schakelen tussen DRIVE en RE-
VERSE, mogen de wielen nooit
sneller doorslippen dan 24 km/u,
omdat anders schade kan ont-
staan aan de aandrijflijn.
Het overmatig laten oplopen van het toerental van de motor of het
te snel laten doorslippen van de
wielen kan leiden tot oververhit-
ting en beschadiging van de ver-
snellingsbak. Ook kunnen de
banden beschadigd raken. Laat
de wielen niet met meer dan
48 km/u doorslippen in een ver-
snelling (zonder schakelen).
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen
is gevaarlijk. De krachten die vrij-
komen bij te hoge wielsnelheden
kunnen de banden en assen, zelfs
onherstelbaar, beschadigen. Er kan
een band exploderen, waardoor ie-
mand gewond kan raken. Laat de
wielen van uw auto niet met een
hogere snelheid dan 48 km/u of
langer dan 30 seconden continu
doorslippen. Zorg er ook voor dat
er geen personen aanwezig zijn in
de nabijheid van een doorslippend
wiel, ongeacht de snelheid waarmee
het wiel ronddraait.
343
Page 350 of 416

SLEPEN VAN EEN AUTO
MET PECH
OPMERKING: In dit hoofdstuk
worden de procedures beschreven
voor het slepen van een auto met
pech door een wegsleepbedrijf.
SleepmethodeWielen VAN de grond ALLE MODELLEN
Slepen met alle wielen op de grond GEENAls de versnellingsbak werkt:
Versnellingsbak inNEUTRAL
Max.snelheid 40 km/u
Max. afstand 24 km
Slepen met behulp van een wiellift of
dolly Achter
Voor OK
Autoambulance ALLEBESTE METHODE
Om schade aan uw auto te voorkomen
is de juiste sleepuitrusting vereist. Ge-
bruik uitsluitend sleepstangen en an-
dere uitrusting die speciaal voor dit
doel zijn gemaakt en volg de instruc-
ties van de fabrikant van de uitrus-
ting. Het gebruik van veiligheidsket-
tingen is verplicht. Bevestig
sleepstangen of andere sleepuitrus-
ting altijd aan een dragend deel van
de auto, nooit aan bumpers of hieraan bevestigde beugels. De verkeersvoor-
schriften met betrekking tot het sle-
pen van voertuigen moeten worden
opgevolgd.
Wanneer u tijdens het slepen accessoi-
res wenst te gebruiken (ruitenwissers,
ruitontdooier, enz.), dient de contact-
schakelaar in stand ON/RUN te staan
en niet in stand ACC.
Wanneer de accu van de auto leeg is,
raadpleeg dan de paragraaf "Schakel-
hendel ontgrendelen" in dit hoofdstukvoor instructies over hoe u de automa-
tische versnellingsbak uit de stand
PARK schakelt voor het slepen.
LET OP!
Gebruik geen takelsysteem met
sleeplus om de auto te slepen. Dit
kan het bumperpaneel beschadi-
gen.
(Vervolgd)
344