PEUGEOT 107 2012 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2012, Model line: 107, Model: PEUGEOT 107 2012Pages: 140, PDF Size: 4.23 MB
Page 51 of 140

7
49 Veiligheid
Brake-assist-system
(BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat
de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
*
Bij auto's zonder ASR/ESP is de CSCgekoppeld aan de REF.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
remhulpsystemen (REF en CSC * )
Het ABS, gekoppeld aan de remhulpsystemen
REF en
CSC * , zorgt tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en een optimale controle in de
bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in het geval van een noodstop.
De remhulpsystemen REF en CSC * regelen de remdruk voor elk wiel afzonderlijk. De remdruk wordt verdeeld over:
- de voor- en achterwielen door de elektro-
nische remdrukregelaar (REF),
- de linker- en rechter wielen door de CSC *
(Cornering Stability Control).
Zorg er bij ver vanging van de wielen
(banden) voor dat er gehomologeerdewielen worden gemonteerd. Het antiblokkeersysteem treedtautomatisch in werking zodra één vande wielen dreigt te blokkeren.
Als dit waarschuwingslampje gaatbranden, duidt dit op een storing in het ABS-systeem, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw autozou kunnen verliezen.
Raadplee
g het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als dezewaarschuwingslampjes
gelijktijdig gaan branden,
duidt dit op een storin
g in het remsysteem of een nog (iets) aangetrokken handrem. Door
deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijndoor het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een noodstopkrachtig en volledig in en laat hetniet los.
Page 52 of 140

VSC
50Veiligheid
Antislipregeling (ASR) en elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Controle van de werking
Werkin
g van de ASR en
het ESP
Als één van deze systemen
in werking treedt, knippert dit
controlelampje.
Bi
j een storing in de systemen gaat
dit waarschuwingslampje branden.
Raadpleeg het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats om de systemen te laten controleren.
Deze systemen staan in verbinding met het
ABS en zijn hier een aanvulling op.
De ASR past via de remmen van de
aangedreven wielen en de motor de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de
wielen te voorkomen. De ASR zorgt ook voor
meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Het ESP grijpt automatisch in via het remsysteem en de motor als de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, binnen de natuurkundige grenzen.
De ASR en het ESP zorgen voor meer veiligheid tijdens het rijden. Debestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of te hard rijden. De goede werking van de systemen wordt verzekerd door de nalevingvan de voorschriften van deconstructeur met betrekking totde wielen (banden en velgen), de onderdelen van het remsysteem, de elektronische onderdelen ende procedures voor montage en het uitvoeren van werkzaamheden door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Laat de systemen na eenaanrijding controleren door het PEUGEOT- netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Page 53 of 140

7
51 Veiligheid
Autogordels
3-deurs
5-deurs
De zitplaatsen achter zijn voorzien van twee driepuntsgordels met oprolautomaat.
U kunt de gespen van de autogordels opbergen inA.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
Controleer de vergrendeling van de gesp door even aan de gordel te trekken.
Druk op de knop van de gordelsluiting om de gordel los te maken.
Autogordels vóór met pyrotechnischegordelspanners en
spanbegrenzers
Dankzij de toepassing van autogordels met gordelspanners en spanbegrenzersis de veiligheid van de voorste inzittenden bij frontale aanrijdingen nog verder verbeterd. De gordelspannersdienen om bij een krachtige aanrijding de autogordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden te trekken.
De autogordels met gordelspanners werken alleen als het contact is aangezet. De spanbegrenzer beperkt de krachtwaarmee de gordel tegen de borst van de inzittenden getrokken wordt. Zij worden daardoor beter beschermd.
Autogordels omdoen/losmaken
Page 54 of 140

52Veiligheid
Lampje autogordel(s) vóór *
Autogordel niet gebruikt
Autogordel losgemaakt
Na aanzetten van het contact blijft
dit lampje knipperen totdat de
bestuurder en/of voorpassagier zijn
autogordel vastmaakt.
Vanaf een snelheid van circa 20 km/h knippert het lampje twee minuten en klinkt er een steeds
luider wordend geluidssignaal.
Ver volgens blijft het lampje knipperen zonder geluiddsingnaal totdat de bestuurder en/of
voorpassagier zijn gordel vastmaakt.
Het lampje knipper t wanneer bijdraaiende motor de bestuurder en/of de voorpassagier zijn gordel losmaakt.
Vanaf een snelheid van circa 20 km/h knipper t het lampje twee minuten en klinkt er een steeds
luider wordend geluidssignaal.
Ver volgens blijft het lampje knipperen zonder geluidssignaal totdat de bestuurder en/of de
voorpassagier zijn gordel vastmaakt.
*
Afhankeli
jk van de uitvoering
Page 55 of 140

7
53 Veiligheid
*
Volgens uitvoering.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat alle passagiers tijdens het rijden op de juiste wijze hun autogordel dragen.Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdenshet rijden hun autogordel dragen, ook albetreft het een korte rit. Draai de gespen van de autogordels niet om; de gordels zijn dan nietvoldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen * , moet de heupgordel altijdonder de armsteun door worden geleid. De autogordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat delengte van de gordel automatisch wordtaangepast aan uw lichaamsbouw. De gordel wordt automatisch opgerold alsdeze niet wordt gebruikt. Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold.De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs hetholle gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien vaneen automatische blokkeerinrichting diein werking treedt bij een aanrijding, eennoodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting deblokkeren door kort aan de riem te trekkenen deze weer los te laten.
Voor een effectieve werking van deautogordel:- dient deze strak om het lichaam teworden gedragen,- mag deze door niet meer dan éénvolwassen persoon worden gedragen,- mag deze geen beschadigingen of rafels ver tonen, - moet deze in een vloeiende bewegingnaar voren worden getrokken, om tevoorkomen dat de gordel gedraaid raakt, - mag er om te voorkomen dat de gordelniet goed werkt niets aan wordengewijzigd. Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aande autogordels worden uitgevoerd door het PEUGEOT- net wer k of door een gekwalificeerdewerkplaats. Het-netwerk zorgt tevens voor degarantie en voert de werkzaamheden volgens de voorschriften uit. Laat de autogordels van uw auto regelmatig controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats, met name op beschadigingen van de riem. Reinig de autogordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT- net wer k . Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed isopgerold.
Voorschriften voor kinderen:
- Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje,
- Gebruik geen gordelgeleider *
wanneer een kinderzitje is geïnstalleerd,
- Deautogordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden,
- Laat nooit een kind op schoot zittentijdens het rijden. De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding , vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.Het activeren van de gordelspanners gaatgepaard met wat onschadelijke rook en eenknal, als gevolg van de activering van depyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.
Het waarschuwingslampje van de airbag gaat in ieder geval branden. Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel ver vangendoor het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Page 56 of 140

54Veiligheid
Airbags Airbags vóór
Storing airbag voor
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch het eventueel
verlaten van de auto door de inzittenden
wordt belemmerd. Bij een minder ernstige
aanrijding of een aanrijding van achteren enin bepaalde gevallen waarin de auto over dekop slaat, treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor
een afdoende bescherming. De kracht van de
aanrijding is afhankelijk van het soort obstakelen de snelheid van de auto op dat moment.De airbags werken alleen als het contact
aan is.Het activeren van de airbags gaatgepaard met een geluid.
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een
betere veiligheid van de inzittenden bij ernstigeaanrijdingen: ze vormen een aanvulling op
de werking van de veiligheidsgordels metspanbegrenzers. Bij een aanrijding registrerenen analyseren de elektronische schoksensoren
de mate van ver traging van de auto in de registratiezones voor een aanrijding (zie schema): als de drempelwaarde voor het in
werking treden wordt overschreden, worden
de airbags onmiddellijk opgeblazen en beschermen ze de inzittenden van de auto.
Deze zijn voor de bestuurder in het midden
van het stuur wiel en voor de passagier in het dashboard aangebracht. Ze worden
tegelijkertijd geactiveerd, behalve als de
airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld,
bij een ernstige frontale aanrijding binnen de impactzone A , in de lengterichting van de autoen vanaf de voorzijde richting de achterzijde vande auto, die zich op een horizontale ondergrondmoet bevinden. De airbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór en het dashboardom te voorkomen dat de inzittende naar voren schiet. De kans op hoofd- en borstletsel wordtdaardoor verminderd.
A.
Impactzone vóór. B.Impactzone opzij.
Het uit de airbags ontsnappende gas kan enigszins irriteren.
Als het waarschuwingslampje knippert,duidt dit op een storing in de airbags.
Raadpleeg het PEUGEOT- net wer k of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet wordengeactiveerd.
Registratiezones voor een aanrijding
Page 57 of 140

7
55 Veiligheid
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uitals u een kinderzitje met de rug in derijrichting op de voorstoel plaatst. Anderskan een kind bij het afgaan van de airbaglevensgevaarlijk gewond raken. )Zet het contact uit , steek de sleutel in deschakelaar voor uitschakelen van de airbagaan passagierszijde 1, draai deze in de stand "OFF"en verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
In de stand "OFF"werkt de airbag aanpassagierszijde bij een eventuele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" hebt ver wijderd, zet dan deschakelaar weer in de stand "ON"om deairbag opnieuw in te schakelen en zo de
veili
gheid van uw passagier te garanderen. Het verklikkerlamp
je op het
instrumentenpaneel brandt zolang de
airbag is uitgeschakeld.
Als het waarschuwin
gslampjeknippert, duidt dit op een storing in
ten minste één van deze airbags.
Raadpleeg het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats om hetsysteem te laten controleren. De kans bestaat
dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet
worden geactiveerd.
Uitschakeling (controle)
Storing airbags
*
Volgens uitvoering.
Zijairbags * en
window-airbags *
De zijairbags zijn aan de zijde van de por tieren in de rugleuningen van de voorstoelenaangebracht.
De zijairbags worden aan de desbetreffendezijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen de impactzone opzij B,loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van deauto, die zich op een horizontale ondergrondmoet bevinden. De zijairbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór en het desbetreffende
portierpaneel. De kans op borstletsel bij de
voorpassagiers wordt daardoor verminderd.
De window-airbags zijn aangebracht in de hemelbekleding.
De window-airba
g wordt opgeblazen tussen de
inzittende vóór of achter en de ruiten. De kansop hoofdletsel wordt daardoor verminderd.
Bij een lichte aanrijding of bij het over de kop
slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordtgeactiveerd. Bij een aanrijding van achterenof een frontale aanrijding wordt de airbag nietgeactiveerd.
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde
Page 58 of 140

56Veiligheid
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast enlaat uw handen niet op het stuur wielkussenrusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het
dashboard rusten.
Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te
vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen,kunnen brandende sigaretten of een pijpbrandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten
in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Hoofdairbags
Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van dehoofdairbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Het activeren van de airbags gaat gepaard met
wat onschadeli
jke rook en een knal, als gevolgvan de activering van de pyrotechnische lading
die in het systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan irriterendzijn voor personen die hier gevoelig voor
zijn. De knal die bij de ontsteking wordt
geproduceerd, kan het gehoor gedurende een
kor te periode eni
gszins verminderen.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel en lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbagwordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen ongeveer 30 milliseconden) en loopt vervolgens evensnel leeg, waarbij de warme gassen via de
daarvoor bestemde openingen naar buitenstromen.
De airbags werken slechts eenmaal. Als er een
tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde
of een volgend ongeval), werken de airbags niet meer.
Zijairbags
Bedek de stoelen alleen met goedgekeurdestoelhoezen. Deze belemmeren het activeren
van de zijairbags niet. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bevesti
g nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen, dit zou bi
j het afgaan van de airbagskunnen leiden tot ver wondingen aan armen of
middel.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneelzitten.
Houd u aan de volgendeveiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Maak er een gewoonte van om normaalrechtop in de voorstoelen te zitten.Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen,huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij hetopblazen van de airbag ver wonden.Werkzaamheden aan de airbagsystemen moeten door hetPEUGEOT- net wer k of door een gekwalificeerde werkplaats wordenuitgevoerd. Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Page 59 of 140

8
57 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Kinderzitje op de passagiersstoel voor
*
De regels voor het ver voeren van kinderenzijn per land verschillend. Informeer hiervoor
naar de wetgeving in uw land.
Algemene informatie met
betrekking tot kinderzitjes
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp vanuw auto veel aandacht heeft besteed aan
veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun
veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
"Met de rug in de rijrichting"
PEUGEOT beveelt u aan
kinderen op deachterzitplaatsenvan uw auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichtingtot 2 jaar,
- met het
gezicht in de rijrichting
vanaf
2 jaar.
"Met het gezicht in de rijrichting"
Middelste stand
Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op:- conform de Europese wetgeving dienen kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,50 m in gehomologeerde, aan het lichaamsgewichtaangepaste kinderzitjesop metveiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden vervoerd *
, -de veiligste plaats voor het ver voeren van een kind is volgensde statistieken een plaats op deachterbank van uw auto,-kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug inde rijrichting worden vervoerd.
Wanneer een kinderzitje voor hetver voeren met de rug in de rijrichtingop de passagiersstoel voorwordtrgeplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld.Gebeurt dit niet, dan kan het kindbij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst, moet de stoel in de middelste
stand van de voor-/achterwaartse verstelling
worden gezet met de rugleuning rechtop en
mag de airbag aan passagierszijde niet worden
uitgeschakeld.
Page 60 of 140

58Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Airbag aan passagierszijde OFF
Raadpleeg de voorschriften op de sticker diezich aan beide zijden van de zonneklep aan
passagierszijde bevindt:
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uitals u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaanvan de airbag levensgevaarlijk gewondraken.