34
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
1. Automatisch programma “comfort”
Automatische werking
2. Temperatuurregeling
De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald com-
fortniveau en niet op de temperatuur in
graden Celsius of Fahrenheit.
3. Automatisch programma “zicht”
In sommige gevallen kan het automati-
sche programma “comfort” niet toerei-
kend blijken om de voorruit en zijruiten
snel condens- en ijsvrij te maken (vocht,
veel inzittenden, vorst...).
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de ven-
tilatie geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht uit-
sluitend naar de voorruit, de zijruiten en
de beenruimte van de passagiers ver-
deeld.
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Druk op de toets “AUTO” .
Het symbool “AUTO” wordt
weergegeven.
Druk op de pijltjestoetsen
1 (omhoog en omlaag) om
deze waarde te wijzigen.
Kies dan het automatisch
programma “zicht”.
Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling en
de luchtrecirculatie automatisch en op-
timaal aan de hand van de door u inge-
stelde waarde. Het systeem regelt automatisch de air-
conditioning en de luchtopbrengst en
zorgt voor een optimale luchttoevoer
naar de voorruit en zijruiten.
Druk nogmaals op de toets “AUTO”
om dit programma af te sluiten.
Instelling op een waarde van ongeveer
21 biedt een optimaal comfort. Desge-
wenst kunt u een andere waarde instel-
len, die gebruikelijk tussen 18 en 24 ligt.
Als de temperatuur in de auto bij het in-
stappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin
om voor een optimale temperatuur de
ingestelde waarde te wijzigen. Het sy-
steem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.