Peugeot 307 SW 2002 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2002, Model line: 307 SW, Model: Peugeot 307 SW 2002Pages: 137, PDF Size: 1.5 MB
Page 11 of 137

12UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE "TIPTRONIC-SYSTEEM PORSCHE" Bij de automatische transmissie met vier ver-
snellingen kunt u kiezen uit volautomatische
bediening , aangevuld met de programma's
sport en sneeuw , of handmatig schakelen.
Schakelpatroon ➜ Kies de gewenste stand door de selectie-
hendel in het schakelpatroon te verplaatsen. De gekozen stand wordt met een pictogram in het instrumentenpaneel aangegeven.
S : programma Sport.
: programma Sneeuw.
P ark (parkeerstand): om de auto stil te zettenen te starten , met of zon-
der gebruik van de handrem. R everse (achteruitversnelling): om achteruitte rijden (schakel deze stand
alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait).N eutral (neutraalstand): om de motor te startenen de auto te parkeren ,
met gebruik van de handrem.Opmerking: laat, als onder het rijden per ongeluk de selectiehendel in de stand
N wordt gezet, het motortoerental terugvallen tot stationair voordat de stand D
wordt geselecteerd om vervolgens weer gas te geven.
D rive (rijstand): om automatisch te schakelen tijdens het rijden.
M anual (sequenti‘le stand): om zelf te schakelen tijdens het rijden.
Handmatig schakelen in de vier versnellingen:
➜ Duw de selectiehendel naar het symbool +om op te schakelen en trek
de selectiehendel naar het symbool -om terug te schakelen.
Opmerking: de programma's S(sport) en
(sneeuw) kunnen niet worden
ingeschakeld in de handbediende stand. Starten van de auto Om, na het starten, weg te rijden vanuit stand
P:
➜ trap altijd het rempedaal in
om uit de stand P te kunnenschakelen ,
➜ selecteer de stand R, D of M en
laat langzaam het rempedaallos; de auto begint te rijden.
Om weg te rijden vanuit stand N:
➜ trap het rempedaal in en zet dehandrem los,
➜ selecteer de stand R, D of M en
laat langzaam het rempedaallos; de auto begint te rijden.
Als de motor stationair
draait, het rempedaal islosgelaten en de stand R,D of M is geselecteerd, zetde auto zich al in beweging, zelfs alshet gaspedaal niet wordt ingedrukt.
Laat daarom geen kinderen
alleen in de auto achter als de motor draait.
93
Page 12 of 137

13
52
Nr. Symbool Functie
UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG
AIRCONDITIONING
Regeling luchtverdeling.
1
Bediening
luchttoevoer.
2
Temperatuurregeling.
3
Achterruitverwarmingen verwarming buitenspiegels.
4
Regeling luchtopbrengst.
5
Bediening airconditioning.
6
Page 13 of 137

14
54
Nr. Symbool Functie
UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
Regeling luchtopbrengst. Regeling luchtverdeling.
1 23 4 56 7 8 9 Bediening
luchttoevoer. Bediening airconditioning. Systeem uit.
Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels.
Temperatuurregeling. Automatisch programma "comfort". Automatisch programma "zicht".
Page 14 of 137

DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES De onderhoudscyclus van uw 307 SW bestaat uit de onderhoudscontroles type A(verversen van motorolie, vervangen van
het oliefilter en een aantal controlewerkzaamheden) en type C(onderhoudscontrole type A+ werkzaamheden die elke
60.000 km moeten worden uitgevoerd). Zie de overzichten op de volgende bladzijden. Uw 307 SW is uitgerust met een onderhoudsintervalindicator die de afstand tot de volgende onderhoudscontrole type
A afstemt op rijomstandigheden en het rijgedrag van de bestuurder :
¥ voor modellen met benzinemotor: elke 30.000 km of elke 2 jaar,
¥ voor modellen met direct ingespoten dieselmotor: elke 20.000 km of elke 2 jaar.
De afstand tot de volgende onderhoudscontrole type Awordt berekend aan de hand van drie parameters:
¥ het aantal omwentelingen van de motor,
¥ de motorolietemperatuur,¥ periodes dat de auto buiten gebruik is. De onderhoudsintervalindicator bepaalt aan de hand van deze drie elementen of de volgende onderhoudscontrole eerder
of later moet plaatsvinden. Naar gelang de gebruiksomstandigheden kunnen ŽŽn of meerdere onderhoudscontroles type A
tussen twee onderhoudscontroles type Cworden uitgevoerd.
Afhankelijk van de kilometerstand kan uw dealer voorstellen een onderhoudscontrole type Cuit te voeren, zodat u de werk-
plaats minder vaak hoeft te bezoeken.
DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES
18
Page 15 of 137

Door de lange intervallen tussen de onderhoudscontroles is het noodzakelijk het motoroliepeil regelmatig te contro- leren: het is normaal dat er tussen twee verversingen motorolie bijgevuld moet worden. Daarom nodigt PEUGEOT u uit voor een tussentijdse controle tussen twee onderhoudscontroles. De afstand tot deze controle wordt niet door de onderhoudsintervalindicator aangegeven. De tussentijdse controle dienttussen twee onderhoudscontroles te worden uitgevoerd.
Een PEUGEOT-monteur voert een korte controle uit. Bovendien worden vloeistoffen indien nodig bijgevuld (olie, koelvloei- stof, ruitensproeiervloeistof tot 2 liter). Een te laag oliepeil kan ernstige schade aan de motor veroorzaken: controleer daarom het motoroliepeil ten min-ste elke 5.000 km. Deze lange onderhoudsintervallen zijn mogelijk geworden door de doorontwikkeling van onze auto's en van de smeermid- delen:
DAAROM IS HET VERPLICHT UITSLUITEND OLIèN TE GEBRUIKEN DIE VOLDOEN AAN DE NORMEN VAN DE CONSTUCTEUR (zie bladzijden "Smeermiddelen").
DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES 19
Page 16 of 137

ONDERHOUDSINTERVAL-
INDICATOR De onderhoudsintervalindicator bevindt zich samen met de kilome-terteller en de dagteller in het instru-mentenpaneel. Hij bepaalt deafstand tot de volgende onderhouds-beurt aan de hand van het gebruikvan de auto.
Werking Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden deonderhoudssleutel branden. De kilo-meterteller geeft de resterende kilo-meters (afgerond) tot de eerstvol-gende onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld: de afstand tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole
bedraagt 4.800 km. Als het contactwordt aangezet geeft het displaygedurende enkele seconden het vol-gende aan: enkele seconden na het aanzettenvan het contact geeft de teller weerde kilometerstand en de stand vande dagteller aan. De afstand tot de eerstvolgende beurt is minder dan 1.000 km. Enkele seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weerde kilometerstand en de stand vande dagteller aan en blijft de onder-houdssleutel branden. Dit om aan tegeven dat er binnenkort onderhouds-werkzaamheden uitgevoerd moetenworden.
De afstand tot de eerstvolgendebeurt is overschreden. Elke keer als het contact wordt aan- gezet, gaat de onderhoudssleutelgedurende enkele seconden knippe-ren en geeft de teller knipperend hetaantal kilometers aan dat er teveelgereden is. Opmerking:
Bij draaiende motor
blijft de onderhoudssleutel knipperen totdat de onderhoudscontrole is uit-gevoerd.
DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES
20
Page 17 of 137

Op 0 zetten
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de onderhoudsintervalindicator na elkeonderhoudsbeurt weer op 0. Als u zelf de onderhoudscontrole van uw auto heeft uitgevoerd, kan deonderhoudsintervalindicator op devolgende wijze op 0 gezet worden: zet het contact af,
druk op de resetknop van de dag- teller en houd deze ingedrukt,
zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tel-len. Laat de knop los als de onderhouds- intervalindicator 0 aangeeft; deonderhoudssleutel verdwijnt. Belangrijk: Als u na deze handeling
de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal vijfminuten. Het resetten van de onder-houdsintervalindicator zal andersniet worden opgeslagen. ONDERHOUD VAN SLIJTAGE-ONDERDELEN en controle van verbruikte artikelen Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen specifieke onderhoudscontroles.
- De
remvloeistof dient elke 60.000 km of elke 2 jaar vervangen te worden.
- Het pollenfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (onder-
houdscontroles en tussentijdse controles) of, afhankelijk van de omgeving
(stof, vervuiling, enz.), vaker gecontroleerd te worden.
- Vervangen van de distributieriem: raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
- Voor de 2 liter HDI Turbo diesel motor (110 pk) moet het PEUGEOT-servi-
cepunt elke 80.000 km het roetfilter onderhouden en het additiefreservoir
bijvullen.
- De airbags en de pyrotechnische gordelspanners dienen elke 10 jaar ver-
vangen te worden.
- De bandenspanning moet minstens eens per maand bij koude banden
gecontroleerd worden.
DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES 21
Page 18 of 137

KILOMETERSTAND 60 000 120 000 180 000
DE VERSCHILLENDE TYPEN ONDERHOUDSCONTROLES Elke auto heeft zijn eigen onderhoudsinterval, die door de constructeur is vastgesteld op basis van de technische eigenschappen.
Deze bestaat uit 2 verschillende onderhoudscontroles (A en C), tussentijdse controles en enkele aanvullende werkzaamhe-
den; deze zijn speciaal op uw 307 SW, de kilometerstand en de leeftijd ervan afgestemd. Uw dealer geeft bij de garantiecontrole en daarna bij elke onderhoudscontrole het type en de werkzaamheden van de volgende onderhoudscontrole aan.
DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES
22
ONDERHOUDSINTERVAL VAN UW 307 SW BENZINE
Onderhoudscontrole elke 2 jaar of max. elke 30.000 km
Garantiecontrole bij 10.000 km of na 6 maanden*.
Deze is noodzakelijk om
aanspraak op de garantie te kunnen maken
Controleren van vloeistofniveau automatische transmissie elke 60.000 km.
Voor deze onderhoudsinterval dient olie op synthetische basisgebruikt te worden.
Het gebruik van synthetische olie of brandstofbesparende olie is ook toegestaan.
Bijzondere gebruiksomstandigheden (zie het desbetreffende hoofdstuk)
* Wat het eerst bereikt is. Tussentijdse controle tussen twee onderhoudscontroles.
Page 19 of 137

120 000180 000
KILOMETERSTAND
60 000
DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES 23
ONDERHOUDSINTERVAL VAN UW 307 SW DIESEL
Onderhoudscontrole elke 2 jaar of max. elke 20.000 km
Garantiecontrole bij 10.000 km of na 6 maanden*.
Deze is noodzakelijk om aanspraak op de garan- tie te kunnen maken.
+ onderhoud roetfilter voor de
2.0 HDi 110 pk-motor (160.000 km) + onderhoud
roetfilter voor de
2.0 HDi 110 pk-motor (80.000 km)
Voor deze onderhoudsinterval dient gebruik gemaakt te worden van: - olie op synthetische basis, brandstofbesparende olie of synthetische olie,
- 5W40 olie voor de HDI turbodiesel motor voorzien van roetfilter.
Bijzondere gebruiksomstandigheden (zie het desbetreffende hoofd-
stuk)
* Wat het eerst bereikt is. Tussentijdse controle tussen twee onderhoudscontroles.
Page 20 of 137

BIJZONDERE GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
¥ Overwegend huis-aan-huisbestellingen.
¥ Alleen stadsverkeer (b.v. taxi).
¥ Korte ritten bij lage temperatuur.¥ Langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden: Ð in streken met temperaturen regelmatig hoger dan +30 ¡C,Ð in streken met temperaturen regelmatig lager dan -15 ¡C,
Ð in stoffige gebieden,
Ð in landen waar de smeermiddelen of brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen.
Voorschriften Ð vervangen van luchtfilterelke 40.000 km voor benzinemotoren en elke 45.000 km voor dieselmotoren.
Ð vervangen van distributieriem: raadpleeg een Peugeot-servicepunt.
DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES
24