Peugeot 406 Break 2002 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2002, Model line: 406 Break, Model: Peugeot 406 Break 2002Pages: 166, PDF Size: 1.81 MB
Page 101 of 166

UW 406 IN DETAIL
109
Batterij van afstandsbediening vervangen Als de batterij leeg is, verschijnt in combinatie met een geluidssignaaleen melding op het multifunctionele
display. Wip het huis met een muntstuk bij het oog los om bij de batterij tekomen (CR 2016/3 V). Als de afstandsbediening na het vervangen van de batterij niet werkt,moet deze opnieuw geprogrammeerdworden.Codekaart Op deze kaart staat de identificatie-
code die uw PEUGEOT-servicepuntnodig heeft bij werkzaamheden aande startblokkering. De code is afge-dekt, verwijder de film alleen als ditstrikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veili- ge plaats buiten de auto.Herprogrammeren van de afstandsbediening
Zet het contact uit.
Zet het contact weer aan.
Druk meteen op de knop A.
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het contactslot. Deafstandsbediening werkt nuweer
.
Page 102 of 166

SLEUTELS Met behulp van de sleutel kunnen de voorportieren en het dashboardka-stje vergrendeld of ontgrendeldworden, kan de passagiersairbagworden uitgeschakeld en wordt hetcontactslot bediend. Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier kunnende portieren en de achterklep gelijk-tijdig vergrendeld of ontgrendeld
worden. Als één van de voor– ofachterportieren geopend is, werkt decentrale vergrendeling niet. Met de afstandsbediening kunnen dezelfde functies worden uitgevoerd. Afstandsbediening
VergrendelenDruk op de knop Aom de auto te
vergrendelen.
UW 406 IN DETAIL
108
Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer tweeseconden branden van de richtinga-anwijzers. OntgrendelenDruk op de knop Bom de auto te
ontgrendelen.Dit wordt bevestigd door het snel knipperen van de richtingaanwijzers. Opmerking : druk de knop van de
afstandsbediening niet buiten het bereik van de auto in. Hierdoor kanhet systeem buiten werking raken. Indat geval moet de afstandsbedieningopnieuw geprogrammeerd worden. ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem envoorkomt zo het starten van demotor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke codebeschikt. Bij het aanzetten van hetcontact moet de code van de sleutelworden herkend door de startblokke-ring, waarna de motor gestart kanworden. Bij een storing in het systeem klinkt een geluidssignaal en verschi-jnt een melding op het multifunctio-
nele display. LET OP:
uw auto is dan niet meer
beveiligd.Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Lokaliseren van de auto Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats:
druk op de knop A, de plafonniers
gaan branden en de knipperli- chten knipperen gedurendeenkele seconden.
Waarschuwingssignaal sleutel Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in hetcontact steekt, klinkt er een geluids-signaal.
Page 103 of 166

PORTIEREN Openen van buitenaf Openen van binnenuitVergrendelen van binnenuit
Vergrendelen: druk op knop
A.
Door de voorportieren te vergrende- len worden tegelijkertijd ook deandere portieren en de achterklepvergrendeld. Met de vergrendelknop op de overi- ge portieren kan alleen het desbet-
reffende portier worden bediend.
UW 406 IN DETAIL
111
Kindersloten Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openenvan binnenuit te verhinderen. Draai de knop 1een kwart omwente-
ling met de contactsleutel. SCHUIF-/KANTELDAK
Page 104 of 166

BAGAGERUIMTE Kofferdeksel/achterklep gelijktijdig met de portieren ver- of ontgrendelen Draai de sleutel een kwart omwente- ling van Anaar B.
Het slot wordt nu bediend met deafstandsbediening of het portierslotaan bestuurderszijde. Kofferdeksel/achterklep afzonderlijk van portierenvergrendelen Draai de sleutel een kwart omwente- ling van Anaar C. Het kofferdeksel is
onafhankelijk van de werking van deafstandsbediening of het portierslotaan bestuurderszijde vergrendeld.
Om het kofferdeksel/de achterklep weer gelijktijdig met de portieren tever- of ontgrendelen: draai de sleutelvan Anaar B. Openen van binnenuit van achterklep van familiale
Verschuif knop
Aen druk de knop
dan in.Draai de sleutel linksom om bedie- ning van de achterklep van binnenu-it te blokkeren.
UW 406 IN DETAIL
112
Page 105 of 166

MOTORKAP OPENEN Binnenzijde:trek aan de handgreep
links onder het dashboard. Buitenzijde: druk de veiligheids-
haak omhoog en til de motorkap op. Gasdempers motorkap
De gasdempers heffen de motorkap en houden deze omhoog. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van deslag in het slot vallen. Controleer ofde motorkap goed vergrendeld is. BRANDSTOF TANKEN
Tank uitsluitend bij afgezette motor.
Trek de hendel op de vloer aan de linkerzijde van de bestuurdersstoelvoorbij het zware punt om het brand-stoftankklepje te openen. Als de tank volledig gevuld wordt, stop dan zodra het vulpistool driekeer is afgeslagen; indien dit nietgebeurt, zouden er storingen kunnenoptreden. De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ongeveer 70 liter. Aan de binnenzijde van de tank- klep is een houder voor de vuldopaangebracht.
UW 406 IN DETAIL
113
Page 106 of 166

Mistlampen vóór en mistachterlicht (draaide ring 2 standen naarvoren).
Deze branden in combinatie metparkeer-, dim- en grootlicht. N.B.: Draai de ring twee standen
naar achteren om achtereenvolgens het mistachterlicht en de mistlampenvóór te doven.
Richtingaanwijzers Links: omlaag duwen.
Rechts : omhoog duwen.
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting vóór en achter Draai ring Aom de verlichting in te
schakelen.
Lichten uit ParkeerlichtenDim-/grootlicht Automatisch inschake- len van de lichten. Overschakelen van dim/ naar grootlicht
Trek de hendel, voorbij het zware punt, naar u toe. Let op:
als het contact is afgezet en
het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan tegeven dat de verlichting nog brandt. Mistlampen vóór/mistachterlicht (ring B) De mistlampen en het mistachterlicht worden ingeschakeld door de ring naarvoren te draaien en uitgeschakeld doorde ring naar achteren te draaien. Hetbranden van de mistlampen wordt aan-gegeven door een verklikkerlampje ophet instrumentenpaneel.
Mistlampen vóór (draai dering 1 stand naar voren).
De mistlampen vóór branden in combi-natie met parkeerlicht, dimlicht en gro-otlicht.
UW 406 IN DETAIL
124
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als ‘snachts, is het mistachterli-cht verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niettoegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra het niet meer nodig is.
Page 107 of 166

AUTOMATISCH INSCHAKE-
LEN VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld als delichtsterkte van de omgevingonvoldoende is en als de ruitenwis-sers aanhoudend wissen. De verli-chting wordt uitgeschakeld als delichtsterkte van de omgeving weervoldoende is of het wissen isgestopt. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In– of uitschakelen van de functie: zet de sleutel in de stand acces- soires (1e stand van de sleutel) ofzet het contact aan,
houd het uiteinde van de licht-schakelaar 2 seconden inge-drukt.
Opmerking: Bij mist kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen. Deverlichting zal dan ook niet automati-sch worden ingeschakeld.
Let op dat de lichtsensor, die zich met de regensensor achter de bin-nenspiegel op de voorruit bevindt,niet wordt afgedekt. Deze sensorregelt de automatische verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding
"Verlichting
automatisch ingeschakeld" op het
multifunctionele display. Opmerking: de functie wordt tijdelijk
uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Uitschakelen Als de functie wordt uitgeschakeld klinkt een geluidssignaal. Als de functie tijdens het rijden wordt uitgeschakeld terwijl de lichtsterktevan de omgeving onvoldoende is,zal de verlichting blijven branden. Het is echter mogelijk de functie en de verlichting uit te schakelen door:
- de lichtschakelaar te bedienen.
- de motor af te zetten.
UW 406 IN DETAIL
125
Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (deverlichting gaat aan). De bestuurderwordt gewaarschuwd door het knip-peren van het (groene) verklikker-lampje "dimlichten" op het instru-mentenpaneel.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt om het systeem te laten contro-leren. Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen deparkeer- en dimlichten gedurendeongeveer een minuut blijven bran-den als u de auto verlaat: zet de lichtschakelaar in de stand
AUTO ,
zet het contact in de stand acces-soires (1e stand van de sleutel),
houd het uiteinde van de licht-schakelaar langer dan tweeseconden ingedrukt,
zet de lichtschakelaar in de stand 0,
geef een "lichtsignaal",
verlaat en vergrendel de auto.
Page 108 of 166

Ruitenwisser achter (break) Draai ring Ain de eerste
stand voor de intervalstand. Ruitensproeier achter (break) Draai ring Avoorbij de eerste
stand, de ruitensproeiers en de ruitenwissers werken gedu-rende een vastgestelde tijd.
RUITENWISSERSCHAKELAAR Ruitenwissers vóór2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 Normale snelheid (matige regenval).
AUTO Automatisch wissen.
0 Uit.
∀ Eén keer wissen (omlaag duwen).
Werking In de stand 1of 2wordt, als de auto
stopt, de wissnelheid lager en zodra weer wordt weggereden, wordt deoorspronkelijke wissnelheid weeraangenomen. Nadat het contact meer dan een minuut is afgezet met de ruite-nwisserschakelaar in de stand
AUTO, dient deze functie weergeactiveerd te worden. Zet hiervo-
or de schakelaar in een willekeurigestand en zet hem vervolgens in destand AUTO . Automatische ruitenwissers In de stand
AUTO, werkt de ruite-
nwisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aangepa- st aan de hoeveelheid neerslag. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie verschijnt het bericht "Automati-
sche ruitenwissers ingeschakeld"
op de multifunctionele display. In geval van een storing in de
stand AUTO , zullen de ruitenwissers
met een noodprogramma werken.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt om het systeem te laten contro-leren.
UW 406 IN DETAIL
126
Dek de regensensor, op de voorruit achter de bin-nenspiegel, niet af. Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in een was- straat of controleer of de scha-kelaar niet in de stand voor auto-matisch wissen staat.
Wacht 's winters met het inscha- kelen van het automatisch wissentot de voorruit ontdooid is.
Ruitensproeiers en koplampsproeiers
Trek de hendel naar u toe. De rui- tensproeiers treden in werking,waarna enige tijd de ruitenwissersworden ingeschakeld om de ruitschoon te wissen. De koplampsproeiers treden gelijk, gedurende twee seconden, met deruitensproeiers in werking indien de
dim-/grootlichten branden.
Page 109 of 166

BOORDCOMPUTERDisplay B Display C
– de actieradius
– de afgelegde afstand
– het gemiddelde verbruik
– het momentele verbruik
– de gemiddelde snelheid Op 0 zetten Druk meer dan 2 seconden op de knop. Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar meermaals wordt inge- drukt, worden achtereenvolgens aangegeven:
– het momentele verbruik en de actieradius:
– het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand en degemiddelde snelheid berekend over een periode "1";
– het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand en de gemiddelde snelheid berekend over een periode "2".
De periodes "1"en "2" worden bepaald door de frequentie
waarmee de teller op nul gezet wordt. Zo kan de periode "1"
gelden voor een dagelijks verbruik en de periode "2"voor een
gemiddeld verbruik over een maand. Op 0 zetten Druk de knop meer dan 2 seconden in zodra de gewenste periode wordt aangegeven.
UW 406 IN DETAIL
139
Page 110 of 166

Actieradius In deze stand geeft de computer het aantal kilometers dat met de reste-rende hoeveelheid brandstof gere-den kan worden. Opmerking:dit getal kan verhoogd
worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, met alsgevolg een aanzienlijke verlagingvan het momenteel verbruik. Als de resterende hoeveelheid brandstof in de tank minder is dan
3 liter, branden er slechts 3 streepjes
op de display. Gemiddeld verbruik Het gemiddelde verbruik is de verhouding tussen de verbruiktebrandstof en het aantal afgelegdekilometers sinds de laatste nulstel-ling van de boordcomputer (weerga-ve maximaal 30 l/100 km).
Momenteel verbruik Dit is het verbruik dat geregistreerd is tijdens de laatste 2 seconden.Deze informatie verschijnt alleen alser met een snelheid van ongeveer20 km/h wordt gereden.
(Weergave maximaal 30 l/100 km). Gemiddelde snelheid De gemiddelde snelheid wordt ver- kregen door de sinds de laatste nul-stelling afgelegde afstand te delendoor de tijd dat de auto in gebruik is(contact aan).Afgelegde afstand In deze stand geeft de boordcompu- ter de afgelegde afstand sinds delaatste nulstelling aan. Na het op nul stellen van de boord- computer is de weergegeven actie-
radius pas na enige tijd betrouwbaar.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt wanneer er tijdens het rijdenhorizontale streepjes op de displayverschijnen, in plaats van cijfers.
UW 406 IN DETAIL
140