PEUGEOT 5008 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 5008, Model: PEUGEOT 5008 2018Pages: 364, PDF Size: 13.09 MB
Page 191 of 364

189
70
70
70
70
LampjeWeergave Bijbehorende meldingAanwijzingen
+
(o r a n j e) "Neem de controle over"
De bestuurder moet de controle over de auto overnemen
door gas te geven of te remmen, afhankelijk van de situatie.
+
(rood) "Neem de controle over"
Het systeem kan niet voldoende ingrijpen bij een kritische
situatie (noodstop van de voorligger, plotseling invoegen
van een ander voertuig tussen uw auto en uw voorligger).
De bestuurder moet onmiddellijk de controle over de
auto overnemen.
of (o r a n j e)"Inschakelen geweigerd,
omstandigheden ongeschikt"
Het systeem weigert de regeling uit te voeren (snelheid niet
binnen het werkingsbereik, bochtige weg).
6
Rijden
Page 192 of 364

190
Na het afremmen van de auto waardoor deze tot stilstand is gebracht, zorgt het systeem dat de auto blijft stilstaan; de snelheidsregelaar wordt onderbroken.
De bestuurder moet het gaspedaal intrappen om weg te rijden en ver volgens het systeem heractiveren door harder te rijden dan 30 km/h en toets 2, 3
of 4 in te drukken.
Als de bestuurder nadat de auto tot stilstand is gekomen geen actie onderneemt, wordt binnen enkele minuten automatisch de elektrische parkeerrem aangetrokken. Uitvoeringen met een automatische transmissie
Lampje Weergave Bijbehorende meldingAanwijzingen
of Afhankelijk van de geselecteerde en de werkelijke afstand tot de voorligger "Regelaar gepauzeerd"
(gedurende enkele seconden)
Het systeem heeft de auto remmend tot stilstand gebracht
en houdt de auto stil.
De bestuurder moet het gaspedaal intrappen om weer
verder te rijden.
De snelheidsregelaar blijft gepauzeerd tot de bestuurder
deze activeert bij een rijsnelheid van meer dan 30 km/h.
Rijden
Page 193 of 364

191
Werkingslimieten
Het systeem werkt uitsluitend binnen de grenzen van
de natuurkundige wetten.
Het systeem kan met bepaalde situaties niet
omgaan en vereist de overname van de auto door de
bestuurder.
Het systeem detecteert geen:
-
v
oetgangers, fietsers, dieren.
-
s
tilstaande voertuigen (file, autopech enz.).
In de volgende situaties moet de bestuurder de
snelheidsregeling onderbreken: Situaties waarin de bestuurder onmiddellijk de
controle moet overnemen:
-
D
e voorligger remt zeer sterk af.
-
k
ruisende voertuigen.
-
t
egemoetkomende voertuigen. -
B
ij het rijden achter een smal voertuig.
Schakel de snelheidsregelaar weer in zodra de
omstandigheden dit toelaten.
-
B
ij het rijden op een bochtige weg.
-
B
ij het naderen van een rotonde. Het systeem mag niet worden gebruikt:
-
A
ls het noodreser vewiel is gemonteerd
(afhankelijk van de uitvoering).
-
T
ijdens slepen of het trekken van een aanhanger.
-
B
ij het ver voer van een lange lading op
dakdragers.
-
A
ls de voorruit ter hoogte van de camera
of de voorbumper ter hoogte van de radar
(uitvoeringen met radar) is beschadigd.
-
E
r voegt plotseling een voertuig in tussen uw
auto en de voorligger. Wees vooral voorzichtig:
-
B ij de aanwezigheid van motor fietsen en bij
het invoegen van voertuigen.
-
W
anneer u een tunnel binnenrijdt of over
een brug rijdt.
De adaptieve snelheidsregelaar werkt zowel
overdag als 's nachts, ook bij mist en matige
regen.
Houd echter altijd rekening met de
verkeerssituatie, de weersomstandigheden en
de staat van het wegdek en pas uw snelheid en
afstand tot uw voorligger daarop aan.
Activeer de snelheidsregelaar uitsluitend
als de verkeerssituatie het mogelijk maakt
om gedurende een bepaalde tijd met een
constante snelheid en een veilige afstand tot
uw voorligger te blijven rijden.
Gebruik de snelheidsregelaar niet in stedelijk
gebied met overstekende voetgangers, bij druk
verkeer, op bochtige of steile wegen, op gladde
of ondergelopen wegen, bij sneeuw, als de
voorbumper of de voorruit is beschadigd of als
de remlichten defect zijn.
In bepaalde gevallen kan het voorkomen
dat de ingestelde snelheid niet kan worden
vastgehouden of zelfs niet wordt gehaald,
zoals bij zware belading of op een steile
helling.
6
Rijden
Page 194 of 364

192
De camera werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
s
lecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, zware regenval, dichte mist
e n z .),
-
v
erblinding (koplampen van tegenliggers,
laagstaande zon, reflecties op nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, snelle overgangen
tussen schaduw en licht enz.),
-
d
e camera of de radar is afgedekt (met
modder, ijs, sneeuw of is beslagen enz.).
Onder deze omstandigheden werkt het
detectiesysteem mogelijk minder goed. Het systeem mag niet worden gebruikt:
-
a ls de voorzijde van de auto is gewijzigd
(montage van verstralers, overspuiten van
de voorbumper),
-
b
ij het rijden op een circuit,
-
o
p een rollenbank,
-
b
ij het gebruik van sneeuwkettingen,
sneeuwsokken of spijkerbanden.
Matten die niet door PEUGEOT zijn
goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij het
gebruik van de snelheidsregelaar.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per plaats.
De werking van de in de voorbumper
geplaatste radar kan verstoord raken door
een opeenhoping van vuil (stof, modder enz.)
of door bepaalde weersomstandigheden
(sneeuw, vorst enz.).
Reinig de voorbumper regelmatig.
Reinig de voorruit, met name het gedeelte vóór
de detectiecamera, regelmatig.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op het
dak liggen, omdat de detectiecamera erdoor
kan worden afgedekt.
Storing
In het geval van een storing
van de snelheidsregelaar wordt
u gewaarschuwd door het branden van
dit lampje en de weergave van een
melding op het instrumentenpaneel, in
combinatie met een geluidssignaal.
Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Distance Alert en Active
Safety Brake
Dit rijhulpsysteem heeft drie functies:
- D istance Alert (waarschuwing bij een dreigende
aanrijding),
-
I
ntelligente noodremassistentie,Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats alvorens
de voorbumper te spuiten of de lak er van bij
te werken. Bepaalde laksoorten kunnen de
werking van de radar beïnvloeden.
Rijden
Page 195 of 364

193
- Active Safety Brake (automatisch noodremsysteem).
Distance Aler t : waarschuwt de bestuurder
wanneer er een risico bestaat op een aanrijding met
een voorligger of een voetganger op de rijstrook.
Intelligente noodremassistentie: vergroot het
remvermogen wanneer de bestuurder het rempedaal
niet ver genoeg intrapt.
Active Safety Brake : treedt in werking wanneer de
bestuurder, na de waarschuwing, niet snel genoeg
reageert en niet remt.
Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de
bestuurder, een aanrijding te voorkomen of de
zwaar te van de aanrijding te beperken door de
snelheid van de auto te verminderen.
Activerings- en
bedieningsvoorwaarden
De auto is voorzien van een camera boven aan de
voorruit en, afhankelijk van de uitvoering, van een
radar in de voorbumper. Het systeem is actief vanaf een snelheid van
ongeveer 7
km/h en wordt gedeactiveerd als de
snelheid daalt tot onder de ongeveer 5 km/h.
Het detecteert:
-
v
an een kentekenplaat voorziene voertuigen die
in dezelfde rijrichting rijden of staan,
-
v
oetgangers op de rijbaan (fietsen, motor fietsen,
dieren en voor werpen op de rijbaan worden niet
altijd gedetecteerd).
Dit systeem is ontwikkeld om de bestuurder te
ondersteunen en de veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer
in de gaten blijven houden en zich aan de
verkeersregels houden.
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem
moet de bestuurder waakzaam blijven.
Zodra het systeem een mogelijk obstakel
detecteert, wordt het remcircuit voorbereid op
een automatische remactie. Er kan dan een
zwak geluid hoorbaar zijn en mogelijk lijkt de
auto wat af te remmen.
Werkingslimieten
- als lange lading op allesdragers of een imperiaal wordt vervoerd,
-
v
oordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen,
-
v
oordat de auto op een rollenbank wordt getest,
-
a
ls de auto wordt gesleept met draaiende motor,
-
a
ls het noodreser vewiel (afhankelijk van de
uitvoering) is gemonteerd,
-
n
a een schok op de voorruit ter hoogte van de
detectiecamera,
-
a
ls de voorbumper is beschadigd (uitvoering met
radar),
-
a
ls de remlichten niet werken.
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet, te
laat of op onjuiste momenten worden gegeven.
Daarom moet u
altijd waakzaam blijven
zodat u
op elk moment kunt ingrijpen om een
aanrijding te voorkomen.
Distance Alert
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde
kans op een aanrijding en de door de bestuurder
geselecteerde stand voor de waarschuwing
kunnen meerdere waarschuwingsniveaus
worden geactiveerd en weergegeven op het
instrumentenpaneel.
In de volgende gevallen is het raadzaam het
systeem uit te schakelen via het configuratiemenu
van de auto:
-
b
ij het trekken van een aanhanger,
6
Rijden
Page 196 of 364

194
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de
afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.
Niveau 2 (rood): w aarschuwing
door middel van visuele signalen en
geluidssignalen die aangeeft dat een
aanrijding dreigt.
De melding Remmen! wordt weergegeven.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de
tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt rekening
gehouden met de beweging van de auto, de
snelheid van uw auto en die van de voorligger, de
weersomstandigheden, de rijomstandigheden (in
een bocht, intrappen van pedalen enz.) zodat de
waarschuwing op het meest geschikte moment
wordt geactiveerd.
Als uw auto een voorligger te snel nadert,
wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval wordt
waarschuwingsniveau 2
direct weergegeven.
Belangrijk waarschuwingsniveau 1
wordt
nooit weergegeven als de activeringsdrempel
" Dichtbij" is geselecteerd.
Activeringsdrempel voor de
waarschuwing wijzigen
Deze drempel bepaalt de manier waarop u wordt
g ewaarschuwd voor een rijdende of stilstaande
voorligger, of een voetganger op uw rijstrook.
De actuele drempel kan worden gewijzigd via het
configuratiemenu van de auto.
U kunt een van drie vooraf gedefinieerde drempels
selecteren:
-
"Ver ",
-
"Normaal ",
-
"Dichtbij".
De stand die als laatste gebruikt is, wordt
opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Intelligente
noodremassistentie (IBA)
Wanneer de bestuurder wel remt, maar niet
voldoende om een aanrijding te voorkomen, vult
deze functie de remkracht aan voor zover dit binnen
de natuurkundige grenzen mogelijk is.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
rempedaal intrapt.
Active Safety Brake
Als de radar en/of de camera de
aanwezigheid van een voertuig of een
voetganger hebben bevestigd, knippert
dit lampje als de functie ingrijpt op het
remsysteem.
Belangrijk : als de werking van het
automatische noodremsysteem wordt
geactiveerd, moet u
de controle over uw
auto overnemen en remmen met het
rempedaal om de automatische remactie
aan
te vullen of te beëindigen.
Deze functie, ook wel automatisch noodremsysteem
genoemd, is bedoeld om de snelheid van de
aanrijding te beperken of de frontale aanrijding met
de voorligger te voorkomen wanneer de bestuurder
niet ingrijpt.
Op basis van informatie van de camera en
(afhankelijk van de uitvoering) de radar activeert de
functie de remmen van de auto.
Niveau 1
(oranje)
: waarschuwing door
middel van visuele signalen die aangeeft
dat de afstand tot de voorligger zeer
klein is.
De melding Voertuig dichtbij wordt
weergegeven.
Rijden
Page 197 of 364

195
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
controle over de auto weer overnemen door een
ferme stuurbeweging te maken en/of het gaspedaal
in te trappen.Het moment van activeren van de remmen kan
worden aangepast aan het rijgedrag van de
bestuurder, zoals stuuracties of het intrappen
van het gaspedaal.
Als de functie in werking is, kunnen er lichte
trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1
tot
2
seconden geactiveerd.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de
auto door het automatische noodremsysteem
tot stilstand wordt gebracht.
Bij auto's met een automatische transmissie
begint de auto weer te rijden nadat hij door het
automatische noodremsysteem tot stilstand
is gebracht. Houd het rempedaal ingetrapt als
u
dit wilt voorkomen. Na een aanrijding wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld. Laat het systeem
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Uitschakelen/inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Het systeem kan worden uit- of ingeschakeld via het
configuratiemenu van de auto. Het uitschakelen van het systeem wordt
gesignaleerd door het branden van dit
lampje, in combinatie met de weergave
van een melding.
De camera werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
s
lecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, zware regenval, dichte mist
e n z .),
-
v
erblinding (koplampen van tegenliggers,
laagstaande zon, reflecties op nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, snelle overgangen
tussen schaduw en licht enz.),
-
d
e camera of de radar is afgedekt (met
modder, ijs, sneeuw of is beslagen, enz.).
Op uitvoeringen met alleen een camera, geeft
dit bericht aan dat de camera is afgedekt:
" Rijhulpcamera: zicht beperkt, zie
gebruikshandleiding ".
Onder deze omstandigheden werkt het
detectiesysteem mogelijk minder goed.
Specifieke werkingsvoorwaarden
De wagensnelheid moet liggen tussen 5 km/h
en 85 km/h (uitvoeringen met uitsluitend een
camera) of 140
km/h (uitvoeringen met camera
en radar) wanneer een bewegend voertuig wordt
gedetecteerd.
De wagensnelheid mag niet hoger zijn dan 80
km/h
wanneer een stilstaand voertuig wordt gedetecteerd.
De wagensnelheid mag niet hoger zijn dan 60
km/h
wanneer een voetganger wordt gedetecteerd.
De DSC mag niet defect zijn.
Het DSC-systeem mag niet uitgeschakeld zijn.
Alle passagiersgordels moeten zijn vastgemaakt.
De auto moet met een gestabiliseerde snelheid op
een weinig bochtige weg rijden.
6
Rijden
Page 198 of 364

196
Reinig de voorruit, met name het gedeelte vóór
de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook rondom
de camera beslagen worden. Bij vochtige
en koude weersomstandigheden moet u
de
voorruit regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op het
dak liggen, omdat de detectiecamera erdoor
kan worden afgedekt.
Ver wijder modder, sneeuw enz. van de
voorbumper, vooral in de buurt van de radar.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats alvorens
de voorbumper te spuiten of de lak er van bij
te werken. Bepaalde laksoorten kunnen de
werking van de radar beïnvloeden.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
nadat het gebruik van het noodreser vewiel
is gedetecteerd of een storing van de
zijremlichten is waargenomen.Storing
In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd door het
branden van dit lampje, in combinatie
met de weergave van een melding en
een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Signalering onoplettendheid
Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer
u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie alleen
het systeem "Signaal rijtijd" of daarnaast ook het
systeem "Waarschuwing oplettendheid bestuurder".
Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet
blijven.
Ga niet rijden als u
moe bent.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Raadpleeg voor meer informatie over het menu het
gedeelte met betrekking tot het scherm van uw auto
in de rubriek "Instrumentenpaneel". De status van de functie wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Signaal rijtijd
Het systeem geeft een waarschuwing
zodra het detecteert dat de bestuurder
langer dan twee uur heeft gereden met
een snelheid van meer dan 65
km/h
zonder dat hij een pauze heeft genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de
bestuurder adviseert een pauze te nemen, en een
geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de
waarschuwing elk uur herhaald tot de motor wordt
afgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voor waarden is voldaan:
-
d
e auto staat gedurende meer dan 15 minuten
stil met draaiende motor,
Rijden
Page 199 of 364

197
- het contact is enkele minuten afgezet geweest,
- d e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65
km/h, gaat
het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de
snelheid hoger is dan 65
km/h.
Waarschuwing oplettendheid
bestuurder
Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem
"Signaal rijtijd" aangevuld met het systeem
"Waarschuwing oplettendheid bestuurder".
Na drie waarschuwingen van het eerste niveau,
activeert het systeem een nieuwe waarschuwing met
de melding "Las een rustpauze in! ", in combinatie
met een luider klinkend geluidssignaal. Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het systeem
waarschuwingen geven zonder dat er sprake is
van vermoeidheid bij de bestuurder.
Met behulp van een boven aan de
voorruit geplaatste camera beoordeelt
het systeem de waakzaamheid van
de bestuurder door afwijkingen in de
koers van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)wegen
(snelheden van meer dan 65 km/h).
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
s
lecht zicht (onvoldoende verlichting van
het wegdek, sneeuwval, harde regen,
dichte mist enz.),
-
v
erblinding (koplampen van tegenliggers,
laagstaande zon, reflecties op nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, snelle overgangen
tussen schaduw en licht enz.),
- g edeelte van de voorruit voor de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een
s t i c ke r,
-
w
egmarkeringen afwezig, versleten, niet
zichtbaar door sneeuw of modder, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte
met werkzaamheden enz.),
-
g
eringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen),
-
s
malle, bochtige wegen, enz.
Wanneer volgens het systeem het gedrag
van het voertuig wijst op vermoeidheid of
onoplettendheid van de bestuurder, wordt het eerste
waarschuwingsniveau geactiveerd.
De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door de
melding "
Voorzichtig! ", in combinatie met een
geluidssignaal.
6
Rijden
Page 200 of 364

198
Lane Departure Warning
System
Dit systeem detecteert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken strepen
herkent, het onbedoeld overschrijden van een
rijstrookmarkering.
Om de actieve veiligheid te verhogen analyseert
de camera de beelden en activeert deze een
waarschuwing wanneer bij een wagensnelheid hoger
dan 60 km/h de aandacht van de bestuurder verslapt
en de auto de rijstrookmarkering overschrijdt.
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan op uitvoeringen zonder
touchscreen niet worden uitgeschakeld. Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn aandacht
op het verkeer moet blijven vestigen. Het systeem kan worden in- en
uitgeschakeld via het menu Auto/Rijden
van het touchscreen.
De systeemstatus blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.
Detectie
Als een koersafwijking wordt
gedetecteerd, wordt u gewaarschuwd
door het knipperen van dit lampje
op het instrumentenpaneel en een
geluidssignaal.
Storing
In het geval van een storing
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Selecteer het tabblad " Rijfuncties" en daarna het
tabblad " Lane Departure Warning System ".
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld, en
ongeveer 20
seconden nadat deze is uitgeschakeld,
wordt er geen enkele waarschuwing gegeven. Er kunnen storingen in de detectie optreden:
-
a
ls de rijstrookmarkeringen weggesleten
zijn,
-
a
ls er weinig contrast is tussen het wegdek
en de markeringen,
-
a
ls de voorruit vuil is,
-
o
nder bepaalde weersomstandigheden:
mist, zware regenval, sneeuw, schaduw, fel
zonlicht of directe blootstelling aan de zon
(lage zon, uitrijden van een tunnel enz.).
Active Lane Departure
Warning System
Dit systeem detecteert met behulp van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit
rijstrookmarkeringen op de weg en corrigeert
de koers van de auto door de bestuurder te
waarschuwen zodra overschrijding van de
rijstrookmarkering dreigt.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
autowegen.
Rijden