PEUGEOT 5008 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 5008, Model: PEUGEOT 5008 2018Pages: 364, PDF Size: 13.09 MB
Page 231 of 364

229
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreser vewiel mag niet worden voorzien van
een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor
het type velg van uw auto:Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rij even met een snelheid
van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan de
banden en het wegdek te voorkomen. Als uw
auto is voorzien van lichtmetalen aluminium
velgen, controleer dan of de ketting en de
bevestigingen de velg niet raken.
Allesdragers monteren
Uit veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak van uw auto beschadigd
raakt, is het raadzaam uitsluitend voor uw auto
goedgekeurde allesdragers te gebruiken.
Houd u aan de montagevoorschriften en
de gebruiksvoor waarden die zijn vermeld
in de handleiding die met de allesdragers is
meegeleverd.
Bevestigen op de dakrails
Maat van de af fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
215/65
R17 9
mm
225/55
R18 9
mm
205/55
R19 9
mm
235/50
R19
Gebruik van sneeuwkettingen niet mogelijk
Neem voor meer informatie over sneeuwkettingen
contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. U moet de allesdragers bevestigen ter hoogte van de
merktekens op de dakrails.
7
Praktische informatie
Page 232 of 364

230
Bevestigen op het dak
Bevestig de allesdragers uitsluitend op de vier
verankeringspunten op het dakframe. Deze punten
zijn niet zichtbaar als de portieren zijn gesloten.
Bevestig de allesdragers uitsluitend op de vier
verankeringspunten aan de rand van het dak.Maximale daklast op de allesdragers, bij
een maximale laadhoogte van 40
cm (m.u.v.
fietsendrager): 80 kg
.
Raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Pas bij een belading hoger dan 40 cm uw
snelheid aan de rijomstandigheden aan
om schade aan de allesdragers en de
bevestigingspunten op de auto te voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land met
betrekking tot het vervoeren van voorwerpen
die langer zijn dan de auto.
Voorschriften
Verdeel de lading gelijkmatig om te voorkomen
dat een van de zijden wordt overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk bij
het dak.
Sjor de lading goed vast.
Rijd behoedzaam: wees bedacht op een
grotere zijwindgevoeligheid. Bovendien kan de
stabiliteit van de auto door de belading worden
beïnvloed.
Controleer bij lange reizen bij elke stop of de
lading nog goed vastzit.
Ver wijder de allesdragers zodra deze niet meer
nodig zijn. Schuif-/kanteldak
Controleer of de lading niet onder de
allesdragers uitsteekt en daardoor in contact
kan komen met het schuif-/kanteldak als dit
wordt bediend.
Motorkap
Schakel het Stop & Start-systeem altijd uit
als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te voorkomen.
Door de plaats van de hendel kan de motorkap
niet worden geopend zolang het linker
voorportier is gesloten.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik de beschermde zone.
Zorg er voor dat u
bij geopende motorkap niet
tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van de
ventilator.
Praktische informatie
Page 233 of 364

231
Openen
F Open het linker voorportier.
F
T
rek de hendel aan de onderzijde van het
portierkader naar u
toe.
F
D
uw de hendel omhoog en til de motorkap op. F
N eem de motorkapsteun uit de houder en
bevestig deze in de uitsparing om de motorkap
geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of deze
goed is vergrendeld.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische componenten in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan water
(regen, wassen,…) te beperken.
Onder de motorkap
De illustratie dient uitsluitend als voorbeeld.
De plaats van de volgende onderdelen is afhankelijk
van de motoruitvoering:
-
Luchtfilter.
-
Oliepeilstok.
-
V
uldop motorolie.
-
Handopvoerpomp.
-
Ontluchtingsschroef.
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. Koelvloeistofreservoir.
3. Remvloeistofreservoir.
4. Accu/zekeringen.
5. Afzonderlijk massapunt (-).
6. Zekeringkast.
7. Luchtfilter.
8. Oliepeilstok.
9. Vuldop motorolie.
10. Handopvoerpomp*.
11. Ontluchtingsschroef*.
Het brandstofcircuit van een dieselmotor staat
onder zeer hoge druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit alleen door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren.
*
A
fhankelijk van de motoruitvoering.
7
Praktische informatie
Page 234 of 364

232
Benzinemotor(en)
Dieselmotor(en)Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en
respecteer de voor waarden zoals vermeld in het
onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien
nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
vloeistof voor uw auto en motoruitvoering.
Let bij werkzaamheden onder de motorkap
goed op, want bepaalde delen van de motor
kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden)
en de koelventilator kan ieder moment
aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte
olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en
schadelijk voor de gezondheid.
Praktische informatie
Page 235 of 364

233
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen
niet in het riool, in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar voor
bestemde containers bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd via
de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel (bij auto's met
een motorolieniveaumeter) of met de
oliepeilstok.
De controle van het motorolieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een horizontale
ondergrond staat en de motor ten minste
30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u
tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
PEUGEOT adviseert u
om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij te
vullen.
Controle met de oliepeilstok
F Trek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde helemaal naar buiten.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de schacht
en trek hem er weer uit om het oliepeil te
controleren: het oliepeil is correct als het tussen
de merktekens A en B ligt.
A = MA XI
B = MINI
Als u
ziet dat het peil boven het merkteken A of
onder het merkteken B ligt, star t dan de motor
niet .
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAX ligt
(kans op motorschade), neem dan contact
op met het PEUGEOT-netwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken MIN ,
vul dan altijd motorolie bij.Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of de
m otorolie die u wilt gebruiken overeenkomt met de
door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto
en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie is
aangegeven op de desbetreffende afbeelding van de
motorruimte.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om morsen
op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand
veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer ver volgens
nogmaals het oliepeil met de peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het
dashboard bij het aanzetten van het contact na
30
minuten de juiste waarde aangeven.
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven op de
desbetreffende afbeelding van de motorruimte.
7
Praktische informatie
Page 236 of 364

234
Olie ver versen
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid van
de motor en de emissieregeling te voorkomen, nooit
additieven in de motorolie.
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich zo
dicht mogelijk bij het merkteken "MA X"
te bevinden. Controleer indien dit niet
het geval is of de remblokken van uw
auto zijn versleten.
Verversen van de vloeistof
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant
voor het verversingsinterval voor uw auto.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Koelvloeistofniveau
Controleer het koelvloeistofniveau
regelmatig.
Het is normaal dat tussen twee
onderhoudsbeurten door koelvloeistof
moet worden bijgevuld.De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk
bij het merkteken "MA X" te bevinden, maar mag
beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken
"MINI" bevindt, moet u
koelvloeistof bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk. Wacht
na het afzetten van de motor daarom ten minste één
uur alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem
uit te voeren.
Wanneer u met spoed werkzaamheden moet
uitvoeren, neem dan, om brandwonden te
voorkomen, een doek en draai de dop twee
omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald is, de dop
en vul koelvloeistof bij.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van de
ventilator.Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
koelvloeistof.
Niveau ruitensproeiervloeistof
De motor moet koud zijn als u het niveau controleert
e n koelvloeistof bijvult. Vul het reser voir bij wanneer dit nodig is.
Inhoud van het reservoir:
-
5
,3 liter bij uitvoeringen voor landen met zeer
lage temperaturen.
-
2
,2
liter bij andere uitvoeringen.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik van
kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het vriespunt)
moet voor de omstandigheden geschikte
ruitensproeiervloeistof met antivries worden gebruikt
om de onderdelen van het systeem (pomp, reser voir,
leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans op
bevriezing, kalkafzetting enz.).
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met roetfilter)
Het minimumniveau van het additief
wordt aangegeven door het permanent
branden van dit lampje in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding met betrekking tot een te laag
additiefniveau van het roetfilter.
Praktische informatie
Page 237 of 364

235
Bijvullen
Het reser voir moet snel worden bijgevuld door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Niveau AdBlue
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Om te voorkomen dat de motor niet meer gestart
kan worden – conform de voorschriften – dient u het
reser voir bij te vullen met AdBlue.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over AdBlue
®, het SCR -systeem en in
het bijzonder het bijvullen ervan.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven,
deze componenten overeenkomstig de
onderhoudsschema van de fabrikant en
overeenkomstig uw motor.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen)
en of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
u itvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem zijn
voorzien van een speciale 12V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof…) en het
gebruik (veel stadsverkeer…) daar toe
aanleiding geven, moet dit filter twee
keer zo vaak worden ver vangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof…) en het
gebruik (veel stadsverkeer…) daar toe
aanleiding geven, moet dit filter twee
keer zo vaak worden ver vangen .
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verzadigd begint te
raken, wordt u
hierop geattendeerd
door het tijdelijk branden van dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding over het risico
van verstopping van het filter.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra
de omstandigheden het toelaten, met een
snelheid van minimaal 60
km/h rijden tot het
lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het minimale
dieseladditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus .
7
Praktische informatie
Page 238 of 364

236
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer
d at het roetfilter geregenereerd wordt een
brandlucht ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair draait,
kan bij gasgeven soms waterdamp uit de uitlaat
komen. Dit heeft geen invloed op de prestaties
en heeft geen gevolgen voor het milieu.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt een
te laag remvloeistofniveau erop dat de remblokken
versleten zijn.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van de
slijtage van de remschijven.
Elektrische parkeerrem
Dit systeem hoeft niet apart
gecontroleerd te worden. Als er
zich toch een probleem voordoet,
laat het systeem dan controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem
.
Velgen en banden
De bandenspanning moet minstens
eens per maand en voorafgaand aan
een lange rit bij alle banden (wanneer ze
koud zijn) gecontroleerd worden.
De op de sticker aangegeven bandenspanningen
gelden voor koude banden. Als u
meer langer dan
10
minuten of meer dan 10 kilometer hebt gereden
met een snelheid van meer dan 50
km/h, moet u de
bandenspanning 0,3
bar (30 kPa) verhogen ten
opzichte van de op de sticker aangegeven waarden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot een hoger
brandstofverbruik. Een onjuiste bandenspanning
kan veroorzaakt vroegtijdige slijtage van banden en
heeft een negatieve invloed op het weggedrag van
de auto. Kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden
vermindert de remwerking en heeft een negatieve
invloed op het weggedrag. Het wordt aanbevolen
om een regelmatige inspectie van de staat van de
banden (profiel en bandwangen) en velgen uit te
voeren en om te controleren dat de banden over een
ventiel beschikken.
Praktische informatie
Page 239 of 364

237
Het gebruik van andere dan de gespecificeerde velg-
en bandmaten kan effect hebben op de levensduur
van de banden, het draaien van de wielen, de
bodemvrijheid en de snelheidsmeteraanduiding, en
kan tevens een negatieve invloed hebben op het
weggedrag van de auto.
Het aanbrengen van andere banden op de voor- en
op de achteras kan leiden tot een onjuiste timing van
het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP).Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen als
het remsysteem te optimaliseren, selecteert en
biedt PEUGEOT specifieke producten aan.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht of
onder winterse omstandigheden ijs vormen op
de remschijven en remblokken: de remwerking
kan daardoor afnemen. Rem een paar keer
lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij te
maken.AdBlue® (BlueHDi-motoren)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan
de nieuwe Euro 6 -norm te voldoen, heeft PEUGEOT
er voor gekozen zijn auto's met dieselmotor te
voorzien van een systeem waarbij het roetfilter
(FAP) wordt gecombineerd met een SCR-systeem
(Selective Catalytic Reduction) voor de behandeling
van de uitlaatgassen zonder dat de prestaties
veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot
85% stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof en
water (deze zijn niet schadelijk voor de gezondheid
en het milieu).
De AdBlue
® bevindt zich in een
specifiek reservoir van ongeveer
17
l i t e r.
Wanneer u
met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2400
km kunt rijden tot het
reservoir helemaal leeg is, wordt automatisch een
waarschuwingssysteem geactiveerd. Als het AdBlue
®-reser voir leeg is, zorgt een
wettelijk verplicht systeem er voor dat de motor
niet opnieuw kan worden gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot uw
auto te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij
niet meer aan de Euro 6 -emissienorm voldoet.
Neem bij een storing in het SCR-systeem zo
snel mogelijk contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats: na
1100
km wordt een systeem geactiveerd dat
het opnieuw starten van de motor blokkeert.
In beide gevallen geeft een actieradiusindicator
aan hoever u
nog kunt rijden voordat de motor
niet meer gestart kan worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de verklikkerlampjes en
de bijbehorende waarschuwingsmeldingen.
Bevriezing van AdBlue
®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
voorverwarmingssysteem voor het AdBlue
®-
reser voir waardoor u
ook in zeer koude
omstandigheden kunt blijven rijden.
7
Praktische informatie
Page 240 of 364

238
Bijvullen van AdBlue®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue®
bij te vullen zodra de eerste waarschuwing
wordt gegeven dat het minimumniveau is
bereikt.
Om er voor te zorgen dat het SCR-systeem
correct werkt:
-
G
ebruik uitsluitend AdBlue
® die aan de
norm ISO
22241
voldoet.
-
A
ls de AdBlue
® niet in de originele jerrycan
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
-
V
erdun de AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation gaan dat
over AdBlue
®-pompen beschikt die speciaal
ontworpen zijn voor personenauto's.
Vul nooit AdBlue
® bij vanuit een vulsysteem dat
is bedoeld voor vrachtwagens.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam de
flacons en jerrycans koel en buiten direct zonlicht te
bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer
worden gebruikt nadat deze bij kamertemperatuur
volledig is ontdooid.
Bewaar de flacons of jerrycans AdBlue
® niet
in uw auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis. Deze
vloeistof is onontvlambaar, kleurloos en geurloos
(indien koel bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u
de huid wassen met kraanwater en met
zeep. Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de
ogen dan onmiddellijk en grondig gedurende ten
minste 15
minuten met kraanwater of met een
oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een
branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als de vloeistof wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink ver volgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge temperatuur) kan het risico van Bewaar AdBlue
® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op een
v lakke en horizontale ondergrond staat.
het vrijkomen van ammoniakdampen niet
worden uitgesloten: adem deze niet in. Deze
ammoniakdampen werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur
van de auto hoger is dan -11°C. Als het kouder is,
bevriest de AdBlue
® waardoor u de vloeistof niet in
h
et reser voir kunt gieten. Laat uw auto enkele uren
op een warmere plaats staan en vul ver volgens het
reservoir bij.
Bij een storing in het AdBlue
® -systeem, die
bevestigd wordt door de melding " Vul AdBlue
bij: starten onmogelijk", moet u
minimaal 5 liter
bijvullen.
Giet nooit AdBlue
® in de brandstoftank.
Praktische informatie