Peugeot Boxer 2020 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: Boxer, Model: Peugeot Boxer 2020Pages: 196, PDF Size: 5.19 MB
Page 61 of 196

59
Veiligheid
5Het zorgt dat het voertuig tijdens de afdeling met
een constante snelheid rijdt door onafhankelijk
de remmen te bedienen.
Inschakelen/uitschakelen
Wanneer u het voertuig start, wordt het systeem
uitgeschakeld.
► Wanneer de rijsnelheid lager is dan 19 km/u, druk op deze toets om het systeem in te
schakelen; het controlelampje in de toets gaat
branden.
Zodra de afdaling begint, kunt u het gaspedaal
en het rempedaal loslaten, het controlelampje in
de toets knippert.
De remlichten brandt automatisch als de functie
is ingeschakeld.
Als de snelheid hoger wordt dan 19 km/u, wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld, maar
blijft het controlelampje in de toets branden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra de rijsnelheid weer lager is
dan 19 km/u.
U kunt op elk gewenst moment het
gaspedaal of het rempedaal weer
intrappen.
Het systeem werkt alleen bij hellingen
van meer dan 8%.
Gebruik het systeem niet met de
versnellingsbak of transmissie in de
neutraalstand.
Schakel een versnelling in die bij de snelheid
past om te voorkomen dat de motor afslaat.
► Als u het systeem handmatig wilt uitschakelen, druk op de toets; het
controlelampje gaat uit.
De functie is mogelijk niet beschikbaar
als de remmen oververhit zijn geraakt.
Wacht enkele minuten zodat ze kunnen
afkoelen en probeer het dan nog een keer.
Storing
Bij een storing in de Hill Descent Control
gaat dit verklikkerlampje branden.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheidsgordels
Oprolautomaat
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die de lengte van de riem
automatisch aanpast aan uw lichaamsbouw. De
veiligheidsgordel wordt automatisch opgerold als
hij niet wordt gebruikt.
De oprolautomaten zijn voorzien van een
automatische blokkeerinrichting die in werking
treedt bij een aanrijding, een noodstop of het
over de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan
de riem te trekken en deze weer los te laten,
zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.
Pyrotechnische gordelspanners
Dit systeem zorgt voor extra bescherming bij
frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van
de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
Spankrachtbegrenzer
Dit systeem beperkt de kracht waarmee de
gordel tegen het lichaam van de inzittende
getrokken wordt en bevordert daarmee de
veiligheid.
In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen, afhankelijk
van de aard en de kracht van de aanrijding,
vóór en onafhankelijk van de airbags
afgaan. Wanneer de gordelspanners worden
geactiveerd, kan er wat onschadelijke rook
en een knal uit komen, als gevolg van de
Page 62 of 196

60
Veiligheid
activering van de pyrotechnische lading in het
systeem.
In alle gevallen gaat het controlelampje van
de airbag branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheidsgordels vóór
De bestuurdersstoel is voorzien van een
veiligheidsgordel met een pyrotechnische
gordelspanner en een gordelkrachtbegrenzer.
Bij de uitvoeringen met een frontairbag aan
passagierszijde is de veiligheidsgordel van de
zitplaats van de passagier ook voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
gordelkrachtbegrenzer.
De voorbank is voorzien van twee
veiligheidsgordels.
Mocht u achteraf een voorbank in de
auto monteren, dan dient deze voorzien
te zijn van goedgekeurde veiligheidsgordels.
Verklikkerlampje niet-vastgemaakte
veiligheidsgordels
Als de bestuurder en/of de voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij het starten van de motor
dit verklikkerlampje branden in combinatie met
een alsmaar sterker wordend geluidssignaal.
Deze waarschuwing werkt zowel bij uitvoeringen
met individuele passagiersstoel als bij
uitvoeringen met tweezits passagiersbank vóór.
Hoogteverstelling
► Knijp aan de bestuurderszijde of aan de zijde van de stoel aan passagierszijde in de knop met
de gordelretour en verschuif deze helemaal; laat
los om te vergrendelen.
De gordel van de middelste zitplaats is niet in
hoogte verstelbaar.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt, kan bij auto's
met het Stop & Start-systeem de START-
stand van de motor niet worden geactiveerd.
De motor kan dan uitsluitend met de
contactsleutel worden gestart.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achterin / zitplaatsen van de bank
zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel
met oprolautomaat.
De middelste zitplaats heeft een geleider en
haspel, die aan de rugleuning zijn bevestigd.
Elke zitplaats aan de buitenkant heeft een steun
waaraan u de gesp kunt hangen als de gordel
niet wordt gebruikt.
Vastmaken
► Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.► Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
Ontgrendelen
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle
passagiers hun veiligheidsgordel goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Maak, ongeacht de reistijd en de plaats waar
u in de auto zit, altijd de veiligheidsgordel
vast.
Page 63 of 196

61
Veiligheid
5Wissel de gespen van de veiligheidsgordels
onderling niet om; de gordels zijn dan niet
voldoende effectief.
Controleer zowel voor als na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Omdoen
De heupgordel moet zo laag mogelijk op
het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
– dient deze zo strak mogelijk om het lichaam te worden gedragen;– moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de
gordel gedraaid raakt;
– mag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen;– mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen;– mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Aanbevelingen voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar en/of
passagiers kleiner dan anderhalve meter
gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één kind gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor
meer informatie over kinderzitjes.
Onderhoud
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats, om te garanderen dat de
werkzaamheden volgens de voorschriften
worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij PEUGEOT-dealers.
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een
betere veiligheid van de inzittenden bij een
ernstige aanrijding. Ze vormen een aanvulling
op de werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren een
plotselinge vertraging van de auto:
– bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af en verbeteren ze de bescherming
van de inzittenden van de auto. Direct na de
aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags,
zodat het zicht niet wordt belemmerd en de
inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten.
– bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen
waarbij de auto over de kop slaat, treden de
airbags niet in werking. De veiligheidsgordels
helpen u in deze situaties voldoende te
beschermen.
De airbags werken alleen als de motor
draait.
De airbags werken slechts één keer. Als er
een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens
Page 64 of 196

62
Veiligheid
ZijairbagsBreng uitsluitend goedgekeurde
stoelhoezen aan die compatibel zijn met
zijairbags. Voor informatie over stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich
wenden tot het PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets
over de rugleuning van de stoelen (kleding
enz.): dit zou bij het afgaan van de zijairbags
kunnen leiden tot verwondingen aan armen
of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op of aan de
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de
window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Schroef nooit de handgrepen van het dak los;
deze maken deel uit van de bevestiging van
de window-airbags.
Kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het
vervoer van kinderen verschilt per land.
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
– Conform de Europese wetgeving dienen kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner
hetzelfde of een volgend ongeval), worden de
airbags niet meer opgeblazen.
Het afgaan van de airbag(s) gaat
gepaard met een lichte rookontwikkeling
en een knal; dit wordt veroorzaakt door de
activering van de pyrotechnische lading van
het systeem.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
irriterend zijn voor personen die hier gevoelig
voor zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor gedurende een
korte periode enigszins verminderen.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is ingebouwd in het
stuurwiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Zij-airbags en
window-airbags
De zij-airbags (volgens uitvoering) zijn aan de
zijde van de portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en in de hemelbekleding bij de voorste
zitplaatsen van de cabine.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
voorpassagier en de zijruit.
De zij- en window-airbags worden opgeblazen
aan de zijde waar de aanrijding plaatsvindt.
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden, laat het systeem dan controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Adviezen
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Doe de veiligheidsgordel om en zorg dat deze
correct is geplaatst en afgesteld.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten, enz.) en bevestig niets
in de buurt van de airbags of in het gebied
waar de airbags afgaan. Dit kan de inzittende
bij het afgaan van de airbag verwonden.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp
van uw auto, vooral niet in de directe
omgeving van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen
uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even snel
leeg, waarbij de hete gassen via de daarvoor
bestemde openingen naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn of haar voeten niet
op het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten
of een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen
gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet
op.
Bevestig geen voorwerpen of stickers op
het stuurwiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Page 65 of 196

63
Veiligheid
5Zijairbags
Breng uitsluitend goedgekeurde
stoelhoezen aan die compatibel zijn met
zijairbags. Voor informatie over stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich
wenden tot het PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets
over de rugleuning van de stoelen (kleding
enz.): dit zou bij het afgaan van de zijairbags
kunnen leiden tot verwondingen aan armen
of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op of aan de
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de
window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Schroef nooit de handgrepen van het dak los;
deze maken deel uit van de bevestiging van
de window-airbags.
Kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het
vervoer van kinderen verschilt per land.
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
– Conform de Europese wetgeving dienen kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m in goedgekeurde, aan het
lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op
met veiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen
uitgeruste plaatsen te worden vervoerd.
– Volgens de statistieken is de achterbank
van uw auto de veiligste plaats voor het
vervoeren van een kind.
– Kinderen lichter dan 9 kg moeten in
een naar achteren gerichte positie in de
auto worden geplaatst, op de voorstoel of
achterbank van de auto.
Het wordt aanbevolen om kinderen op
de achterzitplaatsen van de auto te
vervoeren:
– tot 3 jaar "met de rug in de rijrichting ",– vanaf 3 jaar "met het gezicht in de
rijrichting ".
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
correct is bevestigd en aangetrokken.
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat
de steun goed contact maakt met de vloer.
Advies
Een onjuist geïnstalleerd kinderzitje kan
de veiligheid van het kind in gevaar
brengen in het geval van een ongeval.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,
worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje
met de veiligheidsgordel voor dat de
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje
is gespannen en dat de gordel het kinderzitje
stevig op zijn plaats houdt. Schuif de
passagiersstoel, wanneer deze versteld kan
worden, indien nodig naar voren.
Verwijder de hoofdsteun alvorens
een kinderzitje met rugleuning op een
passagierszitplaats te bevestigen.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de
auto vliegt bij krachtig afremmen. Plaats de
hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is
verwijderd.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de autogordel
moet over de schouder van het kind liggen
zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Gebruik een stoelverhoger met rugleuning
voorzien van een gordelgeleider ter hoogte
van de schouder.
Page 66 of 196

64
Veiligheid
De airbag vóór aan
passagierszijde
uitschakelen
Airbag passagierszijde UIT
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde altijd
uit als u een kinderzitje “met de rug in de
rijrichting” op de voorstoel plaatst. Wanneer u
Overzicht voor het bevestigen van kinderzitjes met de veiligheidsgordel
Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen van een universeel gehomologeerd
kinderzitje met een veiligheidsgordel, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto.
Extra beveiliging
Gebruik de kinderbeveiliging om
te voorkomen dat de portieren en de
portierruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg ervoor dat de achterportierruiten niet
verder dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de
achterportierruiten om jonge kinderen tegen
de zon te beschermen.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
– geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,– nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de
auto in de zon staat,
– de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.
Kinderzitje achterin
"Met het gezicht in de rijrichting" of
"Met de rug in de rijrichting"
► Schuif de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat de
benen van het kind in het kinderzitje "met de
rug in de rijrichting” of "met het gezicht in de
rijrichting” de voorstoel niet raken.
► Zorg ervoor dat de afstand tussen de
rugleuning van het kinderzitje met het "gezicht in
de rijrichting" en de rugleuning van de stoel van
de auto zo klein mogelijk is. Idealiter raakt de
rugleuning van het kinderzitje de rugleuning van
de stoel van de auto..
Kinderzitje op de
passagiersstoel voor
► Zet de stoel van de voorpassagier in de hoogste en middelste stand in de lengte , met
de rugleuning rechtop .
"Gezicht in de rijrichting"
De voorpassagiersairbag moet
ingeschakeld zijn.
"Met de rug in de rijrichting"
De airbag vóór aan passagierszijde moet
worden uitgeschakeld als u een
kinderzitje “met de rug in de rijrichting” op de
voorstoel plaatst. Wanneer u dat niet doet,
dan kan het kind ernstig of dodelijk letsel
oplopen als de airbag wordt opgeblazen .
Waarschuwingssticker - Airbag vóór aan
passagierszijde
U moet zich aan het volgende voorschrift
houden, dat ook op de waarschuwingssticker
aan beide zijden van de zonneklep aan
passagierszijde wordt vermeld:
Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op een zitplaats waarvan
de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij
het afgaan van de airbag kan het KIND
LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN.
Page 67 of 196

65
Veiligheid
5De airbag vóór aan
passagierszijde
uitschakelen
Airbag passagierszijde UIT
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde altijd
uit als u een kinderzitje “met de rug in de
rijrichting” op de voorstoel plaatst. Wanneer u
dit niet doet, kan uw kind ernstig of dodelijk
gewond raken als de airbag wordt
opgeblazen.
Auto's zonder uitschakelknop
Het is ten strengste verboden om een
naar achteren gericht kinderzitje op de
voorstoel of voorbank te plaatsen! Wanneer
u dat wel doet, kan uw kind dodelijk of ernstig
gewond raken wanneer de airbag wordt
geactiveerd.
De airbag vóór aan passagierszijde
uit- of inschakelen
► Druk op deze toets en selecteer daarna "UIT" in het menu "Airbag aan
passagierszijde" om de airbag uit te schakelen.
► Selecteer "AAN" om deze weer in te schakelen.Als het contact wordt ingeschakeld, gaat dit waarschuwingslampje branden en
wordt er een melding op het display
weergegeven om aan te geven dat de functie is
uitgeschakeld.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
Afhankelijk van de uitvoering kan deze functie
ook worden uit- of ingeschakeld via het audio- en
telematicasysteem op het touchscreen.
Overzicht voor het bevestigen van kinderzitjes met de veiligheidsgordel
Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen van een universeel gehomologeerd
kinderzitje met een veiligheidsgordel, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto.
Page 68 of 196

66
Veiligheid
Overzichtstabel van zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Volgens de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto die van
ISOFIX-bevestigingen is voorzien.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter ( A t/m
G).
Tot 10 kg
(categorie 0)
Tot ca. 6 maanden Tot 10 kg
(categorie 0) Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg
(groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type
ISOFIX-kinderzitje Reiswieg
"Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat FG CD EC DA B1
Zitplaatsen
achterin aan de
buitenkant van rij
2 met afzonderlijke
zitplaatsen in Rij 1
IUF IUF IUF
Zitplaats Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Tot 13 kg
(groepen 0 (tot)
en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg
(groep 1)
Van ongeveer 1 tot
3 jaarVan 15 tot 25 kg
(groep 2)
Van ongeveer 3 tot
6 jaarVan 22 tot 36 kg
(groep 3)
Van ongeveer 6 tot
10 jaar
Passagiersstoel voor (b) U
Bank voor voorpassagier met middelste en buitenste
zitplaatsen (b)
Middelste en buitenste zitplaatsen op rij 2 en 3
(a) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.
(b) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van uw land voordat u een kinderzitje op deze plaats bevestigt.
U Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel "met de rug in de rijrichting" als
"met het gezicht in de rijrichting".
ISOFIX-bevestigingen
Als uw voertuig is uitgerust met ISOFIX-
bevestigingspunten, worden deze met labels
aangegeven.
Elke zitplaats is voorzien van drie
bevestigingsringen:
– twee ringen vooraan, tussen de rugleuning en de zitting van de stoel.
– een ring achteraan, voor bevestiging van de bovenste riem, de TOP TETHER.
Page 69 of 196

67
Veiligheid
5Met de ISOFIX-bevestigingen kan een kinderzitje
veilig, degelijk en snel in het voertuig worden
gemonteerd.
ISOFIX-kinderzitjes beschikken over
twee vergrendelingen die aan de twee
bevestigingsringen vóór kunnen worden
bevestigd.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien
van een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan de achterste
bevestigingsring.
Als u deze riem wilt bevestigen, moet u de
hoofdsteun verwijderen van de zitplaats waarop
u het kinderzitje wilt plaatsen en de hoofdsteun
opbergen (plaats de hoofdsteun terug zodra het
kinderzitje weer is verwijderd). Bevestig daarna
de hoek aan de achterste ring en bevestig de
bovenste riem.Wanneer een kinderzitje niet goed is
bevestigd, kan de veiligheid van het kind
bij een ongeval in gevaar komen.
Zie de overzichtstabel voor het plaatsen van
ISOFIX-kinderzitjes wanneer u een ISOFIX-
kinderzitje in het voertuig wilt plaatsen.
Overzichtstabel van zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Volgens de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto die van
ISOFIX-bevestigingen is voorzien.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter ( A t/m
G).
Tot 10 kg
(categorie 0)
Tot ca. 6 maanden Tot 10 kg
(categorie 0) Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg
(groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type
ISOFIX-kinderzitje Reiswieg
"Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat FG CD EC DA B1
Zitplaatsen
achterin aan de
buitenkant van rij
2 met afzonderlijke
zitplaatsen in Rij 1
IUF IUF IUF
Page 70 of 196

68
Veiligheid
Tot 10 kg
(categorie 0)
Tot ca. 6 maandenTot 10 kg
(categorie 0) Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg
(groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type
ISOFIX-kinderzitje Reiswieg
"Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat FG CD EC DA B1
Zitplaatsen
achterin aan de
buitenkant van rij
2 met achterbank
in Rij 1
IUF XIUF X IUF
IUF Zitplaats geschikt voor plaatsing van een universeel ISOFIX-kinderzitje. ISOFIX-kinderzitje voorzien van bovenste riem bevestigd aan de bovenste
ring van de zitplaatsen met ISOFIX in het voertuig.
X Zitplaats die niet geschikt is voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje van de aangegeven lengtecategorie.
Kinderslot
Dit slot voorkomt dat de schuifdeur van binnenuit
kan worden geopend.
► Druk op de knop op de rand van de zijdeur .