PEUGEOT PARTNER 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: PARTNER, Model: PEUGEOT PARTNER 2022Pages: 324, PDF Size: 9.52 MB
Page 21 of 324

19
Instrumentenpaneel
1geluidssignaal en een melding van het aantal
kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius is minder dan 600 km.
U moetAdBlue
® bijvullen om te voorkomen dat de
motor niet meer gestart kan worden of zie (3).
Het AdBlue®-waarschuwingslampje
knippert en het waarschuwingslampje
Service brandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding dat het starten is
geblokkeerd.
De AdBlue
®-tank is leeg: de wettelijk verplichte
startblokkering voorkomt dat de motor kan worden
gestart.
Vul AdBlue
® bij of voer (2) uit om de motor opnieuw
te kunnen starten.
U moet het reservoir met minimaal 5 liter AdBlue
®
bijvullen.
AdBlue® (met 1.5 BlueHDi Euro 6.2/6.3)Brandt ongeveer 30 seconden nadat de motor is gestart, in combinatie met een
melding over het aantal kilometers dat u nog kunt
rijden.
De actieradius ligt tussen de 2400 en 800 km.
Vul AdBlue
® bij.Brandt permanent nadat het contact is aangezet, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding over het aantal
kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 800 en 100
km.
Vul AdBlue
® meteen bij of voer (3) uit.
Knippert, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding van het aantal
kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius is minder dan 100
km.
U moetAdBlue
® bijvullen om te voorkomen dat het
starten wordt geblokkeerd of (3) uitvoeren.
Knippert, in combinatie met een geluidssignaal en een melding dat het
starten van de motor wordt geblokkeerd.
De AdBlue
®-tank is leeg: de wettelijk verplichte
startblokkering voorkomt dat de motor kan worden
gestart.
Vul AdBlue
® bij om de motor opnieuw te kunnen
starten of voer (2) uit.
De tank moet worden bijgevuld met minimaal 5 liter
AdBlue
®.
SCR-emissieregelsysteem (BlueHDi)Permanent wanneer het contact wordt aangezet, in
combinatie met een geluidssignaal en een melding.
Er is een storing in het SCR-emissieregelsysteem
gedetecteerd.
Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van
uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Het AdBlue®-
waarschuwingslampje
knippert zodra het contact wordt aangezet, in
combinatie met het permanent branden van het
waarschuwingslampje Service en het
waarschuwingslampje Zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding met betrekking tot de
actieradius.
Afhankelijk van de weergegeven melding kan er
nog maximaal 1.100 km worden gereden voordat de
startblokkering wordt geactiveerd.
Voer (3) direct uit, om te voorkomen dat de motor
niet kan worden gestart.
Het AdBlue®-
waarschuwingslampje
knippert zodra het contact is aangezet, in combinatie
met het branden van het waarschuwingslampje
Service en het waarschuwingslampje Zelfdiagnose
motor, een geluidssignaal en een melding die
aangeeft dat de motor niet kan worden gestart.
De startonderbreker voorkomt dat de motor weer
start (de toegestane rijlimiet is overschreden
na bevestiging van een storing van het
emissieregelsysteem).
Start de motor en zie (2).
ServiceBrandt tijdelijk in combinatie met een melding.
Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje gaat
branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp
van de melding op het instrumentenpaneel.
Sommige problemen kunt u zelf oplossen, zoals het
vervangen van de batterij in de afstandsbediening.
Zie (3) voor andere problemen, zoals een storing in
het bandenspanningscontrolesysteem.
Page 22 of 324

20
Instrumentenpaneel
Brandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Er zijn één of meerdere grote storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje gaat
branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp
van de melding op het instrumentenpaneel en voer
vervolgens (3) uit.
Permanent, in combinatie met de melding " Storing parkeerrem".
De functie automatisch uitschakelen van de
elektrische parkeerrem is niet beschikbaar.
Zie (2).
Waarschuwingslampje Service brandt permanent en onderhoudssleutel
knippert, en brandt vervolgens permanent.
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel
mogelijk uitvoeren.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren.
MistachterlichtBrandt permanent. De lamp brandt.
Groene verklikkerlampjes
Stop & Start
Brandt permanent.Wanneer de auto stopt, zet het Stop & Start-
systeem de motor in de STOP-stand.
Knippert tijdelijk. De STOP-stand is momenteel niet
beschikbaar of de START-stand wordt automatisch
geactiveerd.
Zie het deel Rijden voor meer informatie.
Auto is klaar om te rijden (elektrisch)Brandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal als het gaat branden.
De auto is klaar om te rijden en de verwarmings- en
airconditioningsfuncties zijn beschikbaar.
Het lampje gaat uit wanneer er een snelheid van
ongeveer 5 km/h is bereikt en gaat weer branden als
de auto tot stilstand komt.
Het lampje gaat uit als u de motor afzet en uit de
auto stapt.
Hill Assist Descent ControlBrandt permanent. Het systeem is geactiveerd, maar er
wordt niet voldaan aan alle voorwaarden voor de
regeling (hellingspercentage, te hoge snelheid,
ingeschakelde versnelling).
Knippert. De functie regelt de snelheid van de auto.
De auto wordt afgeremd; de remlichten gaan
branden tijdens de afdaling.
Eco-mode (Benzine of Diesel)Brandt permanent. De ECO-mode is actief.
Sommige parameters worden aangepast om het
brandstofverbruik te verlagen.
Automatische ruitenwissersBrandt permanent. De automatische stand van de ruitenwissers
vóór is geactiveerd.
Mistlampen vóórBrandt permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld.
ParkeerlichtenBrandt permanent.De lampen zijn ingeschakeld.
RichtingaanwijzersKnippert, met geluidssignaal.De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
DimlichtBrandt permanent.De lampen zijn ingeschakeld.
GrootlichtassistentBrandt permanent.De functie is via het touchscreen
geactiveerd (menu Rijverlichting/ Auto).
De lichtschakelaar staat in de stand "AUTO".
Zie het deel Verlichting en zicht voor meer
informatie.
Blauwe verklikkerlampjes
Grootlicht
Brandt permanent. De lampen zijn ingeschakeld.
Page 23 of 324

21
Instrumentenpaneel
1Zwarte/witte waarschuwingslampjes
Voet op het rempedaal
Brandt permanent.Rempedaal niet of onvoldoende stevig
ingetrapt.
Bij een auto met een automatische transmissie of
de keuzeschakelaar voor de transmissie (elektrische
auto) moet het rempedaal mogelijk worden ingedrukt
om de transmissie vanuit stand N in een andere
stand te zetten.
Voet op het koppelingspedaalBrandt permanent. Stop & Start: de stand START kan niet
worden geactiveerd, omdat het koppelingspedaal
niet volledig wordt ingedrukt.
Trap het koppelingspedaal volledig in.
Automatische ruitenwissersBrandt permanent. De automatische stand van de ruitenwissers
vóór is geactiveerd.
Hill Assist Descent ControlBrandt permanent. (grijs)
De functie is geactiveerd, maar de werking is
onderbroken omdat de snelheid te hoog is.
Verlaag de rijsnelheid tot lager dan 30
km/h.
Meters
Onderhoudsindicator
De informatie over onderhoudsbeurten wordt
aangegeven in afstand (kilometer of mijl) en tijd
(maanden of dagen).
Er wordt een waarschuwing gegeven zodra een van
deze waarden wordt bereikt.
De informatie over onderhoudsbeurten wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven. Afhankelijk van
de uitvoering van de auto:
–
De kilometerteller geeft de resterende kilometers
tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan
of de afgelegde afstand sinds de verstreken
onderhoudsdatum, voorafgegaan door het teken -.
–
Een waarschuwingsmelding geeft de resterende
kilometers en de tijd tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt aan of hoe lang deze is verstreken.
De weergegeven waarde wordt berekend op basis van het aantal afgelegde kilometers
en de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden weergegeven
als het einde van het onderhoudsinterval in tijd
nadert.
OnderhoudssleutelBrandt tijdelijk bij het aanzetten van het contact.
Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
totdat de eerstvolgende beurt moet worden
uitgevoerd.
Permanent, bij het aanzetten van het contact.
De volgende onderhoudsbeurt moet binnen 1.000
km worden uitgevoerd.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan uw
auto uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippertKnippert en brandt vervolgens permanent, bij het inschakelen van
het contact.
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor, in
combinatie met het waarschuwingslampje Service.)
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
Onderhoudsindicator resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
►
Zet het contact af.
Instrumentenpaneel met lcd-symbolen en -tekst
of instrumentenpaneel met matrixdisplay
► Houd deze toets ingedrukt.
Page 24 of 324

22
Instrumentenpaneel
► Zet het contact aan; de kilometerteller begint
terug te tellen.
►
Laat de toets los als het display
=0 aangeeft; de
sleutel verdwijnt.
Met digitaal instrumentenpaneel
De onderhoudsindicator kan worden gereset met de toets "Check" in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
Als u de accu na deze handeling wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Anders wordt het op
nul zetten van de onderhoudsindicator niet
opgeslagen.
Herinnering onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
Instrumentenpaneel met lcd-symbolen en -tekst
of instrumentenpaneel met matrixdisplay
►
Druk op de resetknop van de dagteller
.
Met digitaal instrumentenpaneel
U kunt service-informatie weergeven door op de toets "Check" in het menu
Rijverlichting
/ Auto
van het touchscreen te
drukken.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden
weergegeven en verdwijnt vervolgens.
Display instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel met lcd-symbolen en -tekst
of instrumentenpaneel met matrixdisplay
Als de auto stilstaat, gebruik de draaiknop
links op het stuurwiel of de toets "SET" op het
instrumentenpaneel om door de menu's te bladeren
en bepaalde instellingen van de auto in te stellen.
Werking van de draaiknop:
–
Indrukken: toegang tot het
algemene menu;
bevestigen van uw keuze.
–
Draaien (niet in een menu): bladeren door de lijst
van beschikbare actieve functies.
–
Draaien (in een menu): omhoog of omlaag gaan
in het menu.
Met digitaal instrumentenpaneel
U kunt sommige instellingen van de auto aanpassen door op de toets "Check" in het menu
Rijverlichting
/ Auto
van het touchscreen te
drukken.
Kilometerteller en dagteller
De kilometerteller en dagteller worden gedurende
30 seconden weergegeven bij het afzetten van het
contact, bij het openen van het bestuurdersportier en
bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller
Deze meet de totale afstand die de auto heeft
afgelegd sinds de eerste tenaamstelling.
Dagteller
Deze geeft het aantal gereden kilometers weer sinds
de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.
Op 0 zetten van de dagteller
Instrumentenpaneel met lcd-symbolen en -tekst
of instrumentenpaneel met matrixdisplay
Page 25 of 324

23
Instrumentenpaneel
1
► Druk bij aangezet contact op de toets totdat de
dagteller op 0 staat.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Bij draaiende motor:
– In zone A is de temperatuur in orde.
–
In zone
B is de temperatuur te hoog. Het
bijbehorende waarschuwingslampje en het
waarschuwingslampje STOP branden rood op
het instrumentenpaneel, er wordt een melding
weergegeven en er klinkt een geluidssignaal.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Zet het contact uit, open voorzichtig de motorkap en controleer het
koelvloeistofniveau.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de
niveaus.
Controle
De temperatuur en de druk in het koelcircuit
beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
►
laat de motor ten minste één uur afkoelen,
►
draai de dop twee omwentelingen los om de druk
te laten dalen,
►
verwijder vervolgens de dop,
►
vul bij tot aan het merkteken "MAX".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het controleren van de niveaus.
Wees voorzichtig bij het bijvullen van de koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul
niet bij tot boven het maximumniveau
(aangegeven op het reservoir).
Motorolieniveaumeter
(Afhankelijk van de uitvoering)
Bij uitvoeringen met een elektrische
motorolieniveaumeter worden bij het aanzetten
van het contact zowel het motorolieniveau als
de onderhoudsindicator enkele seconden op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke
ondergrond staat en de motor minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Met digitaal instrumentenpaneel
U kunt sommige instellingen van de auto aanpassen door op de toets "Check" in het
menu Rijverlichting
/ Auto
van het touchscreen te
drukken.
Instrumentenpaneel met lcd-symbolen en -tekst
of instrumentenpaneel met matrixdisplay
Olieniveau correct
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel.
Page 26 of 324

24
Instrumentenpaneel
Laag olieniveau
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt
dat het olieniveau inderdaad te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het controleren van de niveaus.
Storing in de olieniveaumeter
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de elektrische motorolieniveaumeter wordt het
motorolieniveau niet meer gecontroleerd.
Bij een storing in het systeem moet u het
motorolieniveau met de peilstok in de
motorruimte controleren.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de niveaus.
AdBlue®-actieradiusindicatoren
(BlueHDi)
De BlueHDi-dieselmotoren zijn uitgerust met
een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt
gecombineerd met het SCR-emissieregelsysteem
(Selective Catalytic Reduction) voor de
nabehandeling van de uitlaatgassen. Deze kunnen
niet functioneren zonder AdBlue
®-vloeistof.
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-reservoir
is aangesproken (tussen 2400 en 0 km), gaat bij
het aanzetten van het contact een verklikkerlampje
branden en wordt een melding weergegeven die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt
rijden voordat het opnieuw starten van de motor
automatisch wordt geblokkeerd.
Het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem wordt automatisch
geactiveerd zodra het AdBlue
®-reservoir leeg is.
De motor kan weer worden gestart nadat
AdBlue
® is bijgevuld tot het minimale niveau.
Handmatige weergave van de actieradius
Een actieradius van meer dan 2.400 km wordt niet
automatisch weergegeven.
Instrumentenpaneel met lcd-symbolen en lcd-
tekst / instrumentenpaneel met matrixdisplay
► Druk op deze toets om de actieradius tijdelijk
weer te geven.
Met digitaal instrumentenpaneel
U kunt informatie over de actieradius weergeven door op de toets "Check" in het
menu Rijverlichting
/ Auto
van het touchscreen te
drukken.
Benodigde maatregelen vanwege te weinig
AdBlue®
De volgende waarschuwingslampjes gaan branden
wanneer de hoeveelheid AdBlue® minder is dan de
reservevoorraad die goed is voor een actieradius
van 2.400 km.
Samen met de waarschuwingslampjes herinneren
meldingen u er regelmatig aan dat u het reservoir
moet bijvullen om te voorkomen dat de motor
niet meer kan worden gestart. Zie het hoofdstuk
Waarschuwings- en controlelampjes voor
informatie over de weergegeven meldingen.
Page 27 of 324

25
Instrumentenpaneel
1Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over AdBlue® (BlueHDi) en met
name over het bijvullen ervan.
Met 1.6 BlueHDi (Euro 6.1) motoren
Waarschu-
wings-/controle- lampjes aan Actie
Resterende
actieradius
Vul zo snel
mogelijk bij.Tussen
2.400 km en
600 km
Bijvullen is
noodzakelijk;
de kans bestaat
dat de motor
niet meer kan
worden gestart.Tussen 600
km en 0 km
De motor
kan pas weer
starten als er
minimaal 5 liter
AdBlue
® aan
het reservoir is
toegevoegd. 0 km
Bij 1.5 BlueHDi-motoren (Euro 6.2 / 6.3)
Waarschu-
wings-/
controle-
lampjes aan Actie
Resterende
actieradius
Vul bij.Tussen
2.400 km en
800 km
Vul zo snel
mogelijk bij.Tussen
800 km en
100
km
Bijvullen is
noodzakelijk;
de kans bestaat
dat de motor
niet meer kan
worden gestart.Tussen 100
en 0 km
De motor
kan pas weer
starten als er
minimaal 5 liter
AdBlue
® aan
het reservoir is
toegevoegd. 0 km
Storing in het SCR-emissieregelsysteem
Storingsdetectie
Als er een storing wordt
gedetecteerd, gaan deze
waarschuwingslampjes
branden in combinatie met een
geluidssignaal en de melding
"
Storing emissieregeling" of
" NO START IN".
De waarschuwing wordt tijdens het rijden gegeven
zodra de storing voor de eerste keer wordt
gedetecteerd en vervolgens steeds bij het aanzetten
van het contact zolang de storing niet is verholpen.
Bij een tijdelijke storing verdwijnt de waarschuwing tijdens de volgende rit na de
zelfdiagnose van het SCR-emissieregelsysteem.
Storing bevestigd tijdens de toegestane
rijfase (tussen 1.100 en 0 km)
Als de storingsmelding na 50 km rijden nog steeds
wordt weergegeven, wordt de storing in het SCR-
systeem bevestigd.
Het AdBlue-waarschuwingslampje knippert en
er wordt een melding weergegeven ("Storing
emissieregeling: starten niet meer mogelijk
over X km") of ("NO START IN X km"), met de
actieradius in kilometers.
Tijdens het rijden wordt de melding elke 30
seconden weergegeven. De waarschuwing wordt
Page 28 of 324

26
Instrumentenpaneel
opnieuw weergegeven zodra het contact wordt
aangezet.
U kunt nog 1.100 km rijden voordat het systeem het
starten van de motor blokkeert.
Laat het systeem door een PEUGEOT- dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats controleren.
Starten geblokkeerd
Telkens wanneer het contact wordt aangezet, wordt
de melding "Storing emissieregeling: starten
geblokkeerd" of "NO START IN" weergeven.
Om de motor weer te kunnen starten Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Vermogensmeter (elektrisch)
CHARGE
Tractiebatterij laadt op tijdens het vaart minderen en
remmen.
ECO
Beperkt energieverbruik en optimale actieradius.
POWER
Energieverbruik door de aandrijflijn tijdens het
accelereren
NEUTRAAL
Wanneer het contact is aangezet, dan kan de
elektrische aandrijflijn van de auto geen energie
verbruiken of genereren; als u over de indicator
veegt, gaat de cursor terug naar de "neutrale"
positie: tussen ECO en CHARGE.
Wanneer bij afgezet contact het bestuurdersportier wordt geopend, wordt de
indicator geactiveerd en gaat deze naar de
neutrale positie: tussen ECO en CHARGE.
Laadniveaumeter (elektrisch)
Het actuele laadniveau van de tractiebatterij en de
resterende actieradius worden continu weergegeven
als de auto is gestart.
Als het contact is afgezet, wordt de meter bij het openen van het bestuurdersportier
geactiveerd.
Bijbehorende waarschuwingslampjes
De bestuurder wordt door middel van twee
opeenvolgende waarschuwingen gewaarschuwd
voor een laag energieniveau:
1e waarschuwing: reserve
De tractiebatterij is bijna leeg. Brandt permanent, met de indicator in het
rode gebied, in combinatie met een geluidssignaal.
►
Bekijk de resterende actieradius op het
instrumentenpaneel.
►
Laad de tractiebatterij zo snel mogelijk op.
2e waarschuwing: kritiek
De laadtoestand van de tractiebatterij is kritiek.
Brandt permanent, in combinatie met het
waarschuwingslampje voor de reservehoeveelheid
en een geluidssignaal.
►
De tractiebatterij moet direct worden opgeladen.
De resterende actieradius wordt niet meer berekend. Het vermogen van de aandrijflijn
neemt geleidelijk af.
De verwarming en airconditioning worden
uitgeschakeld (ook als de verbruiksmeter
van de thermisch-comfortfuncties niet op het
niveau
"ECO" staat).
Page 29 of 324

27
Instrumentenpaneel
1Verbruiksmeter thermisch-
comfortfuncties (elektrisch)
(Afhankelijk van de uitvoering)
Deze meter toont het verbruik van de elektrische
energie van de tractiebatterij door de voorzieningen
voor het thermische comfort in het interieur.
De betreffende voorzieningen zijn de verwarmings-
en airconditioningssystemen.
Deze systemen kunnen worden gebruikt:
–
Als de auto niet wordt opgeladen, wanneer het
lampje READY brandt.
–
Als de auto wordt opgeladen, wanneer het contact
is aangezet (stand "Lounge").
Wanneer de ECO-modus is geselecteerd, worden
de prestaties van bepaalde uitrustingselementen
beperkt. De verbruiksmeter van de thermisch-
comfortfuncties gaat dan naar de zone "ECO".
Als u het interieur snel wilt verwarmen of koelen, dan kunt u tijdelijk de maximale
stand van de verwarming of airconditioning
selecteren.
Wanneer de verwarming op de hoogste
stand staat, bevindt de verbruiksmeter van de
thermisch-comfortfuncties zich in de zone MAX.
Wanneer de airconditioning op de hoogste stand
staat, blijft de meter in de zone ECO.
Bij overmatig gebruik van de thermisch-
comfortfuncties, vooral bij lage snelheden, kan de
actieradius van de auto aanzienlijk afnemen.
Optimaliseer de instellingen van de
uitrustingselementen zodra het gewenste
comfortniveau is bereikt en stel ze indien nodig af
wanneer u de auto start.
Wanneer de verwarming langere tijd niet is
gebruikt, kunt u een bepaalde geur ruiken
gedurende de eerste minuten dat de verwarming
weer is ingeschakeld.
Dimmer
dashboardverlichting
Hiermee kunt u de lichtsterkte van de verlichting van
het instrumentenpaneel en de bedieningselementen
handmatig aanpassen aan de lichtsterkte van de
omgeving.
Instrumentenpaneel met
lcd-symbolen en -tekst /
instrumentenpaneel met
matrixdisplay
Druk terwijl de verlichting brandt (niet in de stand
AUTO) op toets A om de verlichting feller te laten
branden of op toets B om de verlichting te dimmen.
Laat de toets los zodra de gewenste lichtsterkte is
bereikt.
Met digitaal
instrumentenpaneel
Met touchscreen met
Bluetooth-audiosysteem
► Druk op het menu Instellingen.
Page 30 of 324

28
Instrumentenpaneel
► Selecteer "Display".
► Stel de helderheid in met de
toetsen.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Selecteer " Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op een
willekeurig gedeelte) om het weer in te schakelen.
Met PEUGEOT Connect Radio
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen" te selecteren.
► Selecteer " Lichtsterkte".
► Stel de lichtsterkte af door op de pijlen te
drukken of de cursor te verplaatsen.
De instellingen worden direct toegepast.
►
Druk buiten het instellingenvenster op het
scherm om af te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen" te selecteren.
► Selecteer " Dark".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op een
willekeurig gedeelte) om het weer in te schakelen.
Met PEUGEOT Connect Nav
Met de lichten ingeschakeld:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen" te selecteren.
►
Selecteer "
OPTIES".
► Selecteer " Schermconfig.".
►
Selecteer het tabblad "
Lichtsterkte".
► Stel de lichtsterkte van het
instrumentenpaneel en het scherm af door
op de pijlen te drukken of de cursor te verplaatsen.
► Druk op deze toets om op te slaan en af
te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen" te selecteren.
► Selecteer " Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op een
willekeurig gedeelte) om het weer in te schakelen.
Boordcomputer
Toont informatie over de huidige rit (actieradius, brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, enz.).
Informatiedisplay
Informatie wordt na elkaar weergegeven.
– Afgelegde kilometers
–
De actieradius.
–
Huidig brandstofverbruik.
–
Gemiddelde snelheid.
–
T
eller van het Stop & Start-systeem. –
Informatie van het systeem voor
snelheidslimietherkenning.
► Druk op de toets aan het uiteinde van de
ruitenwisserhendel.
► Of druk op de draaiknop op het stuurwiel.
Traject resetten
De reset wordt uitgevoerd wanneer de dagteller
wordt weergegeven.
►
Druk langer dan twee seconden op de toets op
het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar.
►
Druk langer dan twee seconden op de knop op
het stuurwiel.