Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2017Pages: 348, PDF Size: 5.98 MB
Page 301 of 348

Controleren en bijvullen
Enkel wanneer u deze hoeveelheid tankt, de-
t ect
eer t
het systeem dat AdBlue ®
werd bijge-
vuld en kunt u de motor opnieuw starten. De
maximale hoeveelheid die u kunt tanken is
12 liter.
Contact uitschakelen. Als het contact niet is
uitgeschakeld tijdens het vullen, verschijnt
op het scherm van het instrumentenpaneel
mogelijk nog steeds de indicatie dat u pro-
duct moet bijvullen.
Vulopening van tank openen
● Tankklep openen.
● Draai de dop van de vulopening van de
tank linksom lo
s.
Bijvullen met een vulfles
Gebruik enkel AdBlue ®
die voldoet aan de
norm ISO 22241-1. Gebruik enkel originele
verpakkingen.
● Houd rekening met de aanwijzingen en ge-
gevens
van de fabrikant van de vulfles.
● Controleer de vervaldatum.
● Draai de dop van de vulfles los.
● Steek de hals van de fles verticaal in de vu-
lopening van de t
ank en schroef de fles met
de hand rechtsom vast.
● Druk de vulfles in de richting van de vulo-
pening en houd ze in die po
sitie.●
Wacht t
ot de inhoud van de fles in de Ad-
Blue ®
-tank gelopen is. De fles mag niet sa-
mengedrukt of gebroken worden!
● Schroef de fles linksom los en trek ze voor-
zichtig naar bo
ven weg ››› .
● De AdBlue ®
-tank
is
vol wanneer geen vloei-
stof meer uit de fles komt.
Vulopening van tank sluiten
● Draai de dop van de vulopening van de
tank rec
htsom in tot hij vastklikt.
● Tankklep sluiten.
Handelingen vóór het
wegrijden
● Na het vullen schakelt u enkel het c
ontact
in.
● Laat het contact minstens 30 seconden in-
gesc
hakeld zodat het systeem de vulling kan
detecteren.
● Zet de motor niet aan tot de 30 seconden
verstr
eken zijn! ATTENTIE
De AdBlue ®
mag enkel bew
aard worden in de
originele verpakking, goed gesloten en op
een veilige plaats.
● Bewaar AdBlue ®
nooit in leg
e blikjes, fles-
sen of vergelijkbare verpakkingen, omdat an-
dere personen zich dan kunnen vergissen.
● Bewaar AdBlue ®
steeds
buiten bereik van
kinderen. VOORZICHTIG
● Gebruik enk el
AdBlue®
die voldoet aan de
norm ISO 22241-1. Gebruik enkel originele
verpakkingen.
● Meng AdBlue ®
nooit met wat
er, brandstof
of additieven. Eender welke storing veroor-
zaakt door een mengsel valt niet onder de ga-
rantie.
● Vul AdBlue ®
nooit in de dieseltank! Doet
u
dit toch dan kan de motor beschadigd raken!
● Neem de vulfles niet continu mee in de wa-
gen. Indien de fles
lekt (door temperatuur-
schommelingen of schade aan de fles), kan
AdBlue ®
het interieur van de wagen bescha-
digen. Milieu-aanwijzing
Lever de vulfles met het oog op milieube-
schermin g in b
ij geschikte inzamelpunten. Let op
Bij de SEAT-dealers kunt u geschikte vulfles-
sen van AdBlue ®
aan s
chaffen. 299
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 302 of 348

Aanwijzingen
Motorruimte Vloei s
tof
niveaus controleren Afb. 221
Afbeelding met de plaats van de elemen-
ten. Het peil van de verschillende vloeistoffen van
de w
ag
en dient r
egelmatig gecontroleerd te
worden. De vloeistoffen niet onderling ver-
wisselen, omdat dit ernstige schade aan de
motor tot gevolg heeft.
Koelvloeistofexpansiereservoir
Peilstok motorolie
Vulopening motorolie
Remvloeistofreservoir
Startaccu onder afdekking
Ruitensproeiervloeistofreservoir
1 2
3
4
5
6 Het controleren en bijvullen van de vloeistof-
f
en w
ordt
bij de eerder genoemde onderde-
len uitgevoerd. Deze handelingen worden be-
schreven op ››› pag. 300.
Overzicht in tabelvorm
Nadere verklaringen, aanwijzingen en beper-
kingen op de technische gegevens vindt u
vanaf ››› pag. 320. Werken in de motorruimte Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 11
Bij werkzaamheden in de motorruimte, bijv.
het controleren en het bijvullen van vloei-
stoffen, kunnen verwondingen, verbrandin-
gen, gevaar voor ongelukken en voor brand
ontstaan. Daarom beslist de volgende aan-
wijzingen en de algemeen geldende veilig-
heidsvoorschriften opvolgen. Het motorcom-
partiment van de wagen is een gevaarlijk ge-
bied! ››› 300
Page 303 of 348

Controleren en bijvullen
ATTENTIE
● Zet de mot or uit, h
aal de sleutel uit het con-
tact en trek de handrem aan. Als de wagen
een schakelbak heeft, zet de versnellings-
hendel dan in de vrijstand; heeft de wagen
een automatische transmissie, plaats de keu-
zehendel dan in de stand P. Laat de motor af-
koelen.
● Houd kinderen ver van het motorcomparti-
ment.
● Mors nooit
vloeistoffen die gebruikt wor-
den voor de werk
ing van de wagen op de mo-
torruimte, want deze vloeistoffen kunnen
vlam vatten (bijv. de antivries die de koel-
vloeistof bevat).
● Kortsluiting in de elektrische installatie
voorkomen - in het b
ijzonder bij de accu.
● Als u werkzaamheden uitvoert in het mo-
torcomp
artiment, houd er dan rekening mee
dat de koelluchtventilator ook bij uitgescha-
keld contact plotseling in werking kan treden
– gevaar voor verwondingen.
● Bedek de motor nooit met extra isolatiema-
terial
en zoals een deken. Brandgevaar!
● Nooit de vuldop van het koelvloeistofreser-
voir openen zo
lang de motor warm is. Het
koelsysteem staat onder druk!
● Vuldop bij het openen met een grote lap af-
dekken om gezic
ht, handen en armen tegen
hete damp of hete koelvloeistof te bescher-
men.
● Als u controlewerkzaamheden moet uitvoe-
ren bij draaiende mot
or, kunnen de draaiende delen (zoals de geribde riem, dynamo en
koelluc
ht
ventilator) alsmede de ontsteking
met de daarin heersende hoogspanning ge-
vaarlijk zijn.
● De hierna vermelde waarschuwingsaanwij-
zingen op
volgen, als werkzaamheden aan het
brandstofsysteem of aan de elektrische in-
stallatie nodig zijn:
– Startaccu altijd losmaken van de elektri-
sche installatie.
– Niet roken.
– Nooit in de buurt van open vuur werken.
– Altijd een goed functionerende brand-
blusser gereedhouden. VOORZICHTIG
Haal de vloeistoffen niet door elkaar bij het
bijv u
llen, anders kunnen ernstige storingen
en motorschade het gevolg zijn. Milieu-aanwijzing
De grond onder de wagen regelmatig contro-
leren, opd at
lekkages op tijd worden opge-
merkt. Als daar vlekken van olie of andere
vloeistoffen te zien zijn, de wagen ter contro-
le naar de werkplaats brengen. Let op
Bij wagens met rechts stuur* zitten bepaalde
reser v
oirs aan de andere zijde van de motor-
ruimte ››› afb. 221. Motorkap openen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 11
De motorkap wordt vanuit het interieur ont-
grendeld.
Zorg ervoor dat de ruitenwisserarmen niet
omhoog staan. Anders kan er lakschade ont-
staan.
De motorkap kan uitsluitend worden ontgren-
deld als het portier aan bestuurderszijde ge-
opend is. ATTENTIE
De motorkap nooit openen indien stoom uit
de motorruimte k omt
of koelvloeistof drupt.
Anders bestaat er gevaar voor brandwonden!
Wachten tot er geen damp of koelvloeistof
meer tevoorschijn komt. Motorkap sluiten
–
De motorkap iets oplichten.
– De motorkapsteun loshaken en weer onder
druk in de houder p l
aatsen.
– Sluit
de motorkap zonder hem te laten val-
len.
– De motork
ap zo ver omlaag trekken, tot de
kracht
van de gasdrukveer is overwonnen. »
301
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 304 of 348

Aanwijzingen
– Mot ork
ap in de v
ergrendeling laten vallen.
Niet nadrukken ››› .
ATTENTIE
● Om vei ligheid
sredenen moet de motorkap
tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn.
Controleer daarom altijd of de kap goed in het
slot is gevallen, nadat u de motorkap hebt
gesloten. Dat is het geval als de motorkap
nergens boven de aangrenzende carrosserie-
delen uitsteekt.
● Als u tijdens het rijden merkt dat de ver-
grendeling niet
vastzit, direct stoppen en de
motorkap sluiten. Anders bestaat er gevaar
voor ongelukken. Motorolie
A l
g emene aan
wijzingenDe motor wordt af fabriek voorzien van een
s
pec
ial
e multigrade-olie geschikt voor elk
jaargetijde.
Omdat het gebruik van een hoogwaardige
olie een voorwaarde is voor het correct functi-
oneren en de duurzaamheid van de motor,
dient uitsluitend olie volgens de VW-normen
gebruikt te worden als u olie bijvult of ver-
verst.
De specificaties die op de volgende bladzijde
staan (VW-normen) moeten op de verpakking vermeld staan; indien op de verpakking van
de olie zo
wel de normen voor zowel benzine-
als voor dieselmotoren vermeld staan, mag
de olie zonder onderscheid voor beide soor-
ten motoren gebruikt worden.
Geadviseerd wordt het verversen van de olie
uit te laten voeren door een Technische
Dienst of een gespecialiseerde werkplaats,
volgens het Onderhoudsprogramma.
De voor de motor in uw wagen geldende olie-
specificaties staan in ›››
pag. 51, Eigen-
schappen van de olie .
Onderhoudsintervallen
De onderhoudsintervallen kunnen flexibel
(service-interval met lange duur) of vast (af-
hankelijk van de tijd of het gereden aantal ki-
lometers).
Als op de binnenkant van de omslag van het
Onderhoudsprogramma de aanduiding PR
QI6 voorkomt, betekent dit dat voor de wa-
gen een service-interval met lange duur van
toepassing is, terwijl de aanduidingen QI1,
QI2, QI3, QI4 of QI7 staan voor een onder-
houdsinterval op basis van tijd of kilometers.
Variabele onderhoudsintervallen (Service-In-
tervallen met Lange Duur*)
Er zijn speciale oliën en controles ontwikkeld
die, afhankelijk van de rijomstandigheden en
rijstijl van de bestuurder, de verversingsinter- vallen kunnen verlengen (service-intervallen
met lang
e duur).
Het gebruik van deze oliën is een voorwaarde
voor het verlengen van deze onderhoudsin-
tervallen, neem daarbij altijd het volgende in
acht:
● Vermeng de olie niet met de voor vaste on-
derhoudsinter
vallen voorgeschreven olie.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil te l
aag is ››› pag. 303 en LongLife-olie
niet beschikbaar is, mag met oliesoorten
voor vaste onderhoudsintervallen
››› pag. 51 maximaal 0,5 liter eenmalig
worden bijgevuld.
Vaste onderhoudsintervallen*
Als er voor de wagen geen "Service-interval
met lange duur" van toepassing is of dit in-
terval op verzoek niet wordt toegepast, ge-
bruik dan olie voor vaste onderhoudsinter-
vallen die wordt vermeld in ›››
pag. 51,
Eigenschappen van de olie . In dit geval geldt
voor uw wagen een vast onderhoudsinterval
van 1 jaar of 15.000 km (wat het eerst wordt
bereikt) ››› brochure Onderhoudsprogramma.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil te l
aag is ››› pag. 303 en de voor uw wa-
gen voorgeschreven olie niet beschikbaar is,
mag met oliesoorten volgens specificatie
ACEA A2 of ACEA A3 (benzinemotoren) resp.
ACEA B3 of ACEA B4 (dieselmotoren) hoog-
stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld.
302
Page 305 of 348

Controleren en bijvullen
Wagens met roetfilter voor dieselmotoren*
In het Onderhoud
spr
ogramma staat of uw
wagen met een roetfilter voor dieselmotoren
is uitgerust.
Bij wagens die zijn uitgerust met een roetfil-
ter voor dieselmotoren mag uitsluitend mo-
torolie volgens specificatie VW 507 00 wor-
den bijgevuld. Dat is een low SAPS-motor-
olie. Het gebruik van andere typen motorolie
kan ertoe leiden dat het roetfilter eerder ver-
stopt raakt, waardoor de levensduur ervan
wordt verminderd. Daarom:
● Niet vermengen met andere oliesoorten.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil te l
aag is ››› pag. 303 en de voor uw wa-
gen voorgeschreven olie niet beschikbaar is,
mag met oliesoorten volgens specificatie
VW 506 00 resp. VW 506 01 of VW 505 00
resp. VW 505 01 of ACEA B3 resp. ACEA B4
hoogstens 0,5 liter eenmalig worden bijge-
vuld. Motoroliepeil controleren Afb. 222
Oliepeilstok. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 50
Het motoroliepeil kan op de oliepeilstok wor-
den afgelezen.
Oliepeil controleren
– De wagen in horizontale stand parkeren.
– De motor kort stationair laten draaien en
uitzetten wanneer de bedrijf
stemperatuur
bereikt is.
– Ca. twee minuten wachten.
– Oliepeilstok uit de geleidingspijp trekken.
Oliepeils
tok met een schone doek afvegen
en tot de aanslag weer in de geleidingspijp
duwen. –
Vervo
lgens de oliepeilstok er weer uittrek-
ken en het oliepeil controleren ››› afb. 222.
Indien nodig motorolie bijvullen.
Afhankelijk van de rijstijl en het gebruik van
de wagen kan het olieverbruik tot 0,5 l/1.000
km bedragen. Bij de eerste 5.000 kilometer
kan het verbruik hoger liggen. Het motorolie-
peil moet daarom regelmatig worden gecon-
troleerd - bij voorkeur elke keer bij het tanken
en vóór langere ritten. ATTENTIE
Werkzaamheden aan de motor of in de motor-
ruimte dienen met de nodig e
voorzichtigheid
uitgevoerd te worden.
● Let vóór alle werkzaamheden in het motor-
compartiment
op de waarschuwingen ››› pag.
300. VOORZICHTIG
Als het oliepeil zich boven het gebied A be-
vindt, de motor niet s
tarten. Dit kan schade
aan de motor en de katalysator tot gevolg
hebben. Een Technische Dienst raadplegen. 303
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 306 of 348

Aanwijzingen
Motorolie bijvullen Afb. 223
In de motorruimte: dop van de mo-
t or
olie-
vulopening. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 50
Voordat u de motorkap opent, eerst de waar-
schuwingen lezen en deze opvolgen ››› in
W erk
en in de mot orruimt
e op pag. 301.
De plaats van de oliepeilstok is in de betref-
fende afbeelding van het motorcompartiment
weergegeven ››› pag. 300.
Motoroliespecificatie ›››
pag. 51
. ATTENTIE
Olie kan gemakkelijk branden! Wanneer u
olie bij v
ult, mag er geen olie op hete motor-
delen komen. VOORZICHTIG
Als het oliepeil zich boven het gebied A be-
vindt, de motor niet s
tarten. Dit kan schade
aan de motor en de katalysator tot gevolg
hebben. Ga dan naar een gespecialiseerde
werkplaats. Milieu-aanwijzing
Het oliepeil mag in geen geval boven gebied A liggen. Anders kan olie via de carteront-
luchting w or
den aangezogen en door de uit-
laat in de atmosfeer komen. Let op
Alvorens een lange reis te gaan maken, advi-
seren wij u v
oor vertrek motorolie met de
overeenkomstige VW specificatie te kopen en
in uw wagen mee te nemen. Zo beschikt u al-
tijd over de juiste motorolie om bij te vullen
indien dit nodig mocht zijn. Motorolie verversen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 50.
De motorolie wordt bij onderhoudswerk-
zaamheden ververst.
Wij adviseren u daarom om de motorolie bij
een Technische Dienst te laten verversen. In het Onderhoudsprogramma staat vermeld
wanneer de motoro
lie moet worden ververst. ATTENTIE
Motorolie alleen zelf verversen, wanneer u
over de noodz ak
elijke vakkennis beschikt!
● Voordat u de motorkap opent, eerst de
waarsc
huwingen lezen en deze opvolgen
››› pag. 300.
● Motor eerst laten afkoelen. Hete olie kan
brandwonden v
eroorzaken.
● Een beschermende bril dragen - gevaar
door etsende werkin
g van oliespetters.
● Uw arm horizontaal houden, als u de olie-
aftapp
lug met de hand losdraait, zodat de er-
uit lopende olie niet langs uw arm naar bene-
den kan lopen.
● Als uw huid met motorolie in contact is ge-
komen, dan dient u u
w huid vervolgens gron-
dig te wassen.
● Olie is giftig! Oude olie buiten het bereik
van kinderen bew
aren. VOORZICHTIG
Geen extra smeermiddel aan de motorolie
toevoe g
en. De motor kan hiervan schade on-
dervinden. Schade die door zulke middelen
ontstaat, valt niet onder de garantie. 304
Page 307 of 348

Controleren en bijvullen
Milieu-aanwijzing
● Omdat de o lie c
orrect moet worden afge-
voerd en vanwege de benodigde speciale ge-
reedschappen en vakkennis adviseren wij u
de motorolie en het oliefilter bij een Techni-
sche Dienst te laten verversen.
● In geen geval mag olie in de riolering of in
de grond terec
htkomen.
● Voor het opvangen van de afgewerkte olie
een hiervoor bes
temde bak gebruiken die de
gehele oliehoeveelheid van uw motor kan op-
vangen. Koelsysteem
K oelvloei
st
of bijvullenLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 51
Vul koelvloeistof bij zodra het peil daarvan
onder de markering MIN (minimum) komt.
Koelvloeistofpeil controleren
– De wagen in horizontale stand parkeren.
– Contact uitschakelen.
– Lees het koelvloeistofpeil op het koelvloei-
stofe
xpansiereservoir af. Bij warme motor
moet het koelvloeistofpeil tussen de mar-
keringen staan. Bij warme motor kan het peil ook iets boven de MAX-markering lig-
gen.
Antivries/wat
er bijvullen
– Motor laten afkoelen.
– Bedek de vuldop van het koelvloeistofex-
pansier
eservoir met een doek en draai de-
ze voorzichtig naar links ››› .
– Vul alleen koelvloeistof bij indien in het ex-
pan
sier
eservoir nog koelvloeistof aanwezig
is; indien dit niet het geval is, kan de motor
beschadigd raken. Indien geen koelvloei-
stof meer aanwezig is in het expansiereser-
voir, niet verder rijden. Roep de hulp van
vakmensen in ››› .
– Als nog een restant koelvloeistof aanwezig
is
in het e
xpansiereservoir, vul dan bij tot
de max. markering.
– Vul koelvloeistof bij totdat het niveau sta-
biel blijf
t.
– Vuldop goed vastdraaien.
Koelvloeist
ofverlies moet in de eerste plaats
in lekkage worden gezocht. Wend u direct tot
een gespecialiseerde werkplaats om het
koelsysteem te laten controleren. Bij een
dicht koelsysteem kunnen verliezen alleen
voorkomen, als de koelvloeistof door over-
verhitting kookt en daardoor uit het koelsys-
teem wordt geperst. ATTENTIE
● Het koel sy
steem staat onder druk! De vul-
dop van het koelvloeistofexpansiereservoir
niet openen zolang de motor warm is - gevaar
voor brandwonden!
● Antivries en koelvloeistof zijn schadelijk
voor de gezondheid. D
e antivries daarom al-
leen in de originele verpakking en buiten het
bereik van kinderen bewaren. Anders bestaat
gevaar voor vergiftiging.
● Als u werkzaamheden uitvoert in het mo-
torcomp
artiment, houd er dan rekening mee
dat de radiateurventilator ook bij uitgescha-
keld contact plotseling in werking kan treden
- gevaar voor verwondingen! ATTENTIE
Als er zich onvoldoende koelvloeistof in het
koelsy s
teem bevindt, dan kunnen er zich fou-
ten in de motor voordoen en kunnen er bijge-
volg ernstige verwondingen worden opgelo-
pen.
● Er moet worden nagegaan of het additie-
fpercentag
e juist is, rekening houdend met
de laagst voorziene omgevingstemperatuur
op de plaats waar de wagen gebruikt zal wor-
den.
● Als er een extreem lage buitentemperatuur
is, kan de koelvloei
stof bevriezen en kan de
wagen niet meer bewegen. Omdat in dat ge-
val ook de verwarming niet werkt, kunnen in-
zittenden die niet warm genoeg zijn gekleed
doodvriezen. » 305
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 308 of 348

Aanwijzingen
VOORZICHTIG
Vul geen koelvloeistof bij als geen vloeistof
meer aanwez ig i
s in het expansiereservoir! Er
kan zo lucht in het koelsysteem terechtko-
men. In dat geval, niet verder rijden. Roep de
hulp van vakmensen in. Gevaar voor motor-
schade! VOORZICHTIG
De originele additieven mogen niet worden
gemengd met k
oelvloeistoffen die niet zijn
goedgekeurd door SEAT. Deze mengsels kun-
nen ernstige schade veroorzaken aan de mo-
tor en het koelsysteem.
● Als de vloeistof in het expansiereservoir
niet lila i
s maar bijvoorbeeld bruin, dan is het
additief G13 waarschijnlijk gemengd met een
niet-geschikte koelvloeistof. In dat geval
moet de koelvloeistof direct worden ververst.
Anders kan de werking van de wagen ernstig
verstoord worden en kan de motor defect ra-
ken! Milieu-aanwijzing
De koelvloeistof en de toevoegingen kunnen
het milieu v
ervuilen. Indien een bedrijfsvloei-
stof vrijkomt, moet die op een daartoe ge-
schikte wijze worden opgevangen en op mili-
euvriendelijke wijze worden afgevoerd. Remvloeistof
R em
vloei s
tof bijvullen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 52
Remvloeistofpeil controleren
Het remvloeistofpeil moet tussen de marke-
ringen MIN en MAX liggen.
Als het vloeistofpeil echter in korte tijd sterk
daalt of onder de MIN-markering zakt, kan
het remsysteem lek zijn. Roep de hulp van
vakmensen in. Een controlelampje in het in-
strumentenpaneel bewaakt ook het remvloei-
stofpeil ›››
pag. 111.
Bij wagens met rechts stuur zit het reservoir
aan de andere zijde van het motorcomparti-
ment.
Remvloeistof verversen
In het Onderhoudsprogramma vindt u de re-
guliere intervallen voor vervanging van de
remvloeistof. Het wordt aanbevolen deze
vloeistof te laten vervangen in een erkend
servicecentrum van SEAT, tijdens een inspec-
tieservice. ATTENTIE
● Remvloei s
tof alleen in de gesloten origine-
le verpakking en buiten het bereik van kinde-
ren bewaren - vergiftingsgevaar!
● Bij te oude remvloeistof kan het bij grote
belastin
g van de remmen tot belvorming in
het remsysteem komen. Hierdoor worden de
remwerking en bijgevolg de rijveiligheid ver-
minderd. Gevaar voor ongelukken. VOORZICHTIG
De remvloeistof mag niet in contact komen
met de lak
van de wagen, omdat deze vloei-
stof etsend is. Reservoir ruitensproeiervloei-
s
t
of
R uit
ensproeiervloeistofpeil controle-
ren en vloeistof bijvullen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 52
Controleer regelmatig het ruitensproeier-
vloeistofpeil en vul dit zo nodig bij.
Het ruitensproeiervloeistofreservoir bevat rei-
nigingsvloeistof voor de voorruit, de achter-
ruit en de koplampsproeiers*.
● Open de motorkap ›››
p
ag. 300.
306
Page 309 of 348

Controleren en bijvullen
● Het ruit
ens
proeiervloeistofreservoir is her-
kenbaar aan het symbool op de dop.
● Controleer of er voldoende ruitensproeier-
vloeistof
in het reservoir zit.
Aanbevolen ruitenwissers
● Voor de warmere jaargetijden adviseren wij
G 052 184 A1, voor helder
e ruiten in de zo-
mer. Mengverhoudingen in het waterreser-
voir: 1:100 (1 deel concentraat op 100 delen
water).
● Voor het gehele jaar rond, G 052 164 A2
voor heldere ruit
en. Mengverhouding bij be-
nadering voor de winter, tot -18°C (0°F): 1:2
(1 deel concentraat op 2 delen water); anders
1:4 in het waterreservoir.
Vulhoeveelheden
De vulhoeveelheid van het reservoir bedraagt
ongeveer 3 liter in versies zonder koplamps-
proeiers en 5 liter in versies met koplamps-
proeiers. ATTENTIE
Als het water voor de ruitensproeiers niet vol-
doende antivries bev at, k
an dit op de voorruit
en achterruit bevriezen en het zicht vooraan
en achteraan beperken.
● Gebruik in de winter alleen ruitensproeiers
met vo
ldoende antivries.
● Gebruik de ruitensproeierinstallatie niet bij
winterse t
emperaturen zonder eerst de voor- ruit met het ventilatiesysteem te verwarmen.
De antivries
k
an op de voorruit bevriezen en
zo het zicht bemoeilijken. ATTENTIE
Nooit antivries of andere soortgelijke toevoe-
gin gen aan de vloei
stof in het ruitensproeier-
vloeistofreservoir toevoegen. Dit kan een vet-
tige laag op het glas achterlaten die het zicht
belemmert.
● Schoon water met een door SEAT aanbevo-
len glasr
einiger gebruiken.
● Indien nodig, een geschikte antivries aan
de vloeist
of in het ruitensproeiervloeistofre-
servoir toevoegen. VOORZICHTIG
● Nooit door S EA
T aanbevolen reinigingsmid-
delen met andere reinigingsmiddelen men-
gen. De onderdelen kunnen gaan vlokken
waardoor de ruitenwissersproeiers verstopt
kunnen raken.
● In geen geval de werkzame vloeistoffen tij-
dens het
vullen niet verwisselen. Anders zijn
ernstige storingen en motorschade het ge-
volg!
● De afwezigheid van ruitensproeiervloeistof
leidt tot
een beperking van het zicht door de
voorruit en, in modellen met koplampsproei-
ers, tot een verlies van zicht in de lichten. Accu
A l
g emeen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 52.
De accu bevindt zich in het motorcomparti-
ment en is nagenoeg onderhoudsvrij. Deze
wordt in het kader van onderhoud gecontro-
leerd. Controleer in de zomer en winter echter
wel of de aansluitingen van de accu schoon
zijn en de klemmen goed vast zitten.
Losmaken van de accukabels
Ontkoppel de accu alleen in uitzonderlijke
gevallen. Bij het ontkoppelen van de accu
gaan enkele functie-instellingen van de wa-
gen "verloren" ( ›››
Tab. op pag. 307). De
functies moeten, nadat de kabels zijn aange-
sloten, weer worden geprogrammeerd.
Alvorens de minkabel van de accu los te ma-
ken, het alarmsysteem* uitschakelen. Anders
wordt het alarm geactiveerd.
FunctieHerprogrammeren
Openings-/sluitauto-
maat van de elektrische
ruitbediening››› pag. 134, Sluit-/ope-
ningsautomaat.
Sleutel met afstandsbe-
dieningAls de wagen niet reageert
op de sleutel, moet deze
worden gesynchroniseerd
››› pag. 126.
» 307
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 310 of 348

AanwijzingenFunctieHerprogrammeren
Digitale klok›››
pag. 109.
ESC-controlelampjeZodra enkele meters wordt
gereden, gaat het lampje
uit. Wagen gedurende langere tijd niet gebruiken
De wag
en i
s voorzien van een interieurbewa-
kingssysteem dat stroom verbruikt als de
motor stilstaat, dus ook tijdens lange perio-
des van stilstand ››› pag. 292. Het is dan ook
mogelijk dat bepaalde functies, zoals de in-
terieurverlichting of de bediening op afstand
van de portieren, tijdelijk niet beschikbaar
zijn om verder ontladen van de accu te voor-
komen. Deze functies komen weer beschik-
baar zodra het contact wordt ingeschakeld en
de motor wordt gestart.
Winterse omstandigheden
In de winter is het mogelijk dat de accu de
wagen moeizamer start; indien nodig, de ac-
cu opladen ››› in Waarschuwingsaanwij-
z in
gen
voor accu's op pag. 308
Waarschuwingsaanwijzingen voor ac-
cu's Voor de werkzaamheden aan de accu is spe-
c
i
al e
vakkennis vereist! Geadviseerd worden
om hulp te vragen van een officiële SEAT dea- ler of een gespecialiseerde werkplaats bij
probl
emen met de accu: gevaar voor brand-
wonden en explosiegevaar van de accu!
De accu mag niet worden geopend! Het vloei-
stofpeil van de accu niet trachten te wijzigen.
Anders kan er explosief gas uit de accu ont-
snappen, met explosiegevaar als gevolg.
Oogbescherming dragen.
Accuzuur is een zeer agressieve stof. Handschoe-
nen en oogbescherming dragen. In geval van
zuurspatjes afwassen met veel water.
Vuur, vonken, open vlam en roken verboden.
Accu alleen opladen in goed geventileerde ruim-
ten - explosiegevaar!
Kinderen verwijderd houden van accuzuur en ac-
cu!
ATTENTIE
● Voor rep ar
aties of andere werkzaamheden
aan het elektrisch systeem gaat u als volgt te
werk:
–1. Sleutel uit contact trekken. De minka-
bel van de accu losmaken.
– 2. Na afloop van de reparatie de minkabel
weer aansluiten op de accu.
● Voordat de accu weer wordt aangesloten,
alle el
ektrische apparatuur uitschakelen.
Eerst de pluskabel en daarna de minkabel
aansluiten. De aansluitkabels mogen in geen enkel geval worden verwisseld – brandge-
vaar!
●
Let er
op dat de ontgassingsslang altijd op
de accu is
aangesloten.
● Geen beschadigde accu's gebruiken – ge-
vaar voor e
xplosie! Een beschadigde accu di-
rect vervangen. VOORZICHTIG
● De kabel s
van de accu nooit bij ingescha-
keld contact losmaken omdat anders de elek-
trische installatie resp. elektronische onder-
delen worden beschadigd. Accu laden
In het motorcompartiment zitten aansluitin-
g
en
voor het
laden van de accu.
– Waarschuwingsaanwijzingen lezen ››› in
W aar
sc
huwingsaanwijzingen voor accu's
op pag. 308 en ››› .
– Alle stroomverbruikers uitschakelen. Trek
de s l
eut el
uit het contact.
– Motorkap openen ››› p
ag. 301.
– Open de accu-afdekking.
– Sluit de klemmen van een lader aan zoals
voorge
schreven op de pluspool van de ac-
cu (+) en verder uitsluitend op een massa-
punt van de carrosserie (–).
308