YAMAHA GIGGLE50 2009 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2009, Model line: GIGGLE50, Model: YAMAHA GIGGLE50 2009Pages: 74, PDF Size: 0.91 MB
Page 11 of 74

1-11
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10221
Q QQ Q
Q
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
combinations may not be appro
p
Refer to page 6-12 for tire specifi
c
and more information on replacin
g
tires. duceren. Om die reden kan Yamaha ac-
cessoires die niet door Yamaha zijn ver-
kocht of wijzigingen die niet door zijn
Yamaha zijn aangeraden niet goedkeuren
of aanbevelen, zelfs niet als deze zijn ver-
kocht en geïnstalleerd door een Yamaha
dealer.
In de handel verkrijgbare onderdelen,
accessoires en aanpassingssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die
qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op ori-
ginele Yamaha accessoires, dient u te be-
seffen dat sommige in de handel verkrijg-
bare accessoires of aanpassingssets niet
geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen. Het
monteren van in de handel verkrijgbare
producten of het verrichten van aanpas-
singen die de ontwerp- of bedienings-
kenmerken van uw machine wijzigen kan
het risico op ernstig letsel of overlijden van
uzelf of anderen vergroten. U bent verant-
woordelijk voor letsel dat voortvloeit uit
wijzigingen aan de machine.
Volg bij de montage van accessoires de
onderstaande richtlijnen en die vermeld
onder het kopje “Beladen”.
●
Monteer nooit accessoires en vervoernooit bagage als deze een nadelige
invloed hebben op de prestaties van
uw scooter. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruiken
om te waarborgen dat het de grond-
speling of de hellinghoek op geen
enkele manier vermindert, de veer-
weg, de stuuruitslag of de bediening
niet beperkt en geen lampen of
reflectors afdekt.
Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door
aerodynamische effecten.
Accessoires aan het stuur of nabij
de voorvork moeten zo licht
mogelijk zijn en tot een minimum
worden beperkt.
Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect
van invloed zijn op de rijstabiliteit
van de scooter. De scooter kan
door rijwind worden opgetild of bij
zijwind instabiel worden. Zulke
accessoires kunnen ook instabili-
teit veroorzaken terwijl u grote
voertuigen inhaalt of door dezewordt ingehaald.
Sommige accessoires dwingen
de bestuurder om een andere
dan de normale zitpositie in te
nemen. Zo’n verkeerde zitpositie
beperkt de bewegingsvrijheid van
de bestuurder en kan een
comfortabele bediening hinderen,
zodat we dergelijke accessoires
sterk afraden.
●
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de scoo-
ter te boven gaan, kan zich een ge-
vaarlijke elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de motor
uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en
velgen
De banden en velgen die bij uw scooter
werden geleverd zijn ontworpen om de
mogelijkheden van de machine te onder-
steunen en bieden de beste combinatie
van rijprestaties, remvermogen en comfort.
Andere banden, velgen, maten of combi-
naties zijn mogelijk niet geschikt. Zie pa-
gina 6-12 voor bandenspecificaties en
Page 12 of 74

1-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10221
Q QQ Q
Q
VEILIGHEIDSINFORMATIE
DAUT2030
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden●
Geef duidelijk richting aan wanneer
u een bocht neemt.
●
Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard rem-
men, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.
●
Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek lang-
zaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.
●
Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.
●
Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de scoo-
ter recht, anders kan hij gaan schui-
ven.
●
De remvoering kan nat worden bij het
wassen van de scooter. Controleer de
remmen na het wassen van de scoo-
ter, voordat u gaat rijden.
●
Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
●
Vervoer op uw scooter niet te veel
bagage. Een overbeladen scooter is
onstabiel.
1-5
Aandachtspunten voor veilig rijden
uw banden.
Page 13 of 74

1-13
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10221
Q QQ Q
Q
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-6
Page 14 of 74

2-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10401
BESCHRIJVING
2-1
Plaats van de onderdelen
1
23, 4, 56
8
7
DAU10401
BESCHRIJVING
DAU10410
Aanzicht linkerzijde1. Voorste richtingaanwijzer (pagina 6-22)
2. Tankdop (pagina 3-7)
3. Bagagehaak (pagina 3-12)
4. Helmbevestiging (pagina 3-10)
5. Accu (pagina 6-19)
6. Opbergcompartiment (pagina 3-11)
7. Luchtfilter (pagina 6-11)
8. Achterste richtingaanwijzer (pagina 6-22)
Page 15 of 74

2-15
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10401
BESCHRIJVING
2-2
2
3 1
4
5
6
7
DAU10420
Aanzicht rechterzijde1. Remlicht/achterlicht (pagina 6-22)
2. Zadel (pagina 3-10)
3. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-10)
4. Koplamp (pagina 6-21)
5. Bougie (pagina 6-6)
6. Middenbok (pagina 6-17)
7. Uitlaatdemper (pagina 3-9)
Page 16 of 74

2-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10401
BESCHRIJVING
2-3
1
2
3
4
5
6
7
8
DAU10430
Bedieningen en instrumenten1. Achterremhendel (pagina 3-7)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-5)
3. Snelheidsmeterunit (pagina 3-4)
4. Brandstofniveaumeter (pagina 3-5)
5. Schakelaar rechterstuurzijde (pagina 3-5)
6. Voorremhendel (pagina 3-6)
7. Gasgreep (pagina 5-2)
8. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
Page 17 of 74

3-17
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1044E
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
Contactslot/stuurslot
DAUT2270
(15P5/15P8)
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom, de instrumentenverlichting en
het achterlicht gaan branden, en de motor
kan worden gestart. De sleutel kan niet
worden uitgenomen.
OPMERKING
De koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat
de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid.
DAU1044E
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENDAU10460
Contactslot/stuurslotZAUM00**Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtings-
systemen bediend en wordt het stuur ver-
grendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAUT2060
(15P6/15P7)
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom, de instrumentenverlichting, het
achterlicht en de kentekenverlichting gaan
branden, en de motor kan worden gestart.
De sleutel kan niet worden uitgenomen.OPMERKING
De koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat
de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs
als de motor afslaat.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DWA10061
WAARSCHUWING
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hierdoor
worden de elektrische systemen uitge-
schakeld, wat mogelijk kan leiden tot
verlies van de controle of een ongeval.
Page 18 of 74

3-18
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1044E
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Om het stuur te ontgrendelen
12
ZAUM00**1. Draaien.
2. Loszetten.Druk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
Afdekplaatje sleutelgat
3-2
DAU10681
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel
kan worden uitgenomen.Om het stuur te vergrendelenZAUM00**
1
1. Drukken.1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai deze dan naar “LOCK”. Houd
de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
DAUT2121
Afdekplaatje sleutelgatZAUM00**Afdekplaatje sleutelgat sluiten
Steek de sleutel in het gat van het afdek-
plaatje (zie afbeelding) en draai de sleutel
naar “SHUT” om het afdekplaatje te slui-
ten.
Afdekplaatje sleutelgat openen
Steek de sleutel in het gat van het afdek-
plaatje (zie afbeelding) en draai de sleutel
naar “OPEN” om het afdekplaatje te ope-
nen.
Page 19 of 74

3-19
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1044E
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Controle- en waarschuwingslampjes
Controlelampje richtingaanwijzers
Controlelampje grootlicht
Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur
DAU11442
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur “
”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
als de motor oververhit raakt. Zet in zo’n
geval de motor onmiddellijk af en geef deze
de tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het
waarschuwingslampje controleert u door
de sleutel naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een
paar seconden lang oplicht en dan dooft,
vraag dan een Yamaha dealer om het elek-
trisch circuit te testen.
DCA10021
LET OPLaat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
3-3
OPMERKING●
Bij machines met een of meer
radiatorkoelvinnen schakelt de
radiatorkoelvin automatisch in of uit
op basis van de koelvloeistof-
temperatuur in de radiator.
●
Als de motor oververhit raakt, staan
op pagina 6-25 nadere instructies
vermeld.
DAU11003
Controle- en waarschuwingsla-
mpjes(15P5/15P7/15P8)ZAUM00**
3
24
1
(15P6)ZAUM00**
0102030
40
50
60
3
24
1
1. Controlelampje richtingaanwijzers "5"
2. Controlelampje grootlicht "&"
3. Waarschuwingslampje motorstoring "
"
4. Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur "
"
DAU11020
Controlelampje richtingaanwijzers
“
5 55 5
5”
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “
& && &
&”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
Page 20 of 74

3-20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1044E
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
DAUT2310
Snelheidsmeterunit(15P5/15P7/15P8)ZAUM00**
2
1
(15P6)ZAUM00**
2
0102030
40
50
60
1
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
Waarschuwingslampje motorstoring
Snelheidsmeterunit
De snelheidsmeterunit is voorzien van een
snelheidsmeter en een kilometer teller. De
snelheidsmeter toont de actuele rij-
snelheid. De kilometerteller toont de totale
afgelegde afstand.OPMERKING
Voor Groot-Brittannië: De kilometerteller-
eenheden worden weergegeven in mijlen.
DAUT1932
Waarschuwingslampje motorstoring
“
”
Dit waarschuwingslampje begint te knip-
peren of blijft branden wanneer een elek-
trisch systeem dat de motorwerking con-
troleert, defect is. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem
te controleren.
Het elektrisch circuit voor het
waarschuwingslampje controleert u door
de sleutel naar “ON” te draaien. Als het
waarschuwingslampje niet een paar se-
conden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.