YAMAHA TMAX 2012 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2012, Model line: TMAX, Model: YAMAHA TMAX 2012Pages: 96, PDF Size: 2.79 MB
Page 11 of 96

1-4
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
geen enkele manier vermindert, de
veerweg, de stuuruitslag of de bedie-
ning niet beperkt en geen lampen of
reflectors afdekt.
Accessoires die aan of nabij hetstuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit ver-
oorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aerody-
namische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork
moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
scooter. De scooter kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-
biel worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de scooter
te boven gaan, kan zich een gevaarlij-
ke elektrische storing voordoen waar-
door de verlichting of de motor uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en vel-
gen
De banden en velgen die bij uw scooter
werden geleverd zijn ontworpen om de mo-
gelijkheden van de machine te ondersteu-
nen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-18
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
De scooter vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
scooter in een ander voertuig wilt vervoe-
ren.
Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de scooter.
Zorg dat het voorwiel recht naar voren
wijst op de aanhanger of de laadvloer
en zet het wiel vast in een goot om be-
weging te voorkomen.
Zet de scooter vast met spanbanden
of andere geschikte banden aan stevi- ge delen van de scooter, zoals het fra-
me of de bovenste voorvorkklem (en
niet aan, bijvoorbeeld, het stuur, de
richtingaanwijzers of onderdelen die
kunnen afbreken). Kies de plaats voor
de spanbanden zorgvuldig om te voor-
komen dat deze tijdens het transport
schuurplekken op de lak veroorzaken.
Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de scooter tijdens het transport
niet overmatig kan stuiteren.
59C-9-D0.book 4 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 12 of 96

1-5
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1
DAU10373
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden
Geef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard rem-
men, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.
Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek lang-
zaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.
Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de scoo-
ter recht, anders kan hij gaan schui-
ven.
De remvoeringen kunnen nat worden
bij het wassen van de scooter. Contro-
leer de remmen na het wassen van de
scooter, voordat u gaat rijden.
Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter
niet te veel ba-
gage. Een overbeladen scooter is on-
stabiel. Gebruik degelijke snelbinders
om bagage aan de bagagedrager vast
te binden (indien het voertuig is voor-
zien van een bagagedrager). Losse
bagage beïnvloedt de stabiliteit van de
scooter en kan uw aandacht afleiden
van het verkeer. (Zie pagina 1-2.)
59C-9-D0.book 5 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 13 of 96

2-1
12
BESCHRIJVING
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
3
5
98
7
6
10
111
4
2
1. Accu (pagina 6-28)
2. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (links)
3. Helmbevestiging (pagina 3-18)
4. Achterste opbergcompartiment (pagina 3-19)
5. Handgreep (pagina 5-2)
6. Olievuldop (pagina 6-11)
7. Zijstandaard (pagina 3-23)
8. Olieaftapplug (pagina 6-11) 9. Kijkglas olieniveau (pagina 6-11)
10.Oliefilterpatroon (pagina 6-11)
11.Kijkglas koelvloeist
ofniveau (pagina 6-14)
59C-9-D0.book 1 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 14 of 96

BESCHRIJVING
2-2
12
3
4
5
6
7
8
9
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
3
6
7
1
54
2
1. Boordgereedschapsset (pagina 6-2)
2. Tankdop (pagina 3-14)
3. Luchtfilterelement (pagina 6-16)
4. Kuipruit (pagina 3-21)
5. Zekeringen (pagina 6-30)
6. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (rechts)
7. Middenbok (pagina 6-26)
59C-9-D0.book 2 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 15 of 96

BESCHRIJVING
2-3
23
4
5
6
7
8
9
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
4
2
3
6
7
8
1
11
9
5
10
12
1. Achterremhendel (pagina 3-13)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-11)
3. Achterremblokkeerhendel (pagina 3-13)
4. Snelheidsmeter (pagina 3-4)
5. Multifunctioneel display (pagina 3-4)
6. Toerenteller (pagina 3-4)
7. Schakelaargroep rechte rstuurzijde (pagina 3-11)
8. Voorremhendel (pagina 3-13) 9. Gasgreep (pagina 6-17)
10.Voorste opbergcompartiment B (pagina 3-19)
11.Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
12.Voorste opbergcompartiment A (pagina 3-19)
59C-9-D0.book 3 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 16 of 96

3-1
1
23
4
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10977
Startblokkeersysteem Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
twee standaardsleutels (met een zwart
bovendeel) die opnieuw kunnen wor-
den gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd in
de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een controlelampje van de startblok-
kering (Zie pagina 3-3.)De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voertuig
daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP
DCA11821
ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT
CONTACT OP MET UW DEALER
ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als
de codeersleutel verloren is, kun-
nen de standaardsleutels niet op-
nieuw gecodeerd worden. U kunt
het voertuig dan nog steeds starten
met de standaardsleutels, maar als
ze opnieuw gecodeerd moeten wor-
den (d.w.z. als er een nieuwe stan-
daardsleutel is gemaakt of als alle
sleutels verloren zijn), dient het ge-
hele startblokkeersysteem vervan-
gen te worden. Daarom wordt u
sterk aangeraden een van de stan-
daardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel op een veilige plek te
bewaren.
Dompel de sleutels nooit in water.
Stel de sleutels nooit bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
Leg de sleutels nooit vlakbij magne-
tische voorwerpen (zoals bijvoor-
beeld speakers enz.).
Plaats nooit voorwerpen die elektri-
sche signalen uitzenden vlakbij de
sleutels.
Plaats nooit zware voorwerpen op
de sleutels.
U mag de sleutels nooit slijpen of de
vorm ervan wijzigen.
U mag het plastic gedeelte van de
sleutels nooit demonteren.
Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelfde
sleutelring.
Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
blokkeersystemen altijd op een an-
dere plek dan de codeersleutel van
het voertuig.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kun-nen ze signaalstoring veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
59C-9-D0.book 1 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 17 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
234
5
6
7
8
9
DAU10472
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.OPMERKINGGebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-lies te minimaliseren.
DAU10560
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentek enverlichting en het parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKINGDe koplamp gaat automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijft aan
totdat de sleutel naar “OFF” wordt gedraaidof de zijstandaard omlaag wordt bewogen.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-val.
DAU10683
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen1. Draai het stuur helemaal naar links. 2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU34341
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-den raken.
59C-9-D0.book 2 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 18 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
1
23
4
5
6
7
8
9
DAU11006
Controlelampjes en
waarschuwingslampje
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU43023
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer een elektrisch systeem dat de mo-
torwerking controleert, defect is. Vraag in
dat geval een Yamaha dealer het zelfdia-
gnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.OPMERKINGDit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de
startknop wordt ingedru kt. Dit wijst echterniet op een storing.
DAU38624
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan. Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-10 voor uitleg
over de werking van
het zelfdiagnosesys-
teem.)
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ” en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
4. Controlelampje startblokkering
1
431
1
2
59C-9-D0.book 3 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 19 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
234
5
6
7
8
9
DAU11601
Snelheidsmeter De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.
DAU11872
Toerenteller Met de elektrische toerenteller kan de mo-
torrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot aan het hoogste aantal toe-
ren per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.Rode zone: 8250 tpm en hoger
DAU52241
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het mul-
tifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op eenongeval.
1. Snelheidsmeter1
1. Rode zone toerenteller
2. Toerenteller
2
1
1. Linker instelknop
2. Brandstofniveaumeter
3. Waarschuwingsindicator brandstofniveau “”
4. Kilometerteller
5. Waarschuwingsindicator koelvloeistoftem- peratuur “ ”
6. Temperatuurmeter koelvloeistof
7. Rechter instelknop
23
4
56
11
7
59C-9-D0.book 4 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 20 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
1
23
4
5
6
7
8
9
Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een brandstofniveaumeter
een temperatuurmeter koelvloeistof
een kilometerteller
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een brandstofreserve-ritteller (die de
afgelegde afstand aangeeft wanneer
de brandstofvoorraad in de tank nog
ca. 3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal) is)
een voorziening voor zelfdiagnose
een klok
een omgevingstemperatuurweergave
een weergave voor het brandstofver-
bruik (functies voor gemiddeld en hui-
dig verbruik)
een olieverversingskilometerteller (die
de afgelegde afstand toont sinds de
motorolie voor het laatst werd ver-
verst)
een V-snaarkilometerteller (die de af-
gelegde weg aangeeft sinds de
V-snaar voor het laatst is vervangen)
OPMERKING
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de insteltoetsen
links en rechts gebruikt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmenten
een voor een op het multifunctionele
display en verdwijnen dan weer om deelektrische circuits te testen. Klok
De klok op tijd zetten:
1. Houd de linker en rechter insteltoets
tegelijkertijd minstens twee seconden
lang ingedrukt.
2. Als de urenaanduiding begint te knip-
peren, drukt u op de rechter insteltoets
om de uren in te stellen.
3. Druk op de linker insteltoets en de mi-
nutenaanduiding begint te knipperen.
4. Druk de rechter insteltoets in om de minuten in te stellen.
5. Druk op de linker insteltoets en laat deze dan los om de klok te starten.
1. Ritteller/rittell er brandstofreserve
2. Omgevingstemperatuur/gemiddeld brand- stofverbruik/huidig brandstofverbruik
1. Klok
211
1. Klok
1
59C-9-D0.book 5 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分