Abarth 500 2008 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2008, Model line: 500, Model: Abarth 500 2008Pages: 170, PDF Size: 2.33 MB
Page 31 of 170
30
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Snelle ontwaseming/ontdooiing
van de voorruit en de zijruiten
voor (MAX-DEF)
Ga als volgt te werk:
❒ draai de knop Ain het rode vlak;
❒ draai de knop Cin stand Ú;
❒ draai de knop Din stand -;
❒ draai de knop Bin stand 4-(maxima-
le aanjagersnelheid).BELANGRIJK De airconditioning kan goed
gebruikt worden om de ruiten sneller te
ontwasemen, omdat de lucht droger
wordt. Stel de bedieningsknoppen in zo-
als hiervoor beschreven en schakel de air-
conditioning in door de knop Bin te druk-
ken; het lampje op de knop gaat branden.ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning 1
keer per maand gedurende 10 minuten in.
Laat voor het zomerseizoen de werking
van de airconditioning door het Abarth
Servicenetwerk controleren.
Page 32 of 170
31
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
AIRCONDITIONING,
AUTOMATISCH
(indien aanwezig)
De automatische airconditioning regelt de
temperatuur automatisch op basis van de
instelling die de gebruiker heeft gekozen:
❒de temperatuur van de luchttoevoer
naar het interieur;
❒de aanjagersnelheid (traploze regeling);
❒de luchtverdeling in het interieur;
❒de in-/uitschakeling van de compressor
(voor koelen en drogen van de lucht);
❒de in-/uitschakeling van de recirculatie.
Deze functies kunnen handmatig worden
gewijzigd, d.w.z. dat u het systeem kunt
regelen door naar wens een of meer func-
ties te selecteren. Als handmatig een func-
tie wordt ingesteld, blijven de andere func-
ties echter automatisch geregeld, ook al
dooft het lampje op de knop AUTO.
fig. 29F0S029Ab
TTC
B
E
AC
F
G
HL
DMI
BEDIENINGSORGANEN fig. 29
Knop AUTO - A
Automatische werking
airconditioning inschakelen
Als u de knop AUTOindrukt en u de ge-
wenste temperatuur instelt, regelt het sys-
teem de temperatuur, de luchtopbrengst
en de luchtverdeling in het interieur en
schakelt de aircocompressor in.Knop √- B
Aircocompressor in-/uitschakelen
Als u op de knop drukt als het lampje op
de knop brandt, wordt de aircocompres-
sor uitgeschakeld en dooft het lampje.
Als de compressor is uitgeschakeld:
❒wordt de recirculatie uitgeschakeld om
het eventuele beslaan van de ruiten te
voorkomen;
Page 33 of 170
32
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
❒kan de temperatuur van de lucht naar
het interieur niet lager worden dan de
buitentemperatuur (de temperatuur-
aanduiding op het display knippert als
het systeem er niet in slaagt het ge-
wenste klimaat te bereiken);
❒kunt u handmatig de aanjagersnelheid
op nul zetten (als de compressor is in-
geschakeld, dan kan de aanjagersnelheid
niet lager zijn dan een minimale waar-
de (één staafje verlicht)).
Knop OFF - C
Systeem uitschakelen
Als u op de knop OFFdrukt, wordt het
systeem uitgeschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld:
❒zijn alle lampjes gedoofd;
❒is het temperatuurdisplay gedoofd;
❒is de luchtrecirculatie uitgeschakeld;
❒is de compressor uitgeschakeld;
❒is de aanjager uitgeschakeld.
Onder deze omstandigheden kunt u de re-
circulatie in- of uitschakelen zonder het
systeem te activeren.Knop
…- D
Luchtrecirculatie in-/uitschakelen
Het verdient aanbeveling om de luchtre-
circulatie in te schakelen in de file of in tun-
nels. Hiermee wordt voorkomen dat ver-
vuilde lucht het interieur bereikt.
Lampje op de knop brandt = recirculatie
ingeschakeld.
Lampje op de knop gedoofd = recircula-
tie uitgeschakeld.
Bij lage temperaturen of wanneer de com-
pressor is uitgeschakeld, wordt de recir-
culatie geforceerd uitgeschakeld om het
beslaan van de ruiten te voorkomen.
BELANGRIJK Bij lage buitentemperaturen
raden wij u aan om de recirculatiefunctie
niet te gebruiken omdat hierdoor de rui-
ten sneller kunnen beslaan.
Knoppen
ÕÔ- E
Gewenste temperatuur instellen
Als u op de knop
Õdrukt, wordt de tem-
peratuur in het interieur verhoogd, totdat
de waarde HI (maximale verwarming) is
bereikt.
Als u op de knop
Ôdrukt, wordt de tem-
peratuur in het interieur verlaagd, totdat de
waarde LO (maximale koeling) is bereikt.BELANGRIJK Als de motorkoelvloeistof
niet warm genoeg is, schakelt het systeem
niet onmiddellijk de maximale aanjager-
snelheid in, om de toevoer van te koude
lucht in het interieur te beperken.
Knoppen
ÕÔ- F
Aanjagersnelheid instellen
Als u op de knop
Õof Ôdrukt, wordt de
aanjagersnelheid respectievelijk verhoogd
of verlaagd; de aanjagersnelheid wordt
weergegeven door verlichte staafjes op
het display.
De aanjager kan worden uitgeschakeld,
maar alleen als u de aircocompressor hebt
uitgeschakeld (knop B).
Om de automatische regeling van de aan-
jagersnelheid weer in te schakelen, moet
u de knop AUTOindrukken.
Knoppen
´μ∂- G H I
Luchtverdeling handmatig kiezen
Als u deze knoppen indrukt, dan kunt u een
van de vijf mogelijke luchtverdelingen kiezen:
´lucht uit de luchtroosters voor
ontdooiing/ontwaseming van de
voorruit en de zijruiten voor.
μlucht uit de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het
dashboard voor een koele
luchtstroom op het lichaam en het
gezicht bij warm weer.
Page 34 of 170
33
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
∂lucht uit de luchtroosters voor de
beenruimte voor. Doordat warme
lucht opstijgt, kan in een zo kort
mogelijke tijd de lucht in het interi-
eur worden verwarmd. Dit geeft
snel een behaaglijk gevoel.
∂+μlucht uit de luchtroosters voor de
beenruimte (warmere lucht) en de
uitstroomopeningen op het dash-
board (koelere lucht).
∂+´lucht uit de luchtroosters voor de
beenruimte en de luchtroosters
voor de voorruit en zijruiten voor.
Deze luchtverdeling zorgt voor een
goede verwarming van het interi-
eur en voorkomt het eventuele be-
slaan van de ruiten.
De ingestelde luchtverdeling wordt aan-
gegeven door een brandend lampje op de
geselecteerde knoppen.
Om de automatische regeling van de lucht-
verdeling weer in te schakelen, moet u de
knop AUTOindrukken.
Knop
-- L
Snelle ontwaseming/ontdooiing van
de voorruit en de zijruiten voor
Als u op de knop
-drukt, schakelt het
systeem automatisch alle functies in die
noodzakelijk zijn voor het snel ontdooi-
en/ontwasemen van de voorruit en de zij-
ruiten voor, d.w.z. dat het systeem:
❒de aircocompressor inschakelt wan-
neer de klimatologische omstandighe-
den dit toestaan;
❒de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒de maximale luchttemperatuur instelt
(HI);
❒een aanjagersnelheid inschakelt op ba-
sis van de koelvloeistoftemperatuur;
❒de luchtstroom naar de voorruit en de
zijruiten voor leidt;
❒de achterruitverwarming inschakelt.
BELANGRIJK De functie blijft ongeveer
3 minuten ingeschakeld nadat de koelvloei-
stoftemperatuur boven 50°C is gekomen
(benzine-uitvoeringen) of 35°C (dieseluit-
voeringen).
ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning 1
keer per maand gedurende 10 minuten in.
Laat voor het zomerseizoen de werking
van de airconditioning door het Abarth
Servicenetwerk controleren.De airconditioning maakt ge-
bruik van het koelmiddel
R134a. Bij lekkage is dit mid-
del niet schadelijk voor het
milieu. Gebruik in geen geval andere
middelen, zoals R12, omdat anders de
componenten van het systeem bescha-
digd kunnen worden.
ONTWASEMING/
ONTDOOIING ACHTERRUIT
Druk op de knop Mvoor het inschake-
len van deze functie: het lampje
(op het
instrumentenpaneel gaat branden als de-
ze functie wordt ingeschakeld.
De functie is voorzien van een tijdscha-
keling, waardoor de functie na 20 minuten
automatisch wordt uitgeschakeld. U kunt
de verwarming eerder uitschakelen door
nogmaals de knop
(in te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-
re plaatjes op de elektrische weerstands-
draden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
Page 35 of 170
34
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
DIMLICHT/
BUITENVERLICHTING fig. 30
Draai met de contactsleutel in stand
MAR, de draaiknop in stand
2. Als het
dimlicht wordt ingeschakeld, schakelt de
dagverlichting uit en schakelen de buiten-
verlichting en het dimlicht in. Op het
instrumentenpaneel gaat het controle-
lampje
3branden. Draai met de con-
tactsleutel in stand STOPof met uitge-
nomen sleutel, de draaiknop van stand O
in stand
2; de buitenverlichting en de
kentekenplaatverlichting schakelen in. Op
het instrumentenpaneel gaat het contro-
lelampje
3branden.
GROOTLICHT fig. 30
Druk de hendel naar voren in de richting
van het dashboard, als de draaiknop reeds
in stand
2staat (vergrendelde stand). Op
het instrumentenpaneel gaat het contro-
lelampje
1branden. Als vervolgens de
hendel naar het stuurwiel wordt getrok-
ken, dan dooft het grootlicht en wordt het
dimlicht weer ingeschakeld.GROOTLICHTSIGNAAL fig. 30
Trek de hendel naar het stuur (stand zon-
der vergrendeling). Op het instrumenten-
paneel gaat het controlelampje
1branden.
RICHTINGAANWIJZERS fig. 31
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
omhoog (stand a): inschakeling rechter
richtingaanwijzer;
omlaag (stand b): inschakeling linker rich-
tingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert het
controlelampje ¥of Î. De richtingaanwij-
zers schakelen automatisch uit als de auto
weer rechtuit rijdt.
Functie wisselen van rijbaan
Als u bij wisseling van rijbaan kort richting
wilt aangeven, moet u de linker hendel kor-
ter dan een halve seconde in de onvergren-
delde stand zetten. De richtingaanwijzers
aan de betreffende zijde knipperen 3 keer
en doven daarna automatisch.
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel bedient u de buiten-
verlichting. De buitenverlichting werkt uit-
sluitend als de contactsleutel in stand
MARstaat. Als u de buitenverlichting in-
schakelt, gaan ook de verlichting van het
instrumentenpaneel en de bedienings-
knoppen op het dashboard branden.
DAGVERLICHTING (D.R.L.)
(indien aanwezig) fig. 30
Als u met de sleutel in stand MARde draai-
knop in stand Ozet, wordt automatisch de
dagverlichting ingeschakeld; de andere lam-
pen en de interieurverlichting blijven uitge-
schakeld. De automatische inschakeling van
de dagverlichting kan worden in- of uitge-
schakeld via het menu op het display (zie de
paragraaf “Multifunctioneel display en instel-
baar multifunctioneel display” in dit hoofd-
stuk). Als de dagverlichting wordt uitgescha-
keld, dan gaat geen enkele verlichting bran-
den als de draaiknop in stand Ostaat.
fig. 30F0S030Abfig. 31F0S031Ab
De dagverlichting is een al-
ternatief voor het dimlicht
tijdens het rijden overdag. Deze dag-
verlichting is in bepaalde landen ver-
plicht en waar niet verplicht, toege-
staan. De dagverlichting is geen ver-
vanging voor het dimlicht tijdens het
rijden in tunnels of in het donker. Het
gebruik van de dagverlichting is af-
hankelijk van de wettelijke voorschrif-
ten van het land waarin u zich be-
vindt. Houdt u aan de voorschriften.
ATTENTIE
Page 36 of 170
35
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel fig. 32kunt u de
ruitenwissers/-sproeiers en achterruitwis-
ser/-sproeier bedienen.
RUITENWISSERS/-SPROEIERS
Deze werken uitsluitend als de contact-
sleutel in stand MARstaat.
De hendel kan in vijf verschillende standen
worden gezet (4 snelheidsniveaus):
Aruitenwissers uitgeschakeld.
Bwissen met interval.
Clangzaam continu wissen.
Dsnel continu wissen.
Etussenslag (onvergrendelde stand).
In stand E werken de ruitenwissers, zolang
u de hendel met de hand in deze stand
houdt. Als u de hendel loslaat, springt de-
ze direct weer in stand Aen schakelen de
ruitenwissers automatisch uit.“Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelen de ruiten-
sproeiers in.
Als u de hendel aangetrokken houdt, dan
worden in een beweging de ruitenwis-
sers/-sproeiers ingeschakeld; de ruitenwis-
sers schakelen automatisch in als u de hen-
del langer dan een halve seconde aange-
trokken houdt. De ruitenwissers blijven
nog enkele slagen werken, nadat u de hen-
del loslaat; na enige seconden volgt nog
een “reinigingsslag”. “FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de au-
to een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de con-
tactsleutel in stand STOPte draaien of
uit te nemen en de linker hendel binnen
2 minuten na het uitzetten van de motor
naar het stuur te trekken.
Telkens als u de hendel bedient, blijft de
verlichting 30 seconden langer branden,
tot een maximum van 210 seconden; hier-
na schakelt de verlichting automatisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat
het controlelampje
3op het instru-
mentenpaneel branden en verschijnt op
het display de tijd dat de functie actief blijft.
Het lampje gaat branden als de hendel
voor het eerst bediend wordt en blijft
branden totdat de functie automatisch
wordt uitgeschakeld. Telkens als de hen-
del wordt bediend, wordt alleen de inscha-
keltijd van de verlichting verlengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuur getrokken.
F0S032Abfig. 32
Gebruik de ruitenwissers niet
om opgehoopte sneeuw of ijs
van de voorruit te verwijde-
ren. In die omstandigheden
grijpt, als de ruitenwissers te zwaar
worden belast, de beveiliging in, die er-
voor zorgt dat de ruitenwisser enkele
seconden worden uitgeschakeld. Als
hierna de werking niet wordt hervat,
wendt u dan tot het Abarth Servicenet-
werk.
Page 37 of 170
36
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Brandduurregeling van de
interieurverlichting (middelste
stand van het lampenglas)
Er zijn drie brandduurregelingen:
❒iedere keer als een portier wordt ge-
opend, gaat de verlichting 3 min. branden;
❒als de contactsleutel uit het contactslot
wordt genomen binnen twee minuten na
het uitzetten van de motor, gaat de ver-
lichting ongeveer 10 seconden branden;
❒als de portieren worden ontgrendeld
(met de afstandsbediening of met de sleu-
tel in het slot van het bestuurdersportier),
gaat de verlichting ongeveer 10 seconden
branden.
De verlichting kan op twee manieren wor-
den uitgeschakeld:
❒als alle portieren worden gesloten, wordt
de brandduurregeling van drie minuten
uitgeschakeld en gaat de verlichting 10 se-
conden branden. De werking van de
brandduurregeling wordt onderbroken
als de contactsleutel in stand MARwordt
gedraaid;
❒als de portieren worden vergrendeld (met
de afstandsbediening of met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier),
dooft de verlichting.
❒de interieurverlichting schakelt na 15 min.
automatisch uit om de accu te sparen.
BAGAGERUIMTEVERLICHTING
Het lampje gaat automatisch branden als u de
bagageruimte opent en dooft als de bagage-
ruimte wordt gesloten.
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
Het lampenglas kan in drie standen staan:
❒rechterzijde ingedrukt: verlichting altijd
ingeschakeld
❒linkerzijde ingedrukt: verlichting altijd uit-
geschakeld
❒middelste stand (neutraal): de verlichting
wordt automatisch in-/uitgeschakeld bij
het openen/sluiten van de portieren.
BELANGRIJK Controleer voordat u de au-
to verlaat of de schakelaar in de middelste
stand staat. Op deze manier dooft de interi-
eurverlichting bij het sluiten van de portieren,
en voorkomt u dat de accu ontlaadt.
Bij enkele uitvoeringen schakelt de verlichting
alleen automatisch in of uit als het portier aan
bestuurderszijde wordt geopend of gesloten.
Als de portieren met de afstandsbediening
worden ontgrendeld, gaat de verlichting on-
geveer 10 seconden branden. Als de portie-
ren met de afstandsbediening worden ver-
grendeld, dooft de plafondverlichting.
ACHTERRUITWISSER/-
SPROEIER
Deze werken uitsluitend als de contact-
sleutel in stand MARstaat.
Als u de draaiknop in stand
'zet, scha-
kelt de achterruitwisser in.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers de
draaiknop in stand
'zet, schakelt de ach-
terruitwisser in die, in dit geval, gelijktijdig
werkt (in de verschillende standen) met
de ruitenwissers voor maar met een lage-
re frequentie. Als u bij ingeschakelde rui-
tenwissers de achteruit inschakelt, gaat au-
tomatisch ook de achterruitwisser lang-
zaam continu wissen.
De werking stopt als de achteruit wordt
uitgeschakeld.
“Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het dashboard duwt
(onvergrendelde stand), schakelt de ach-
terruitsproeier in.
Als u de hendel aangetrokken houdt, dan
worden in een beweging de achterruitwis-
ser/-sproeier ingeschakeld; de achterruit-
wisser schakelt automatisch in als u de
hendel langer dan een halve seconde aan-
getrokken houdt.
De achterruitwisser blijft nog enkele sla-
gen werken, nadat u de hendel loslaat; na
enige seconden volgt nog een “reinigings-
slag”.
Gebruik de achterruitwisser
niet om opgehoopte sneeuw
of ijs van de achterruit te ver-
wijderen. In die omstandighe-
den grijpt, als de achterruitwisser te
zwaar wordt belast, de beveiliging in,
die ervoor zorgt dat de wisser enkele se-
conden worden uitgeschakeld. Als hier-
na de werking niet wordt hervat, wendt
u dan tot het Abarth Servicenetwerk.
Page 38 of 170
37
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
BEDIENINGSORGANEN
SPORT-FUNCTIE fig. 33
Als u op de SPORT-knop A-fig. 33drukt,
wordt de sport-functie ingeschakeld. Hier-
door reageert de motor sneller op gaspe-
daalbewegingen en is meer kracht nodig
voor het draaien van het stuur voor een
optimaal stuurgevoel.
Als de functie is ingeschakeld, dan wordt
op het instrumentenpaneel het opschrift
SPORT verlicht. Druk nogmaals op de
knop om deze functie uit te schakelen en
de instelling voor normaal rijden te her-
stellen.
BELANGRIJK Als u de SPORT-knop in-
drukt, wordt de functie na ongeveer 5 se-
conden ingeschakeld.
BELANGRIJK Als u tijdens het accelere-
ren de SPORT-functie gebruikt, kunt u
stoten in het stuurwiel voelen, die ken-
merkend zijn voor een sportieve instelling.MISTLAMPEN VOOR/
MISTACHTERLICHTEN
(indien aanwezig) fig. 33
De mistlampen voor/mistachterlichten
kunnen op de volgende wijze met de knop
Cworden ingeschakeld:
1x Indrukken: inschakeling mistlampen
voor
2x Indrukken: inschakeling mistachter-
lichten
3x Indrukken: uitschakeling verlichting
Bij ingeschakelde mistlampen voor gaat op
het instrumentenpaneel het controlelamp-
je
5branden; bij ingeschakelde mistach-
terlichten gaat op het instrumentenpaneel
het controlelampje
4branden.
De mistlampen voor schakelen uitsluitend
in als het dimlicht is ingeschakeld.
CD
MENU
FMASAM 1 2 3 4 5 6 AUD
MP3 RND RPT TPM CD-IN EQ
LOUD AF LOC PT Y TP TA RMB PBCD
BCA
F0S033Abfig. 33
WAARSCHUWINGSKNIPPER-
LICHTEN fig. 33
Druk op de schakelaar B, onafhankelijk
van de stand van de contactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, branden de
lampjes
Îen ¥op het instrumentenpaneel.
Druk voor uitschakeling de schakelaar B
nogmaals in.
Het gebruik van de waarschuwingsknipper-
lichten is afhankelijk van de wetgeving van
het land waarin u zich bevindt. Houdt u aan
de voorschriften.
Noodstop
Bij een noodstop schakelen automatisch de
waarschuwingsknipperlichten in en gaan ge-
lijktijdig de lampjes
Îen ¥op het instru-
mentenpaneel branden.
De functie schakelt automatisch uit als de
remvertraging niet meer het karakter van
een noodstop heeft.
Deze functie voldoet aan de huidige wette-
lijke voorschriften.
Page 39 of 170
38
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of merkt
dat het brandstofsysteem lekt, scha-
kel dan het systeem niet opnieuw in,
zodat brand wordt voorkomen.
ATTENTIE
BRANDSTOF-
NOODSCHAKELING
Deze schakelt in bij een ongeval waardoor:
❒de toevoer van brandstof wordt ge-
stopt en de motor afslaat;
❒de portieren automatisch ontgrende-
len;
❒de interieurverlichting wordt ingescha-
keld.
Als de brandstofnoodschakeling geacti-
veerd is, verschijnt op het display het be-
richt “Brandstoftoevoer afgesloten, zie in-
structieboekje”.
Controleer de auto zorgvuldig op brand-
stoflekkage, bijvoorbeeld in de motor-
ruimte, onder de auto of in de nabijheid
van de brandstoftank.
Draai na het ongeval de contactsleutel in
stand STOPom te voorkomen dat de ac-
cu ontlaadt.Om de juiste werking van de auto te her-
stellen, moeten de volgende handelingen
worden uitgevoerd:
❒draai de contactsleutel in stand MAR;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer in;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
❒schakel de linker richtingaanwijzer in;
❒schakel de linker richtingaanwijzer uit;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer in;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
❒schakel de linker richtingaanwijzer in;
❒schakel de linker richtingaanwijzer uit;
❒draai de contactsleutel in stand STOP. MISTACHTERLICHTEN fig. 34
Druk op de knop Dvoor inschakeling van
de mistachterlichten. Deze schakelen uit-
sluitend in als het dimlicht is ingeschakeld.
Bij ingeschakelde mistachterlichten gaat op
het instrumentenpaneel het controlelamp-
je 4branden. Druk voor uitschakeling
nogmaals op de knop.
123456AUD
F0S034Abfig. 34
Page 40 of 170
39
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
INTERIEURUITRUSTING
AANSTEKER(indien aanwezig)
ZONNEKLEPPEN fig. 35
De zonnekleppen zitten aan beide zijden
naast de binnenspiegel.
Ze kunnen voor de voorruit of voor de
zijruit worden gedraaid.
Op de achterzijde van de zonneklep aan
passagierszijde bevindt zich een spiegeltje,
dat verlicht kan worden door een plafond-
lampje (indien aanwezig) en dat bediend
wordt door knop B. Op de zonneklep aan
bestuurders- en passagierszijde bevindt
zich een documentenvakje.
De aansteker wordt erg
heet. Gebruik de aansteker
voorzichtig en voorkom dat hij ge-
bruikt wordt door kinderen: risico op
brand en/of brandwonden. Contro-
leer altijd of de aansteker na het in-
drukken ook uitschakelt.
ATTENTIE
fig. 35
A
F0S035Abfig. 36
A
F0S036Ab
DASHBOARDKASTJE AAN
PASSAGIERSZIJDE (indien
aanwezig) fig. 36
Trek aan de handgreep Aom het dash-
boardkastje te openen.
Rijd niet met geopend dash-
boardkastje: bij een ongeval
zou de passagier zich kunnen verwon-
den.
ATTENTIE