Peugeot 508 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 191 of 320

189
De veiligheidsgordel van de bestuurder
moet zijn vastgemaakt en gedurende de
gehele manoeuvre vastgemaakt blijven.De Full Park Assist is een
parkeerhulpsysteem dat echter nooit
de alertheid van de bestuurder kan
vervangen.
De manoeuvre blijft de
verantwoordelijkheid van de bestuurder.
De Full Park Assist kan niet altijd de
automatische manoeuvre correct uitvoeren
doordat de detectieprestaties van de
sensoren hun beperkingen kennen.
Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder de auto indien nodig te stoppen
om de veiligheid van de nabije omgeving
te waarborgen (vooral als er voetgangers
aanwezig zijn).
De bestuurder moet altijd de controle over
de auto hebben. De bestuurder moet altijd
de omgeving van de auto controleren
alvorens een manoeuvre uit te voeren.
Tijdens de gehele manoeuvre moet de
bestuurder zorgen dat de parkeerplek
vrij is. De bestuurder moet op de
bestuurdersstoel blijven zitten en nooit
proberen de regelknop van de functie te
blokkeren.
De bestuurder kan de manoeuvre te allen
tijde onderbreken door het rempedaal in te
trappen, het stuur wiel over te nemen of de
regelknop van de functie los te laten.
De bestuurder moet de regelknop voor
de functie op de selectiehendel tijdens de
gehele duur van de automatische manoeuvre
ingedrukt houden.
Het systeem voert metingen uit van
beschikbare parkeerplekken en berekent
de afstand tot de obstakels met behulp van
ultrasoonsensoren die zijn ingebouwd in de
voor- en
achterbumper van de auto.
Het Full Park Assist-systeem assisteert u bij de
volgende manoeuvres:
-
F
ileparkeren en uitparkeren na fileparkeren.
-
H

aaks inparkeren.
6
Rijden

Page 192 of 320

190
Werking
F Verminder de snelheid van de auto tot maximaal 30 km/h als u een parkeerplek
nadert.
Functie activeren
De functie kan op twee manieren worden
geactiveerd:
F

D
ruk op deze toets op de
selectiehendel.
of F

Sel
ecteer "Park Assist " in het
menu Auto/Rijden van het
touchscreen.
Als deze functie wordt ingeschakeld, wordt
de dodehoekbewaking uitgeschakeld.
Tot het begin van de in- of
uitparkeermanoeuvre kunt u op elk
gewenst moment op de rode pijl in de
linkerbovenhoek van de weergegeven
pagina drukken om de functie uit te
schakelen.
Selecteren van het type
manoeuvre
Er wordt een selectiepagina voor de manoeuvre op het
touchscreen getoond: standaard is dit, als de auto na
het aanzetten van het contact heeft gereden, de pagina
" Inparkeren ", anders de pagina " Uitparkeren".
F Selecteer het type en de zijde van de
manoeuvre om het zoeken naar een
parkeerplek in te schakelen.
De geselecteerde manoeuvre kan op
elk gewenst moment gewijzigd worden,
ook wanneer er naar een beschikbare
parkeerplek wordt gezocht.
Dit lampje gaat branden om de
selectie te bevestigen.
Zoeken naar een parkeerplek
F Zorg dat u tijdens het rijden een afstand van 0,50 tot 1,50 meter tussen de geparkeerde
auto's en uw auto aanhoudt en rijd hierbij
niet harder dan 30 km/h tot het systeem een
beschikbare parkeerplek vindt.
Het zoeken naar een parkeerplek wordt
onderbroken als u sneller dan 30 km/h rijdt.
De
functie wordt automatisch uitgeschakeld
vanaf een rijsnelheid van 50
km/h.
Voor "fileparkeren" moet de parkeerruimte
minimaal gelijk zijn aan de lengte van uw
auto plus 1
m.
Voor "haaks parkeren" moet de breedte
van de parkeerruimte minimaal gelijk zijn
aan de breedte van uw auto plus 0,70
m.
Als u de parkeerhulpfunctie hebt
gedeactiveerd, wordt deze automatisch
weer geactiveerd bij activering van de
Full
Park Assist.
Rijden

Page 193 of 320

191
Voorbereiden op de
manoeuvre
Als de auto stilstaat, verschijnt een
instructiepagina op het scherm.
F
V
olg alle instructies om de manoeuvre
voor


te bereiden.
Nadat de opvolging van alle instructies
is bevestigd, wordt een nieuw scherm
weergegeven waarop wordt aangegeven dat
u
de manoeuvre kunt uitvoeren. F

D
ruk op deze toets om de
manoeuvre uit te voeren.
F

H
oud de toets ingedrukt en laat het
rempedaal geleidelijk los.
De toets moet ingedrukt blijven tijdens
de manoeuvre.
Wanneer het systeem een geschikte
parkeerplek vindt, wordt er "
OK" op de
parkeer weergave getoond in combinatie met
een geluidssignaal.
F

R

ijd heel langzaam tot het verzoek wordt
weergegeven om de auto tot stilstand te
brengen: " Stop de auto " en het "STOP"-
bord in combinatie met een geluidssignaal. Dit symbool verschijnt automatisch
als de instructie is gevolgd.
Tijdens het manoeuvreren
Op het moment dat de bestuurder het
rempedaal loslaat, neemt het systeem
automatisch de controle over voor het kiezen
van de rijrichting (vooruit of achteruit), het
accelereren, het remmen en de besturing.
De status van de manoeuvre wordt
aangegeven door deze symbolen: De start van de manoeuvre wordt aangeduid
door de weergave van dit scherm, met de
melding "
Manoeuvre wordt uitgevoerd " in
combinatie met een geluidssignaal.
Visiopark 1 of Visiopark 2 en de parkeerhulp
worden automatisch ingeschakeld, zodat u
de directe omgeving van de auto tijdens de
manoeuvre in de gaten kunt houden.
Manoeuvre bezig
Manoeuvre onderbroken
6
Rijden

Page 194 of 320

192
De richting van de manoeuvre wordt
aangegeven door deze symbolen:
De middelste pijl is groen als de auto rijdt of wit
om de volgende richting van de manoeuvre aan
te geven.Tijdens de gehele manoeuvre,
aangegeven door het groene pictogram
"AUTO ", moet de bestuurder de knop op
de selectiehendel ingedrukt houden. Manoeuvre voltooid of geannuleerd
(witte pijlen geven aan dat de
bestuurder de controle over de auto
moet overnemen).
Voor uit
Achteruit
Tijdens de manoeuvres draait het stuurwiel
snel rond: houd daarom het stuur wiel niet
tegen en steek niet uw handen tussen de
spaken van het stuur wiel. Let op voor werpen
die het draaien van het stuur wiel kunnen
hinderen (wijde kleding, sjaal, das enz.) –
Kans op letsel!
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer
in de gaten blijven houden, met name het
tegemoetkomende verkeer.
De bestuurder moet controleren of er geen
objecten of personen zijn die tijdens de
voorwaartse en achterwaartse bewegingen
van de auto in de weg kunnen staan.
Onder bepaalde omstandigheden detecteren
de sensoren mogelijk geen kleine obstakels
die zich in hun dode hoeken bevinden.
De beelden van de camera('s) op het
touchscreen kunnen door het reliëf worden
ver vormd.
Bij zonnig weer of onvoldoende
omgevingslicht kunnen er schaduwzones
ontstaan; het beeld is dan donkerder en
minder contrastrijk.
De bestuurder moet met behulp van de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in de
gaten houden.
Als de auto aanzienlijk wordt afgeremd,
kunnen de remlichten gaan branden. De manoeuvre kan te allen tijde tijdelijk
worden onderbroken (automatisch door het
systeem als een obstakel is gedetecteerd
of
door tussenkomst van de bestuurder).
Als

de bestuurder een gevaarlijke situatie
ziet aankomen, moet de manoeuvre tevens
worden onderbroken.
Om de manoeuvre te onderbreken kan de
bestuurder:
-
d
e regelknop voor de functie loslaten,
-
h
et rempedaal intrappen,
-
d
e controle over de auto overnemen
of
-
d
e stand van de versnellingsbak wijzigen
(behalve schakelen naar stand P ).
Onderbreking van de manoeuvre leidt tot
onmiddellijke stilstand van de auto.
Dit wordt bevestigd door de
weergave van dit symbool in
combinatie met de melding
"Manoeuvre onderbroken ".
Rijden

Page 195 of 320

193
- Her vatten van de manoeuvre nadat de voorwaarden voor de onderbreking zijn
verdwenen:

l

aat alle bedieningselementen los
(rempedaal, regelknop voor functie,
stuurwiel, enz.)


d
ruk opnieuw op de regelknop voor de
functie.
-

D
efinitief afbreken na onderbreking van
de manoeuvre:


t
rap het rempedaal in en schakel een
versnelling in. -
a fslaan van de motor,
- p lotseling verschijnen van een obstakel
in het veld van de manoeuvre dat niet is
gedetecteerd door het systeem voordat de
manoeuvre is begonnen (het obstakel blijft
langer dan 30 seconden aanwezig),
-

n
a tien fileparkeermanoeuvres of tien
manoeuvres om na het fileparkeren de
parkeerplek te verlaten, en na zeven
manoeuvres om haaks in te parkeren,
-

e
en storing in het systeem tijdens het
manoeuvreren.
Bij het afbreken van de manoeuvre worden de
remmen onmiddellijk geactiveerd en wordt de
functie automatisch gedeactiveerd.
Dit symbool wordt weergegeven
in combinatie met de melding
"Manoeuvre afgebroken " op het
touchscreen.
Een melding verzoekt de bestuurder om de
controle over de auto over te nemen. De functie wordt na een paar
seconden uitgeschakeld, dit lampje
gaat uit en op het scherm wordt
de oorspronkelijke weergave weer
getoond.
Het systeem selecteert na 4 seconden
automatisch de stand P van de transmissie.
De manoeuvre wordt in de volgende situaties
afgebroken:
-

g
een actie van de bestuurder gedurende
30 seconden na onderbreking van de
manoeuvre,
-
han

dmatig aantrekken van de parkeerrem,
-

s
electeren van de stand P van de
transmissie door de bestuurder,
-

l
osmaken van de veiligheidsgordel van de
bestuurder,
-

o
penen van een portier of de achterklep,
-

a
ctiveren van de richtingaanwijzers aan
de tegenovergestelde zijde van die van de
manoeuvre,
-

i
n bepaalde gevallen, wanneer een wiel van
de auto een stoeprand of een laag voor werp
raakt,
-

a
ctivering van de antispinregeling op een
glad wegdek,Einde van de inparkeer- of
de uitparkeermanoeuvre
De auto stopt zodra de manoeuvre is voltooid.
Dit symbool wordt weergegeven
in combinatie met de melding
"Manoeuvre voltooid " op het
touchscreen.
De functie wordt na een paar seconden
uitgeschakeld, dit lampje gaat uit en op
het scherm wordt de oorspronkelijke
weergave weer getoond.
- Bij het inparkeren moet de bestuurder mogelijk de manoeuvre zelf voltooien.
De transmissie schakelt 4 seconden na
het
voltooien van de manoeuvre naar de
stand P .
-

B
ij het uitrijden van een parkeerplek
schakelt de transmissie naar de stand N .
De bestuurder wordt met een melding en de
weergave van pictogrammen opgeroepen
om de controle over de auto over te nemen:
houd het stuur wiel vast, selecteer stand D
of R van transmissie en geef gas als het
verkeer dit toelaat.
Na een vertraging van 30 seconden
zonder actie van de bestuurder schakelt de
transmissie automatisch naar de stand P .
6
Rijden

Page 196 of 320

194
Werkingslimieten
- Het systeem kan een ongeschikte parkeerplaats voorstellen (parkeerverbod, plaats waar
werkzaamheden aan het wegdek worden
uitgevoerd, locatie naast een greppel enz.).
-

H
et systeem kan aangeven dat er een plaats is
gevonden, maar biedt vervolgens niet aan om
in te parkeren omdat zich tegenover de zijde
van de manoeuvre een vast obstakel bevindt
waardoor de auto de manoeuvre niet kan
maken.
-

H
et systeem is niet ontworpen voor het
uitvoeren van parkeermanoeuvres op een steile
helling of in scherpe bochten.
-

H
et systeem detecteert geen parkeerplaatsen
die veel groter zijn dan de auto zelf of die
begrensd worden door obstakels die te laag
(trottoirbanden, drempels enz.) of te dun
(bomen, palen, draadhekken enz.) zijn.
-

B
epaalde obstakels die aanvankelijk wel worden
gedetecteerd, worden mogelijk niet meer
gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van
het detectiebereik van de sensoren bevinden.
-
B

epaalde omgevingsgeluiden, zoals lawaai
afkomstig van voertuigen en machines (bijv.
vrachtwagens, pneumatische boren enz.),
kunnen de sensoren van de auto verstoren.
-
B

epaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
-

O
phopingen van sneeuw of dode bladeren
op de weg kunnen de sensoren van de auto
verstoren. -

D
e werking van het systeem kan worden
verstoord door een incorrecte bandenspanning.
- E en aanrijding aan de voorzijde of achterzijde
van de auto kan de uitlijning van de sensoren
hebben veranderd, hetgeen niet altijd door het
systeem wordt vastgesteld: afstandsmetingen
kunnen hierdoor incorrect zijn.
-

B
ij zware belading van de bagageruimte kan de
hellingshoek van de auto de afstandsmetingen
verstoren.
-
D

e sensoren en camera('s) kunnen worden
beïnvloed door slechte weersomstandigheden
(zware regenval, dichte mist, sneeuwval).
-

D
e weergave van de Visiopark 1 of Visiopark 2
is een hulpsysteem dat nooit de alertheid van de
bestuurder vervangt.
Gebruik de functie niet onder de volgende
omgevingsomstandigheden:
-

l
angs een zachte berm (greppel, enz.),
kade of een rand van een afgrond,
-

b
ij een glad wegdek (ijzel enz.).
Gebruik de functie niet in een van de
volgende situaties:
-
w
anneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op
de dakdragers, fietsendrager op de
achterklep enz.),
-
i

ndien een niet goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is,
-
i

ndien sneeuwkettingen gemonteerd zijn,
-
i

ndien een noodreservewiel wordt
gebruikt,
-

a
ls andere wielen dan de oorspronkelijke
zijn aangebracht,
-

n
a aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming enz.),
-

a
ls de sensoren opnieuw gespoten zijn
buiten het dealernetwerk.
-

b
ij gebruik van sensoren die niet voor uw
auto zijn goedgekeurd.
Gebruik de functie niet bij de
aanwezigheid van een van de volgende
storingen:
-
e

en te lage bandenspanning,
-

a
ls een van de bumpers is beschadigd,
-

a
ls een van de camera's defect is,
-

a
ls de remlichten niet werken.
Rijden

Page 197 of 320

195
Storingen
Als de functie niet ingeschakeld is,
knippert het lampje tijdelijk en klinkt
er een geluidssignaal om een storing
in de Full Park Assist aan te geven.
Als de storing optreedt tijdens het
gebruik van het systeem, gaat het
lampje uit.
Als de storing in de parkeersensoren,
die door het branden van dit lampje
wordt aangegeven, tijdens het
gebruik van de Full Park Assist
optreedt, dan wordt de functie
uitgeschakeld.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
In het geval van een storing in
de stuurbekrachtiging wordt
dit lampje weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een waarschuwing.
Zet de auto zo snel mogelijk stil
op
een veilige plaats.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden

Page 198 of 320

Het PEUGEOT TOTAL-team weet hoe prestatiegrenzen onder
de meest veeleisende omstandigheden verlegd kunnen worden.
Dit werd bevestigd door de drievoudige overwinning die in 2017
werd behaald.
Voor deze uitzonderlijke prestaties voorzagen de teams van
Peugeot Sport hun Peugeot 3008 DKR van TOTAL QUARTZ,
een hoogwaardig smeermiddel dat onder de meest extreme
omstandigheden de motor optimaal beschermt.
TOTAL QUARTZ beschermt uw motor tegen de tand des tijds.
PEUGEOT & TOTAL
EEN SAMENWERKING IN HET TEKEN
VAN PRESTATIES!
TOTAL QUARTZ Ineo First is een uiterst hoogwaardig
smeermiddel dat door de R&D-teams van Peugeot en Total
gezamenlijk is ontwikkeld. De innovatieve technologie van
deze speciaal voor Peugeot-motoren ontwikkelde motorolie
draagt in belangrijke mate bij tot het terugdringen van de
CO
2-uitstoot en beschermt de motor effectief tegen vervuiling.

Page 199 of 320

197
Compatibiliteit van
brandstoffen
Brandstof voor
benzinemotoren
De benzinemotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die bij tankstations getankt kunnen worden:Benzine die voldoet aan de norm EN228
en is gemengd met een biobrandstof die
voldoet aan de norm EN15376.
Alleen brandstofadditieven die voldoen
aan de norm B715001 mogen worden
gebruikt.
Brandstof voor
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die bij tankstations getankt kunnen worden: Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN16734 gemengd met biobrandstof
die
voldoet aan de richtlijn EN14214
(met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0 tot 10%).
Paraffinehoudende diesel die voldoet
aan de richtlijn EN15940 gemengd met
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN14214 (met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0 tot 7%).
De brandstof B20 of B30 die voldoet aan
de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor
de dieselmotor van uw auto. Maar als
deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten
de

bijzondere onderhoudsvoorschriften
(voor "Zware rijomstandigheden") strikt
worden nageleefd.
Neem voor meer informatie contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...)
is nadrukkelijk verboden (kans op schade
aan de motor en het brandstofcircuit). Alleen het gebruik van dieseladditieven
die voldoen aan de norm B715000 is
toegestaan.
Diesel bij lage buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in het brandstofsysteem van uw
auto veroorzaken. Om dit te voorkomen is het
raadzaam winterdiesel te tanken en de tank
voor minimaal 50% gevuld te houden.
Als desondanks de motor bij een temperatuur
lager dan -15°C moeilijk aanslaat, laat dan
de auto even in een garage of ver warmde
werkplaats staan.
Reizen naar het buitenland
Sommige brandstoffen kunnen de motor
van uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoor t te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Diesel die voldoet aan de richtlijn EN590
gemengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn EN14214 (met een
gehalte aan methyl-ester vetzuren van
0

tot 7%).
7
Praktische informatie

Page 200 of 320

198
Ta n k e n
Inhoud brandstoftank: ongeveer 62 liter
(benzine) of 55 liter (diesel).
Reser ve: 6 liter.
Laag brandstofniveau
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met de weergave van een
melding en een geluidssignaal, is het
minimale niveau in de brandstoftank
bereikt. Als het lampje gaat branden,
bevindt zich nog ongeveer 6 liter
brandstof in de tank.
Als uw auto is uitgerust met het Stop &
Start-systeem, tank dan nooit als de motor
in de STOP-stand is gezet. Zet in dat
geval altijd het contact af.
Ta n k e n
Een sticker aan de binnenzijde van de tankklep
geeft aan welke brandstof u moet tanken voor het
type motor in uw auto.
Als u minder dan 5 liter brandstof tankt, wordt de
stijging van het brandstofniveau niet weergegeven
op de brandstofniveaumeter.
Bij het openen van de brandstofvulklep kan een
aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is normaal
en wordt veroorzaakt door de onderdruk die
ontstaat door de afdichting van het brandstofcircuit.
Om veilig te tanken:
F Z et altijd eerst de motor af.
F

A
ls de auto is ontgrendeld, drukt u op de
achterzijde van de brandstofvulklep om
deze te openen (de tankdop is in de vulklep
ingebouwd). F

S
teek het vulpistool in de vulopening en
druk hierbij de metalen klep in.
F
S
teek het vulpistool tot de aanslag naar
binnen alvorens dit te bedienen (kans op
spatten).
F
H
oud het vulpistool in deze positie tijdens
het tanken.
F
D
ruk de klep van de tankdop dicht.
Zolang er nog niet voldoende brandstof is
getankt, zal dit lampje steeds bij het aanzetten
van het contact gaan branden in combinatie
met de weergave van de melding en het
geluidssignaal. Tijdens het rijden worden deze
melding en dit geluidssignaal steeds vaker
herhaald naarmate het niveau 0 dichter wordt
genaderd.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u met een lege tank strandt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over een lege brandstoftank
(diesel) . Wanneer het vulpistool bij het vullen van de
brandstoftank voor de 3
e keer afslaat, moet
u niet verder tanken.
Uw auto is voorzien van een katalysator, die de
schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen
vermindert.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend
loodvrije benzine worden gebruikt.
Door de vernauwde vulpijp kan alleen loodvrije
benzine worden getankt.
Indien u per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de
tank beslist worden afgetapt voordat
de motor kan worden gestar t.
F

S

electeer de juiste brandstof voor uw auto.
Praktische informatie

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 320 next >