CITROEN BERLINGO MULTISPACE 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2013, Model line: BERLINGO MULTISPACE, Model: CITROEN BERLINGO MULTISPACE 2013Pages: 306, PDF Size: 13.2 MB
Page 141 of 306

 139
6
   
 
Brandstof  
 
 
BRANDSTOF TANKEN
   
Te laag brandstofniveau 
 
 
Tanken 
  Het tanken dient met  afgezette motor 
 
te geschieden. 
   
 
-   Open de brandstofvulklep. 
   
-   Steek de sleutel in het slot en draai de 
sleutel een kwart omwenteling om. 
   
-   Trek de tankdop uit de vulopening 
en bevestig deze aan de haak aan 
de binnenzijde van de vulklep.  
 
   
Een mechanisch systeem 
voorkomt dat tijdens het tanken 
de linker schuifdeur geopend kan 
worden. 
Let erop dat niemand de schuifdeur 
probeert te openen als de 
brandstofvulklep geopend is. 
  Na het sluiten van de brandstofvulklep 
kan de schuifdeur geblokkeerd worden. 
Druk dan tegen de schuifdeur om deze 
te sluiten en vervolgens te openen.    Als het minimum 
brandstofniveau is bereikt, 
gaat dit lampje branden. 
  Er bevindt zich nog  ongeveer 
8 liter 
 in de tank. Tank bij de 
eerstvolgende gelegenheid om een 
lege brandstoftank te voorkomen. 
  Rijd de tank nooit helemaal leeg, dit 
zou tot storingen in de emisseregeling 
en/of het inspuitsysteem kunnen 
leiden.   Op een sticker aan de binnenzijde van 
het tankklepje staat de voorgeschreven 
soort brandstof aangegeven. 
  Er moet minstens 5 liter bijgevuld 
worden voordat de meter de nieuwe 
hoeveelheid brandstof in de tank 
correct aangeeft. 
  Bij het verwijderen van de tankdop kan 
er enige zuiging ontstaan. Dit vacuüm 
is normaal en komt door de afdichting 
van het brandstofcircuit. 
  Laat het vulpistool bij het aftanken 
van de auto nooit meer dan 3 keer 
automatisch uitspringen. Indien dit wel 
gebeurt, kunnen er storingen optreden. 
  De inhoud van de brandstoftank 
bedraagt ca. 60 liter. 
   
 
-   Vergrendel na het tanken de vuldop 
en sluit de vulklep.  
  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Brandstofkwaliteit voor 
benzinemotoren 
   
Auto's met benzinemotoren kunnen 
probleemloos rijden op biobrandstoffen 
van het type E10 (deze bevatten 10% 
ethanol) die voldoen aan de Europese 
richtlijnen EN 228 en EN 15376. 
  Brandstoffen van het type E85 (deze 
bevatten tot 85% ethanol) zijn 
uitsluitend geschikt voor auto's die 
speciaal bestemd zijn voor dit type 
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit 
van de ethanol moet voldoen aan de 
Europese richtlijn EN 15293. 
  Auto's die kunnen rijden op 
brandstoffen met een ethanolgehalte 
tot 100% (type E100), worden alleen 
verkocht in Brazilië.  
  
Page 142 of 306

DIESEL
140
   
 
Brandstof  
 
BRANDSTOFTOEVOER 
UITGESCHAKELD
 
Bij een zware aanrijding wordt de 
brandstoftoevoer automatisch door de 
brandstofafsluiter onderbroken. 
  Als dit verklikkerlampje gaat 
knipperen, verschijnt een 
melding op het display. 
  Controleer buiten de auto of u 
geen brandstof ruikt en of er geen 
brandstofl ekkage is en herstel de 
brandstoftoevoer als volgt: 
   
 
-   zet het contact af (stand STOP), 
   
-   neem de sleutel uit het contactslot, 
   
-   plaats de sleutel in het contactslot, 
   
-   zet het contact aan en start de 
motor.  
 
HANDOPVOERPOMP DIESEL
 
 
 
In het geval van een lege 
brandstoftank is het noodzakelijk het 
brandstofsysteem te ontluchten: 
   
 
-   vul de brandstoftank met minimaal 
vijf liter diesel, 
   
-   bedien de handopvoerpomp van de 
ontluchting (onder de beschermkap 
in de motorruimte), 
   
-   houd de sleutel in de stand "D" 
(starten) tot de motor aanslaat.  
  Raadpleeg in rubriek 6 het 
gedeelte "Onder de motorkap". 
   
 
 
 
 
 
 
 
 
Brandstofkwaliteit voor 
dieselmotoren 
   
Auto's met dieselmotoren kunnen 
probleemloos rijden op biobrandstoffen 
die aan de huidige en toekomstige 
Europese richtlijnen voldoen (diesel 
die voldoet aan de richtlijn EN 
590 gemengd met biobrandstof die 
voldoet aan de richtlijn EN 14214) 
en die aan de pomp getankt kunnen 
worden (met een gehalte aan methyl-
estervetzuren van 0 tot 7%). 
  Het gebruik van biobrandstof B30 is 
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren 
op voorwaarde dat de bijzondere 
onderhoudsvoorschriften strikt worden 
nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde 
werkplaats. 
  Het gebruik van elk ander type 
(bio)brandstof (zuivere of verdunde 
plantaardige of dierlijke olie, 
stookolie ...) is nadrukkelijk verboden 
(kans op schade aan de motor en het 
brandstofcircuit).  
  
Page 143 of 306

141
SNEL WEER OP WE
G
7
  ACCU
 
Wacht 2 minuten na het uitzetten van 
het contact alvorens de accu los te 
koppelen. 
  Maak de accupoolklemmen niet los bij 
draaiende motor. 
  Laad de accu niet op zonder de 
accukabels los te nemen. 
  Zet, elke keer nadat de accukabels 
weer zijn aangesloten, het contact AAN 
en wacht 1 minuut alvorens de motor 
te starten, zodat de elektronische 
systemen geïnitialiseerd kunnen 
worden. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde 
werkplaats als er zich na deze 
handeling toch nog problemen 
voordoen. 
  Wacht ongeveer 3 minuten na het 
vervangen van een lamp alvorens de 
accu aan te sluiten.     Het is raadzaam de accu los te 
koppelen als uw auto langer dan 
een maand buiten gebruik is. 
   
Laden met behulp van een 
acculader: 
   
 
-   maak de accupoolklemmen los, 
   
-   volg de aanwijzingen van de 
fabrikant op de acculader, 
   
-   sluit de accukabels weer aan, te 
beginnen met de (-) kabel, 
   
-   controleer of de accupolen en 
de klemmen schoon zijn. Indien 
ze bedekt zijn met een (witte of 
groene) oxidatielaag, neem dan de 
accukabels los en reinig de polen 
en de klemmen.  
 
 
 
Starten met een hulpaccu: 
 
 
 
-   sluit eerst de rode kabel aan op de 
(+) polen van de beide accu's, 
   
-   sluit de groene of zwarte kabel aan 
op de (-) pool van de hulpaccu, 
   
-   sluit het andere uiteinde van de 
groene of zwarte kabel aan op 
een zo ver mogelijk van de accu 
verwijderd massapunt van de te 
starten auto. 
   
-   stel de startmotor in werking en laat 
de motor draaien. 
   
-   wacht tot de motor stationair draait 
en neem dan de kabels los.      
 
 
 
 
Deze sticker geeft aan dat er 
een speciale 12V-loodaccu is 
gebruikt die alleen losgekoppeld 
en/of vervangen mag worden bij 
het CITROËN-netwerk of bij een 
gekwalifi ceerde werkplaats. 
  Het negeren van deze aanwijzing kan 
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig 
aan vervanging toe is.  
   
Na het monteren van de accu 
kan het, afhankelijk van de 
weersomstandigheden en de 
laadtoestand van de accu, enkele uren 
(tot ongeveer 8 uur) duren voordat het 
Stop & Start-systeem weer zal werken.  
   
Voor het opladen van de accu van 
het Stop & Start-systeem hoeven 
de accukabels niet losgenomen te 
worden.  Accu 
Page 144 of 306

142
  ECO-MODUS 
 
Nadat de motor is afgezet wordt bij 
aangezet contact na 30 minuten een 
aantal elektrische voorzieningen 
(ruitenwissers, ruitbediening, 
plafonniers, autoradio, enz.) 
automatisch uitgeschakeld om te 
voorkomen dat de accu ontladen raakt. 
  Op dat moment knippert het 
verklikkerlampje voor het laden van de 
accu en verschijnt er een melding op 
het display. 
  Start de motor en laat deze enige 
tijd draaien om de bovengenoemde 
voorzieningen weer te kunnen 
gebruiken. 
  De beschikbare tijd bedraagt het 
dubbele van de tijd dat de motor heeft 
gedraaid. Deze tijd zal echter altijd 
tussen de 5 en 30 minuten bedragen. 
  Als de accu ontladen is, kan de motor 
niet gestart worden.    
 
Accu  
  
Page 145 of 306

143
SNEL WEER OP WE
G
7
   
 
Wiel verwisselen  
 
  De set voor voorlopige 
bandenreparatie bestaat uit een 
compressor en een fl acon (dat een 
afdichtmiddel bevat). 
   
Gebruik van de set 
 
 
 
1. 
  Kruis het wiel waarvan de band 
lek is aan op de sticker met de 
snelheidslimiet, en plak deze op het 
stuurwiel om u er aan te herinneren 
dat u tijdelijk met een gerepareerd 
wiel rijdt. 
   
2. 
 Klik de fl acon  1  
op de compressor  2 
. 
   
3. 
 Sluit de fl acon  1  
aan op het ventiel 
van de lekke band. 
   
4. 
  Let erop dat de slang van de 
compressor volledig uitgerold 
is voordat u deze op de fl acon 
aansluit. 
   
5. 
  Sluit de voedingsdraad aan op een 
van de 12V-aansluitingen in de 
auto. 
   
6. 
  Activeer de compressor met 
een druk op de knop  A 
, tot de 
bandenspanning 2,0 bar bedraagt. 
Als deze spanning niet bereikt kan 
worden, kan de band niet worden 
gerepareerd. 
   
7. 
  Verwijder de compressor en berg 
deze op. 
   
8. 
  Rijd onmiddellijk enkele kilometers 
met beperkte snelheid, zodat het 
afdichtingsproduct het lek kan 
dichten. 
   
9. 
  Breng de band met behulp van 
de compressor op de normale, 
voorgeschreven spanning en 
controleer of het lek goed gedicht is 
(de bandenspanning mag niet lager 
worden). 
   
10. 
 Rijd maximaal 80 km/h. Laat 
de gerepareerde band zo snel 
mogelijk onderzoeken en repareren 
door een specialist.    De fl acon kan na gebruik worden 
bewaard in de bijgeleverde plastic zak, 
om te voorkomen dat vloeistofresten 
uw auto vervuilen. 
  Let op: de gelfl acon bevat 
ethyleenglycol. Dit middel is 
schadelijk bij inname en irriterend 
voor de ogen. 
  Houd het middel buiten het bereik van 
kinderen. 
  Werp de fl acon na gebruik niet weg, 
maar lever deze in bij het CITROËN-
netwerk of een offi cieel inzamelpunt. 
  De fl acon is verkrijgbaar bij het 
CITROËN-netwerk.  
 
BANDENREPARATIESET
 
De bandenreparatieset bevindt zich in 
een opbergvak onder de voorstoel. 
  Auto's die voorzien zijn van een 
bandenreparatieset hebben geen 
reservewiel, noch gereedschap (krik, 
slinger, ...).  
Page 146 of 306

144
   
 
Wiel verwisselen  
 
 
 
1. PLAATSEN VAN DE AUTO 
 
 
 
-   Verzeker u ervan dat alle 
inzittenden de auto hebben 
verlaten en zich op een veilige plek 
bevinden. 
   
-   Zet de auto voor zover mogelijk op 
een horizontale, stabiele en stroeve 
ondergrond. 
   
-   Zet de handrem vast, zet het 
contact af en schakel de eerste 
versnelling of de achteruit in.    
-   Blokkeer indien mogelijk het 
wiel schuin tegenover het te 
verwisselen wiel met een wielblok 
(indien aanwezig).  
  Bij auto's met een trekhaak kan 
het nodig zijn de achterzijde op te 
krikken om het reservewiel uit de 
reservewielhouder te kunnen nemen. 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk 
of een gekwalifi ceerde werkplaats 
wanneer sprake is van bijzondere 
omstandigheden of zware belading.  
 
WIEL VERWISSELEN
   
2. GEREEDSCHAP 
 
 
 
-   Het gereedschap bevindt zich in 
het opbergvak onder de voorstoel. 
Schuif de stoel, indien nodig, 
naar voren voor toegang tot het 
opbergvak via de achterzijde. 
   
-   Draai de moer los en verwijder de 
krik en de wielsleutel.  
   
 
1. 
 Wielsleutel. 
   
2. 
 Krik. 
   
3. 
  Gereedschap om sierdop van 
lichtmetalen velgen te verwijderen. 
   
4. 
 Wielblok.  
  De krik en het gereedschap zijn 
specifi ek voor uw auto. Gebruik ze niet 
voor andere doeleinden.   
Page 147 of 306

145
SNEL WEER OP WE
G
7
   
 
Wiel verwisselen  
 
 
 
3. RESERVEWIEL 
 
 
-   Draai de bout los met behulp 
van de wielsleutel, tot de 
reservewielhouder zo laag mogelijk 
hangt.     
 
-   Open de achterdeuren voor 
toegang tot het reservewiel.    
-   Haal de reservewielhouder los van 
de haak en plaats het reservewiel 
in de nabijheid van het te 
vervangen wiel.  
  
Page 148 of 306

146
   
 
Wiel verwisselen  
 
 
 
4. WERKWIJZE 
 
 
-   Plaats de kop van de krik in het 
steunpunt bij het te verwisselen 
wiel. Zorg ervoor dat het voetstuk 
van de krik op een stevige 
ondergrond staat en zich loodrecht 
onder het steunpunt bevindt 
   
-   Draai de krik uit tot het wiel loskomt 
van de grond. 
   
-   Draai alle wielbouten geheel los. 
   
-   Verwijder de wielbouten en het 
wiel.      
 
-   Verwijder de wieldop door deze 
los te trekken met behulp van het 
hiervoor bestemde gereedschap. 
   
-   Draai de wielbouten iets los.   Draai de krik niet uit voordat de 
wielbouten van het te verwisselen 
wiel iets zijn losgedraaid en het 
wiel dat zich schuin tegenover 
het te verwisselen wiel bevindt, is 
geblokkeerd met een wielblok.  
 
  
Page 149 of 306

147
SNEL WEER OP WE
G
7
   
 
Wiel verwisselen  
 
   
-   Laat de auto volledig zakken 
door de krik omlaag te draaien en 
verwijder de krik vervolgens. 
   
-   Draai de wielbouten met de 
wielsleutel volledig vast, zonder te 
forceren. 
   
-   Berg het wiel met de lekke band op 
in de reservewielhouder.    
-   Hang de reservewielhouder op aan 
de haak en draai deze omhoog met 
behulp van de bout en de wielsleutel.  
  Ga nooit onder een auto liggen die 
alleen op de krik steunt (gebruik 
bokken). Gebruik nooit ander 
gereedschap dan de wielsleutel.  
 
 
5.  MONTEREN VAN HET 
RESERVEWIEL 
   
 
-   Plaats het wiel op de naaf en draai 
de wielbouten met de hand vast. 
   
-   Draai de wielbouten met de 
wielsleutel enigszins vast.  
Page 150 of 306

148
   
 
Sneeuwscherm  
 
AFNEEMBAAR
SNEEUWSCHERM 
 
Afhankelijk van het land van 
bestemming wordt het afneembare 
sneeuwscherm op het onderste 
gedeelte van de voorbumper geplaatst 
om een opeenhoping van sneeuw bij 
de koelventilateur van de radiateur te 
voorkomen. 
   
PLAATSEN 
   
VERWIJDEREN 
 
 
 
-   Steek een schroevendraaier in de 
opening ter hoogte van de clips. 
   
-   Wip de vier clips  B  één voor één los.  
     
 
-   Breng het afneembare 
sneeuwscherm aan in de richting 
van de centreerstift  A  op de 
voorbumper. 
   
-   Zet het scherm vast door de vier 
hoeken aan te drukken ter hoogte 
van de clips  B .  
 
  Vergeet niet het sneeuwscherm 
te verwijderen als de 
buitentemperatuur hoger is dan 
10°C (en er geen kans op sneeuw 
meer is) of als de auto een aanhanger 
trekt. 
   
6.  MONTEREN VAN HET 
GEREPAREERDE WIEL 
  Het wiel dient op dezelfde manier te 
worden gemonteerd als bij stap 5. 
Vergeet bovendien niet de sierdop te 
monteren. 
   
Zie in de rubriek 8 het gedeelte 
"Identifi catie" voor de plaats van 
de sticker met informatie over de 
banden. 
  Zie in de rubriek 2 het 
gedeelte "Cockpit", hoofdstuk 
"Bandenspanningsdetectie" voor 
aanbevelingen na het vervangen van 
een wiel met bandenspanningssensor. 
  Het noodreservewiel is niet 
geschikt voor het afl eggen van 
lange afstanden. Laat zo snel 
mogelijk het aanhaalmoment van de 
wielbouten en de bandenspanning 
van het noodreservewiel controleren 
door het CITROËN-netwerk of 
een gekwalifi ceerde werkplaats. 
Laat bovendien de lekke band zo 
spoedig mogelijk repareren en het 
oorspronkelijke wiel in de plaats 
van het reservewiel monteren 
door het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats.