CITROEN BERLINGO MULTISPACE 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2013, Model line: BERLINGO MULTISPACE, Model: CITROEN BERLINGO MULTISPACE 2013Pages: 306, PDF Size: 13.2 MB
Page 111 of 306

 109
VEILIGHEI
D
4
   
"GRIP CONTROL" 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Gebruiksvoorschriften 
  Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen 
voor het gebruik op verharde wegen, 
maar u kunt er ook mee uit de voeten 
op minder goed begaanbare wegen. 
  Zeker als de auto zwaar beladen is, is 
uw auto niet geschikt voor het rijden in 
zwaar terrein, zoals: 
   
 
-   terreinen die de onderzijde 
van de auto zouden kunnen 
beschadigen of waarbij 
onderdelen (brandstofl eiding, 
brandstofkoeler,...) geraakt zouden 
kunnen worden door stenen of 
andere objecten, 
   
-   terrein met steile hellingen en 
weinig grip, 
   
-   beekjes en stroompjes, enz.  
 
  In sneeuw, modder en zand zorgt dit 
aandrijfsysteem in combinatie met de 
banden Michelin 
®   Latitude Tour HP 
M+S voor een uitstekend compromis 
tussen veiligheid, grip en tractie. 
 Met dit systeem kan de auto in de 
meeste gevallen waarbij sprake is van 
weinig grip toch vooruit komen. 
  U moet het gaspedaal ver genoeg 
intrappen om ervoor te zorgen dat de 
motor voldoende vermogen levert, 
zodat het systeem de verschillende 
parameters optimaal kan aansturen.  Parkeerhulp 
Page 112 of 306

ESP OFF
11 0
   
De  ESP 
-stand is de 
normale stand voor situaties 
waarin weinig wielslip 
optreedt, gebaseerd op 
de meest voorkomende 
omstandigheden tijdens het rijden op 
autowegen en snelwegen. 
  Elke keer als u het contact afzet, 
wordt het ESP automatisch weer 
ingeschakeld.  
   
De stand  ESP OFF 
 is 
alleen geschikt voor bij 
het wegrijden en bij lage 
snelheden. 
  Deze stand is alleen mogelijk bij 
snelheden tot 50 km/h.     
In de stand " Sneeuw 
" 
past het systeem bij het 
wegrijden de regeling aan op 
de hoeveelheid grip die elk 
voorwiel op dat moment heeft. 
  Tijdens het optrekken optimaliseert 
het systeem de wielslip zodanig dat de 
beschikbare grip effectief wordt gebruikt 
voor een maximale acceleratie.  
   
In de stand " Off road 
" wordt 
bij het wegrijden veel wielslip 
toegestaan bij het wiel met 
de minste grip, zodat de 
modder van de band wordt 
verwijderd en het wiel vervolgens weer 
grip krijgt. Er wordt zo veel mogelijk 
koppel naat het wiel met de meeste 
grip overgebracht. 
  Tijdens het optrekken verdeelt het 
systeem de wielslip zodanig dat de 
handelingen van de bestuurder zo veel 
mogelijk effect hebben.     
In de stand " Zand 
" is het 
gelijktijdig licht doorslippen 
van de aangedreven wielen 
toegestaan, zodat de auto 
vooruit komt en het risico van 
ingraven wordt beperkt. 
  Activeer op zand geen andere standen, 
anders bestaat de kans dat de auto 
vast komt te zitten in het terrein.  
  Parkeerhulp 
Page 113 of 306

 111
VEILIGHEI
D
4
   
 
Veiligheidsgordels  
 
 VEILIGHEIDSGORDELS
 
 
Hoogteverstelling 
 
Knijp de knop van de geleider in 
en schuif deze omhoog of omlaag 
(veiligheidsgordel bestuurdersstoel en 
enkele passagiersstoel).  
 
 
Vastmaken 
 
Trek aan de gordel en steek de gesp in 
de gordelsluiting. 
  Trek aan de gordel om de 
vergrendeling van de gesp te 
controleren.  
 
 
Verklikkerlampje 
veiligheidsgordel bestuurder     
Losmaken 
 
Druk op de rode knop.  
  Als de bestuurder zijn 
veiligheidsgordel niet heeft 
vastgemaakt, gaat bij het 
starten van de motor het 
verklikkerlampje branden.  
 
 
Gebruiksvoorschrift 
 
De bestuurder dient er vóór het wegrijden 
zeker van te zijn dat alle inzittenden hun 
veiligheidsgordels op de juiste manier 
hebben vastgemaakt. 
  Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het 
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook 
al betreft het een korte rit. 
  De veiligheidsgordels zijn voorzien van 
een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de 
lengte van de gordel automatisch wordt 
aangepast aan uw lichaamsbouw. 
  Gebruik geen accessoires om de 
veiligheidsgordels minder strak te laten 
aansluiten (zoals wasknijpers, klemmen, 
veiligheidsspelden, ...). 
  Controleer zowel voor als na het gebruik 
van de gordel of deze goed is opgerold. 
  Controleer na het neerklappen of 
verplaatsen van een stoel of de 
achterbank of de gordel goed is opgerold 
en de gordelsluiting zich op de juiste 
plaats bevindt. 
  De gordelspanners van de 
veiligheidsgordels vóór kunnen, 
afhankelijk van de aard en de kracht 
van de aanrijding, onafhankelijk van 
de airbags afgaan. De gordelspanners 
trekken de veiligheidsgordels direct stevig 
tegen het lichaam van de inzittenden. 
Het afgaan van de gordels gaat gepaard 
met een lichte onschadelijke rookvorming 
en een geluid als gevolg van de 
pyrotechnische lading in het systeem. 
  De gordelkrachtbegrenzer beperkt de 
kracht waarmee de gordel tegen het 
lichaam van de inzittenden getrokken 
wordt.  
Page 114 of 306

11 2
   
 
Veiligheidsgordels  
 
   
Voorschriften voor kinderen: 
   
 
-   maak voor kinderen tot 12 jaar of 
kleiner dan 1,50 m gebruik van een 
geschikt kinderzitje. 
   
-   laat nooit een kind op schoot 
zitten tijdens het rijden. De 
veiligheidsgordel mag door niet 
meer dan één persoon gedragen 
worden.  
  Raadpleeg voor meer informatie 
over kinderzitjes in rubriek 4 het 
gedeelte "Kinderen in de auto". 
  Reinig de veiligheidsgordels met 
zeepsop of een reinigingsmiddel 
voor textiel, verkrijgbaar bij het 
CITROËN-netwerk.  
   
Vanwege de wettelijke 
veiligheidsvoorschriften moeten 
werkzaamheden en controles aan de 
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door 
het CITROËN-netwerk, dat tevens voor 
de garantie zorgt en de werkzaamheden 
volgens de voorschriften uitvoert. 
  Laat de veiligheidsgordels van uw auto 
regelmatig (ook na een kleine aanrijding) 
controleren door het CITROËN-netwerk 
of een gekwalifi ceerde werkplaats: de 
gordels mogen geen slijtagesporen 
en scheuren vertonen en er mogen 
geen wijzigingen aan de gordels zijn 
aangebracht. 
  De oprolautomaten zijn voorzien van 
een automatische blokkeerinrichting die 
in werking treedt bij een aanrijding, een 
noodstop of het over de kop slaan van de 
auto. 
  De veiligheidsgordels met pyrotechnische 
gordelspanners werken alleen als het 
contact aan staat. 
  U kunt de gordel losmaken door de rode 
knop op de gesphouder in te drukken. 
Geleid de gordel tijdens het oprollen. 
  Als de gordelspanners zijn geactiveerd, 
gaat het verklikkerlampje airbag branden. 
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats. 
  Voor een effectieve werking van de 
veiligheidsgordel: 
   
 
-   mag deze door niet meer dan één 
persoon worden gedragen, 
   
-   moet worden voorkomen dat de 
gordel gedraaid raakt en moet de 
gordel in een vloeiende beweging 
naar voren worden getrokken, 
   
-   dient deze strak om het lichaam te 
worden gedragen.  
  De schoudergordel moet langs het 
holle gedeelte van de schouder worden 
geplaatst. 
  De heupgordel moet zo laag mogelijk op 
het bekken worden geplaatst. 
  Draai de gespen van de 
veiligheidsgordels niet om; de gordels 
zijn dan niet voldoende effectief. Als de 
zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen, 
moet de heupgordel altijd onder de 
armsteun door worden geleid. 
  Controleer of de gordel goed is 
vastgemaakt door even aan de riem te 
trekken.    
Autogordels zitplaatsen vóór 
 
De autogordels vóór zijn voorzien van 
pyrotechnische gordelspanners en 
gordelkrachtbegrenzers.  
 
 
 
 
Autogordels zitplaatsen achter 
(5 zitplaatsen) 
  De zitplaatsen achter zijn voorzien van 
driepuntsgordels met oprolautomaten.   
Page 115 of 306

 11 3
VEILIGHEI
D
4
   
 
Veiligheidsgordels  
 
 
 
Autogordels zitplaatsen achter
   
(7 zitplaatsen) 
 
 
Tweede zitrij 
  De drie zitplaatsen zijn uitgerust met 
driepuntsgordels en oprolautomaten. 
  Let er bij het neerklappen van de 
buitenste stoelen of het neerklappen 
van de rugleuningen in de tafelstand 
op dat de autogordel van de middelste 
zitplaats niet knel komt te zitten. 
  Let er bij het verstellen van de 
buitenste stoelen (verwijderen/
terugplaatsen) of bij het instappen 
naar de derde zitrij op dat er niets blijft 
haken aan de middelste autogordel. 
  Let erop dat de middelste autogordel 
op de juiste wijze is opgerold in de 
gordelhouder in het dak.     
Derde zitrij 
  De twee zitplaatsen zijn uitgerust met 
driepuntsgordels en oprolautomaten. 
  Bevestig de gordels niet aan de 
sjorogen, zoals met een rood kruis is 
aangegeven op de sticker. 
  Let erop dat de autogordels op de 
juiste wijze worden vastgemaakt aan 
de hiervoor bestemde ogen.     
De autogordels van de derde zitrij 
kunnen worden opgeborgen als ze 
niet in gebruik zijn. Hierdoor is de 
bagageruimte beter toegankelijk en 
is het bagagescherm eenvoudiger te 
plaatsen. 
  Haak de musketonhaak vast op 
de hiervoor bestemde plaats in de 
bekleding van de achterstijl.  
  
Page 116 of 306

11 4
   
 
Airbags  
 
 
AIRBAGS 
 
De airbags zijn speciaal ontworpen 
voor een betere veiligheid van de 
inzittenden bij ernstige aanrijdingen: 
ze vormen een aanvulling op de 
werking van de veiligheidsgordels met 
gordelkrachtbegrenzers.   De elektronische schoksensoren 
registreren in dat geval de frontale en 
zijdelingse aanrijdingen waaraan de 
registratiezones voor een aanrijding 
worden blootgesteld: 
   
 
-   bij een ernstige aanrijding worden 
de airbags onmiddellijk opgeblazen 
en beschermen ze de inzittenden 
van de auto. Direct na de aanrijding 
ontsnapt het gas zodat noch het 
zicht, noch het eventueel verlaten 
van de auto door de inzittenden 
wordt belemmerd,    
-   bij een minder ernstige aanrijding 
of een aanrijding van achteren 
en in bepaalde gevallen waarin 
de auto over de kop slaat, treden 
de airbags niet in werking. De 
veiligheidsgordels zorgen in 
deze situaties voor een afdoende 
bescherming.  
  De kracht van de aanrijding is 
afhankelijk van het soort obstakel 
en de snelheid van de auto op dat 
moment.  
Page 117 of 306

 11 5
VEILIGHEI
D
4
 11 5
Airbags
   
Gebruiksvoorschrift 
 
Maak er een gewoonte van om 
normaal rechtop in de voorstoelen te 
zitten. 
  Draag altijd een correct afgestelde 
veiligheidsgordel. 
  Zorg dat er zich niets bevindt tussen 
de airbag en de inzittenden (kinderen, 
huisdieren, objecten...). Dit kan 
de goede werking van de airbag 
belemmeren en/of de inzittende bij het 
opblazen van de airbag verwonden. 
  Laat na een aanrijding of diefstal 
van uw auto de airbagsystemen 
controleren. 
  Het is beslist niet toegestaan om 
werkzaamheden uit te voeren aan 
airbagsystemen, raadpleeg hiervoor 
het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats. 
  Zelfs als alle bovenstaande 
voorschriften worden nageleefd, blijft 
de kans bestaan op letsel of lichte 
brandwonden aan het hoofd, de 
borst of de armen als de airbag wordt 
geactiveerd. De airbag wordt namelijk 
zeer snel opgeblazen (binnen enkele 
milliseconden) en loopt vervolgens 
even snel leeg, waarbij de warme 
gassen via de daarvoor bestemde 
openingen naar buiten stromen.    
Zij-airbags 
  Bedek de stoelen uitsluitend met de 
goedgekeurde stoelhoezen. Deze 
belemmeren het activeren van de zij-
airbags niet. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde 
werkplaats. 
  Bevestig nooit iets aan de rugleuning 
van de stoelen, dit zou bij het afgaan 
van de airbags kunnen leiden tot 
verwondingen aan armen of middel. 
  Ga niet onnodig dicht tegen het 
portierpaneel zitten.  
   
Airbags vóór 
  Houd het stuurwiel niet aan de spaken 
vast en laat uw handen niet op het 
stuurwielkussen rusten. 
  Zorg ervoor dat de passagier zijn 
voeten niet op het dashboard 
laat rusten, hij kan anders ernstig 
letsel oplopen als de airbag wordt 
opgeblazen. 
  Het is raadzaam niet te roken in de 
auto. Als de airbag wordt opgeblazen, 
kunnen brandende sigaretten of een 
pijp brandwonden of ander letsel 
veroorzaken. 
  Verwijder het stuurwiel nooit, maak 
geen gaten in de stuurwielbekleding en 
sla er niet op.  
     
De airbags werken alleen als 
het contact aan is.  
  De airbags werken slechts eenmaal. 
Als er een tweede aanrijding 
plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een 
volgend ongeval), werken de airbags 
niet meer. 
  Het activeren van de airbags gaat 
gepaard met wat onschadelijke rook en 
een knal, als gevolg van de activering 
van de pyrotechnische lading die in het 
systeem is geïntegreerd. 
  De rook is niet schadelijk, maar kan 
voor gevoelige personen irriterend zijn. 
  De knal die bij de ontsteking wordt 
geproduceerd, kan het gehoor 
gedurende een korte periode enigszins 
verminderen. 
  Wanneer een kinderzitje met 
de rug in de rijrichting op de 
passagiersstoel is geplaatst, 
moet de airbag aan passagierszijde 
zijn uitgeschakeld. Zie in rubriek 4 het 
gedeelte "Kinderen aan boord".  
Page 118 of 306

11 6
   
 
Airbags  
 
 
 
Window-airbags 
 
De window-airbags beschermen 
de bestuurder en passagiers 
(uitgezonderd de middelste zitplaats 
van zitrij 2) bij een ernstige zijdelingse 
aanrijding, om de kans op hoofdletsel 
te verkleinen. 
  De window-airbags zijn aangebracht in 
de stijlen en het bovenste gedeelte van 
het interieur. 
   
Activering 
  De window-airbag wordt gelijktijdig met 
de zij-airbag aan de desbetreffende zijde 
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse 
aanrijding binnen (een gedeelte van) 
de impactzone opzij ( B ), loodrecht op 
de lengteas van de auto en vanaf de 
buitenzijde richting de binnenzijde van 
de auto, die zich op een horizontale 
ondergrond moet bevinden. 
  De window-airbag wordt opgeblazen 
tussen de inzittende vóór of achter in 
de auto en de ruiten.  
 
 
 
Zij-airbags 
 
De zij-airbags beschermen de 
bestuurder en voorpassagier bij een 
ernstige zijdelingse aanrijding, om de 
kans op borstletsel te verkleinen. 
  De zij-airbags zijn aan de zijde van de 
portieren in de rugleuningen van de 
voorstoelen aangebracht. 
   
Activering 
  De zij-airbags worden aan de 
desbetreffende zijde opgeblazen bij 
een ernstige zijdelingse aanrijding 
binnen (een gedeelte van) de 
impactzone opzij ( B 
), loodrecht op 
de lengteas van de auto en vanaf de 
buitenzijde richting de binnenzijde van 
de auto, die zich op een horizontale 
ondergrond moet bevinden. 
  De zij-airbag wordt opgeblazen 
tussen de inzittende vóór en het 
desbetreffende portierpaneel.     
Registratiezones voor een 
aanrijding 
   
 
A. 
 Impactzone vóór 
   
B. 
 Impactzone opzij     
Storing 
  Als dit verklikkerlampje op 
het instrumentenpaneel 
gaat branden in combinatie 
met een geluidssignaal en 
een melding op het display, 
raadpleeg dan het CITROËN-netwerk 
of een gekwalifi ceerde werkplaats 
om het systeem te laten controleren. 
De kans bestaat dat de airbags bij 
een ernstige aanrijding niet worden 
geactiveerd.  
 
  Bij een lichte zijdelingse aanrijding 
of bij over de kop slaan, kan 
het zijn dat de airbag niet wordt 
geactiveerd.   
Page 119 of 306

 11 7
VEILIGHEID
4
 11 7
Airbags
   
Frontairbags 
 
Deze zijn voor de bestuurder in 
het midden van het stuurwiel en 
voor de passagier in het dashboard 
aangebracht. 
   
Activering 
  Ze worden tegelijkertijd geactiveerd, 
behalve als de airbag aan 
passagierszijde is uitgeschakeld, bij 
een ernstige frontale aanrijding binnen 
de impactzone  A 
, in de lengterichting 
van de auto en vanaf de voorzijde 
richting de achterzijde van de auto, die 
zich op een horizontale ondergrond 
moet bevinden. 
  De frontairbag wordt opgeblazen 
tussen de inzittende vóór en het 
dashboard om te voorkomen dat de 
inzittende naar voren wordt geworpen.     
Uitschakelen 
  Alleen de airbag aan passagierszijde 
kan worden uitgeschakeld: 
   
 
-   Zet het contact af 
, steek de sleutel 
in de schakelaar voor uitschakelen 
van de airbag aan passagierszijde, 
   
-   draai deze in de stand  "OFF" 
, 
   
-   verwijder de sleutel zonder de 
stand van de sleutel te veranderen.  
  Het verklikkerlampje op 
het instrumentenpaneel 
brandt zolang de airbag is 
uitgeschakeld.    
 
Als de twee verklikkerlampjes 
airbag permanent branden, plaats 
dan geen kinderzitje met de rug 
in de rijrichting. Neem contact op 
met het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats.  
     
Storing airbag vóór 
  Schakel voor de veiligheid van uw 
kind de airbag aan passagierszijde 
altijd uit als u een kinderzitje met 
de rug in de rijrichting op de voorstoel 
plaatst. Anders kan een kind bij het 
afgaan van de airbag levensgevaarlijk 
gewond raken.     
Inschakelen 
  In de stand  "OFF" 
 werkt de airbag 
aan passagierszijde bij een eventuele 
aanrijding niet. 
  Als u het kinderzitje hebt verwijderd, 
zet dan de schakelaar weer op  "ON" 
 
om de airbag opnieuw in te schakelen 
en zo de veiligheid van uw passagier 
te garanderen.  
   
Als dit verklikkerlampje op 
het instrumentenpaneel gaat 
branden in combinatie met 
een geluidssignaal en een 
melding op het display, laat 
het systeem dan controleren 
door het CITROËN-netwerk 
of een gekwalifi ceerde 
werkplaats.  
Page 120 of 306

11 8
   
 
Kinderen aan boord  
 
 
ALGEMENE INFORMATIE MET
BETREKKING TOT KINDERZITJES 
   
Hoewel CITROËN bij het ontwerp van 
uw auto veel aandacht heeft besteed 
aan veiligheidsvoorzieningen voor uw 
kinderen, is hun veiligheid natuurlijk 
ook afhankelijk van uzelf. 
  Volg voor een optimale veiligheid de 
volgende adviezen op: 
   
 
-   kinderen jonger dan 12 jaar 
of kleiner dan 1,50 meter 
dienen in goedgekeurde, 
aan het lichaamsgewicht 
aangepaste kinderzitjes op met 
veiligheidsgordels of ISOFIX-
bevestigingen uitgeruste plaatsen 
te worden vervoerd, 
   
-   de veiligste plaats voor het 
vervoeren van een kind is volgens 
de statistieken een plaats op de 
achterbank van uw auto, 
   
-   kinderen tot 9 kg moeten zowel 
voor- als achterin met de rug in de 
rijrichting worden vervoerd, 
   
-   een kind mag nooit op de schoot 
van een passagier worden 
vervoerd.  
 
 
 
KINDERZITJE VÓÓR 
 
 
"Met de rug in de rijrichting" 
  Aanbevolen op de zitplaatsen achter 
tot 2 jaar. 
  Wanneer een kinderzitje met de rug 
in de rijrichting op de passagiersstoel 
vóór wordt geplaatst, moet de airbag 
aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. 
Anders kan het kind bij het afgaan van 
de airbag levensgevaarlijk gewond 
raken.     
"Met het gezicht in de rijrichting" 
  Aanbevolen op de zitplaatsen achter 
vanaf 2 jaar. 
  Wanneer een kinderzitje met 
het gezicht in de rijrichting op de 
passagiersstoel vóór wordt geplaatst, 
mag de airbag aan passagierszijde niet 
worden uitgeschakeld.  
 
   
De regels voor het vervoeren 
van kinderen zijn per land 
verschillend. Raadpleeg hiervoor 
de wetgeving in uw land. 
  Raadpleeg de lijst met de voor uw 
land goedgekeurde kinderzitjes. 
De aanwezigheid van ISOFIX-
bevestigingen, achterzitplaatsen en 
een (uitschakelbare) passagiersairbag 
is afhankelijk van de uitvoering.