CITROEN BERLINGO MULTISPACE 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: BERLINGO MULTISPACE, Model: CITROEN BERLINGO MULTISPACE 2017Pages: 292, PDF Size: 9.84 MB
Page 41 of 292

 
+ +
39
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Cockpit
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
SCR-emissieregelsysteem
WaarschuwingenInformatieOplossing - actie
Als de verklikkerlampjes UREA, Service en 
Zelfdiagnose motor gaan branden, is er een storing 
gedetecteerd in het SCR-emissieregelsysteem. Als het een tijdelijke storing betreft, verdwijnt 
deze waarschuwing weer zodra de uitstoot van 
schadelijke stoffen weer aan de norm voldoet.
Na 50
  km (30   mijl) zonder AdBlue
®
Bevestiging van de storing die niet te maken heeft 
met een te laag vloeistofniveau. De actieradius bedraagt 1100
  km (700   mijl).
Neem zo snel mogelijk contact op met het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats om te voorkomen dat de motor niet 
meer gestart kan worden.
De storing is bevestigd.
De volgende keer dat het contact wordt aangezet, 
wordt de toegestane actieradius weergegeven in 
kilometers (mijlen). De waarschuwing wordt elke 
30
  seconden herhaald.
De toegestane actieradius is overschreden; de 
uitstoot van schadelijke stoffen is groter dan 
toegestaan.
De motor kan niet meer worden gestart. Neem om de motor weer te kunnen starten 
verplicht contact op met het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
- BlueHDi-dieselmotor 
VOORDAT u GAAT RIJDEN
3   
Page 42 of 292

40
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Cockpit
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
BRANDSTOFNIVEAUMETERkOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
De wijzer van de 
koelvloeistoftemperatuurmeter 
bevindt zich vóór het rode gebied: 
normale werking.
Onder zware gebruiksomstandigheden 
of bij warm weer kan de wijzer in de 
buurt van het rode gebied komen.Als de wijzer in het rode gebied komt:
Ga langzamer rijden of laat de motor 
stationair draaien.
Als het lampje gaat branden:
-
 stop onmiddellijk en zet het contact
 
af. De koelventilator kan nog 
ongeveer 10   minuten blijven werken,
-  
wacht tot de motor is afgekoeld 
om het koelvloeistofniveau 
te controleren en eventueel 
koelvloeistof bij te vullen.
Het koelcircuit staat onder druk, 
neem daarom de volgende 
voorzorgsmaatregelen in acht om 
brandwonden te voorkomen:
-
  
laat de motor nadat deze is afgezet 
minimaal een uur afkoelen voordat 
u werkzaamheden uitvoert,
-
  
draai de dop eerst een kwart omwenteling 
los om de druk te laten dalen.
- controleer, als de druk eenmaal is 
gedaald, het niveau in het expansievat.
- verwijder indien nodig de dop om 
koelvloeistof bij te vullen.
Laat uw auto controleren door 
het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats als de 
wijzer in het rode gebied blijft staan.
Raadpleeg in rubriek 7
  het 
gedeelte "Niveaus".
Raadpleeg in rubriek 7
 
het 
gedeelte "Brandstof".
Het brandstofniveau wordt aangegeven 
zodra het contact wordt aangezet.
De wijzer staat op:
-
 
1:
 de brandstoftank is volledig 
gevuld (ongeveer 60
 
liter).
-
 
0:
 de brandstoftank is bijna leeg, 
het verklikkerlampje blijft branden. 
Het lampje gaat branden op het 
moment dat er nog ongeveer 8
 
liter 
brandstof in de tank aanwezig is.  
Page 43 of 292

41
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Cockpit
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
EMISSIEREGELING
EOBD (European On Board 
Diagnosis) is een Europees 
diagnosesysteem dat de 
emissieregeling bewaakt en 
ervoor zorgt dat de auto voldoet 
aan de normen voor de uitstoot van:
- CO (koolmonoxide),
-  
HC (koolwaterstof
 fen),
-
 
NOx (stikstofoxide); de 
samenstellin
g van de uitstoot 
wordt gecontroleerd door 
de lambdasondes achter de 
katalysator,
-
 
fijnstof.
BANDENSPANNINGSCONTROLESySTEEM
Zodra de auto rijdt, 
controleert dit systeem 
permanent de spanning 
van de vier banden.
In het ventiel van elke 
band (met uitzondering 
van het reservewiel) is een druksensor 
gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de 
bestuurder zodra het een daling van 
de spanning van een of meer banden 
detecteert.
Het bandenspanningscontrolesysteem 
is een hulpsysteem; de bestuurder 
moet oplettend blijven.In het geval van een storing in 
de emissieregeling wordt de 
bestuurder gewaarschuwd door 
het branden van dit verklikkerlampje op 
het instrumentenpaneel.
Laat als dit verklikkerlampje gaat 
branden het systeem controleren 
door het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats. Ondanks de aanwezigheid van 
dit systeem dient u maandelijks 
en voor elke lange reis de 
bandenspanning (ook die van het 
reservewiel) handmatig te controleren.
Een te lage bandenspanning heeft 
een negatief effect op de wegligging, 
verlengt de remweg en versnelt de 
bandenslijtage, met name onder zware 
omstandigheden (zware belading, 
hoge snelheid, lange rit).
Een te lage bandenspanning 
leidt ook tot een hoger 
brandstofverbruik.
 De door de fabrikant voor uw auto 
aanbevolen bandenspanning 
staat vermeld op de 
bandenspanningssticker
 .
Zie in rubriek 9
  het gedeelte 
"Identificatie".
De bandenspanning moet bij "koude" 
banden worden gecontroleerd (auto 
die langer dan 1
  uur heeft stilgestaan 
of na een traject van maximaal 10
  km 
met gematigde snelheid).
Is dit niet het geval, verhoog dan de 
op de sticker vermelde waarden met 
0,3
  bar. 
VOORDAT u GAAT RIJDEN
3   
Page 44 of 292

42
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Cockpit
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
 De waarschuwing wordt 
weergegeven zolang de 
desbetreffende band(en) niet op 
spanning is (zijn) gebracht, is (zijn) 
gerepareerd of is (zijn) vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of 
wiel met stalen velg) is niet voorzien 
van een sensor.
Storing
Waarschuwing te lage 
bandenspanning
Een lagere bandenspanning 
is niet altijd zichtbaar aan een 
vervorming van de band. Beperk 
u daarom niet alleen tot een visuele 
controle.Bij een te lage bandenspanning 
brandt dit verklikkerlampje 
in combinatie met een 
geluidssignaal en, afhankelijk van 
de uitrusting, in combinatie met 
de weergave van een melding.Als het verklikkerlampje "te 
lage bandenspanning" knippert 
en vervolgens permanent 
brandt in combinatie met 
het verklikkerlampje "Service" en, 
afhankelijk van de uitvoering, een 
melding, duidt dit op een storing in het 
systeem.
In dat geval wordt de bandenspanning 
niet meer gecontroleerd.
Als er een afwijking in de 
bandenspanning van één band 
wordt geconstateerd, kan deze band 
worden herkend aan het pictogram 
of, afhankelijk van de uitvoering, de 
weergegeven melding.
-
 
V
erlaag onmiddellijk de 
snelheid, maak geen bruuske 
stuurbewegingen en rem niet 
plotseling hard af.
-
 
Zet uw auto stil zodra de 
verkeerssituatie dit toelaat.
-
 
Gebruik in geval van een lekke 
band de noodreparatieset of het 
reservewiel (volgens uitrusting),
 of
-
 
controleer de spanning van de 
vier banden (bij koude banden) 
als u over een compressor 
beschikt, bijvoorbeeld die van de 
bandenreparatieset,
 of
-
 
rijd voorzichtig met lage snelheid 
verder als u niet direct de 
bandenspanning kunt controleren.
Deze waarschuwing wordt ook 
weergegeven als een of meerdere 
wielen niet zijn voorzien van een 
sensor (bijvoorbeeld een noodreservewiel 
of een reservewiel met stalen velg).
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats om 
het systeem te laten controleren of 
monteer na een lekke band het wiel 
met de originele velg, dat is voorzien 
van een sensor.  
Page 45 of 292

43
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Cockpit
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
BANDENSPANNINGSCONTROLESySTEEM MET REINITIALISATIE
Dit systeem controleert automatisch de 
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van 
de vier banden zodra de auto begint te 
rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van 
de snelheidssensoren van de wielen 
met de referentiewaarden die elke 
keer nadat de banden op spanning 
zijn gebracht of na het verwisselen 
van een wiel moeten worden 
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing 
zodra wordt gesignaleerd dat de 
spanning van een of meer banden te 
laag is.Het bandenspanningscontrolesysteem 
is niet meer dan een hulpmiddel, 
hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid 
van de bestuurder niet door het systeem 
kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de 
verantwoordelijkheid om elke maand de 
bandenspanning te controleren (ook die 
van het reservewiel). Doe dit ook voordat 
u een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage 
bandenspanning heeft een nadelige 
invloed op het weggedrag en de remweg 
van de auto en veroorzaakt vroegtijdige 
bandenslijtage, vooral onder zware 
omstandigheden (zware belading, hoge 
snelheden, een lange rit).
 Het rijden met een te lage 
bandenspanning veroorzaakt 
bovendien een hoger 
brandstofverbruik. De voor uw auto voorgeschreven 
bandenspanning vindt u op de 
sticker met de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetref
 fende 
rubriek voor meer informatie over de 
identificatie van de auto.
De bandenspanning moet worden 
gecontroleerd als de banden "koud" 
zijn (de auto staat langer dan een uur 
stil of er is minder dan 10
  km gereden 
met een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden 
(bij warme banden) moet de 
bandenspanning ten opzichte van de 
op de sticker vermelde spanning met 
0,3
  bar worden verhoogd. 
VOORDAT u GAAT RIJDEN
3   
Page 46 of 292

44
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Cockpit
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Waarschuwing te lage bandenspanning
U krijgt deze waarschuwing 
als dit lampje blijft branden 
in combinatie met een 
geluidssignaal en, volgens 
uitvoering, een melding.Controleer voordat u het systeem 
gaat resetten of de spanning van 
de vier banden overeenkomstig de 
gebruiksomstandigheden van de auto 
en de voorschriften op de sticker met 
de bandenspanningen is.
Het waarschuwingssysteem voor 
te lage bandenspanning is alleen 
betrouwbaar als de vier banden 
tijdens het resetten de juiste spanning 
hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem 
geeft geen meldingen als de 
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
Een te lage bandenspanning is 
niet altijd aan de band te zien.
 Een visuele controle is dus niet 
voldoende.
De waarschuwing blijft actief tot 
het systeem is gereset.
F
 
V
 erminder onmiddellijk uw 
snelheid en vermijd plotselinge 
stuurbewegingen en krachtig 
remmen.
F
 
Stop zodra dit mogelijk is op een 
veilig
e plaats. F  
Controleer als u een compressor 
in de auto hebt, bijvoorbeeld 
die van de set voor tijdelijke 
bandenreparatie, de spanning 
van de vier banden als deze zijn 
afgekoeld.
F
  
Rijd voorzichtig verder als het 
niet mogelijk is om deze controle 
onmiddellijk
 uit te voeren.
of
F  
Gebruik in het geval van een lekke 
band de bandenreparatieset of het 
reservewiel (volgens uitvoering).
Resetten
Elke keer nadat u een of meer banden 
op spanning hebt gebracht en na het 
verwisselen van een of meer wielen, 
moet u het systeem resetten.  
Page 47 of 292

45
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Cockpit
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Het resetten van het systeem moet gebeuren bij aangezet contact en 
stilstaande auto:
- 
via het configuratiemenu van de auto bij auto's met display
 ,
-
 
met de toets op het dashboard bij auto's zonder display
 .
Display A
F
 
Druk op de toets 
 MENU om het 
algemene menu te openen.
F
 
Druk op de toets "
 5" of "6" om het 
menu "Config. auto" te selecteren 
en bevestig uw keuze door op de 
toets O
k  te drukken.
F
 
Druk op de toets "
 5" of "6" om 
het menu "Reset bandensp" te 
selecteren en bevestig uw keuze 
door op de toets O
k  te drukken.
 Er verschijnt een melding ter 
bevestging van het verzoek.
F
 
Bevestig uw keuze door op de toets 
O
k  te drukken. Display C
F
 
Druk op de toets 
 MENU om het 
algemene menu te openen.
F
 
Druk op de toets "
 5" of "6" om het 
menu "Persoonlijke instellingen
  - 
configuratie" te selecteren en 
bevestig uw keuze door op de 
toets 
  O k  te drukken.
F
 
Druk op de toets "
 5" of "6" om 
het menu "Configuratie auto 
instellen" te selecteren en bevestig 
uw keuze door op de toets O
k  te 
drukken.
F
 
Druk op de toets "
 5" of "6" om 
het menu "Bandenspanning" en 
vervolgens het menu "Resetten" te 
selecteren en bevestig uw keuzes 
door op de toets O
k  te drukken.
 Het resetten wordt bevestigd door 
een melding.T
ouchscreen
F
 
Druk op de toets 
 MENU.
F
 
Selecteer het menu "
 Rijden"
F
 
Selecteer op de secundaire pagina
   
" Initialisatie bandensp.controle".
Het resetverzoek wordt bevestigd door 
een melding.
F
 
Selecteer "
 Ja" of "Nee" en bevestig 
uw keuze.
Het resetten wordt bevestigd door een 
melding. 
VOORDAT u GAAT RIJDEN
3   
Page 48 of 292

46
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Cockpit
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
De nieuw opgeslagen waarden 
van de bandenspanning worden 
door het systeem beschouwd als 
referentiewaarden.
Het bandenspanningscontrolesysteem 
werkt alleen betrouwbaar als bij het 
resetten van het systeem de vier 
banden de correcte spanning hebben.
Controleer na werkzaamheden 
aan het systeem altijd de spanning 
van de vier banden en reset het 
systeem vervolgens.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset 
te worden na het aanbrengen of 
verwijderen van sneeuwkettingen.
Toets op het dashboard
F
 Houd deze toets even ingedrukt.
Het resetten wordt bevestigd door een 
geluidssignaal.
Een laag geluidssignaal geeft aan dat 
het resetten niet is uitgevoerd.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage 
bandenspanning gaat knipperen en 
vervolgens blijft branden in combinatie 
met het lampje Service, wijst dit op een 
storing in het systeem.
In dat geval werkt de 
bandenspanningscontrole mogelijk niet 
goed.
Laat het systeem controleren door 
het CITROËN-netwerk of door een 
gekwalificeerde werkplaats.  
Page 49 of 292

47
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Cockpit
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
ONDERHOUDSINDICATOR
De onderhoudsindicator informeert de bestuurder 
over de afstand tot de volgende onderhoudscontrole, 
afhankelijk van het gebruik van de auto.
De afstand tot de eerstvolgende 
onderhoudscontrole is meer dan 1000  km
Voorbeeld: de afstand tot de 
eerstvolgende onderhoudscontrole 
bedraagt 4800
  km. Als het contact wordt 
aangezet geeft het display gedurende 
enkele seconden het volgende aan:
Enkele seconden na het aanzetten 
van het contact geeft de teller eerst het 
oliepeil (afhankelijk van de uitvoering) 
en vervolgens weer de normale 
kilometerstand en de stand van de 
dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende 
onderhoudscontrole is minder dan 1000
  km
Elke keer dat het contact wordt aangezet 
knippert de sleutel en de resterende 
kilometers worden aangegeven:
Enkele seconden na het aanzetten van 
het contact, wordt het oliepeil aangegeven 
(afhankelijk van de uitvoering), geeft de teller 
vervolgens weer de normale kilometerstand 
en de stand van de dagteller aan en blijft de 
sleutel branden. Dit om aan te geven dat 
er binnenkort onderhoudswerkzaamheden 
uitgevoerd moeten worden.
De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is overschreden
Werking
Als het contact wordt aangezet, 
gaat gedurende enkele seconden 
het sleutelsymbool branden. De 
kilometerteller geeft de resterende 
kilometers (afgerond) tot de 
eerstvolgende onderhoudscontrole 
aan.
Het onderhoudsinterval wordt 
berekend vanaf de laatste nulstelling 
van de onderhoudsindicator op basis 
van twee parameters:
-
 
het aantal afgelegde kilometers,
-
 
de verstreken tijd sinds de laatste 
onderhoudscontrole. Afhankelijk van de 
gebruiksgewoonten van de 
bestuurder kan de factor tijd 
worden meegewogen bij de nog af 
te leggen kilometers. Bij draaiende motor blijft de sleutel 
branden totdat de onderhoudscontrole 
is uitgevoerd.
Bij de uitvoeringen met een BlueHDi-
dieselmotor brandt in dit geval, als het 
contact aan staat, het verklikkerlampje 
Service permanent.
Elke keer als het contact 
wordt aangezet, gaat de 
sleutel gedurende enkele 
seconden knipperen en geeft 
de teller het aantal kilometers 
aan dat er te veel gereden is.
Bij de uitvoeringen met een 
BlueHDi-dieselmotor kan de 
sleutel ook eerder gaan branden, 
afhankelijk van de mate van vervuiling 
van de motorolie. De vervuiling van 
de motorolie is afhankelijk van de 
gebruiksomstandigheden van de auto. 
VOORDAT u GAAT RIJDEN
3   
Page 50 of 292

48
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Cockpit
Berlingo2VP_nl_Chap03_Pret-a-partir_ed02-2016
Nulstelling dagteller
Als u na deze handeling de accu 
wilt loskoppelen, vergrendel 
dan de auto en wacht minimaal 
vijf minuten. Het resetten van de 
onderhoudsindicator zal anders niet 
worden opgeslagen.
Motorolieniveaumeter
Afhankelijk van de motoruitvoering van 
uw auto wordt bij het aanzetten van het 
contact eerst de onderhoudsindicator 
weergegeven en vervolgens 
gedurende enkele seconden het 
motorolieniveau. Olieniveau correct
Te weinig olie
Als de aanduiding 
"OIL" knippert in 
combinatie met het 
verklikkerlampje 
service, een geluidssignaal en 
een melding op het display, is het 
motorolieniveau te laag, waardoor 
ernstige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de 
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te 
laag is, moet olie worden bijgevuld.
Storing 
motorolieniveaumeter
Als de aanduiding 
"OIL--" knippert, 
duidt dit op een 
storing in de motorolieniveaumeter. 
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
 Een controle van het olieniveau is
 
alleen betrouwbaar als de auto op 
een vlakke, horizontale ondergrond 
staat en de motor minstens 
30
 
minuten niet heeft gedraaid. Oliepeilstok
A
 = maxi, het oliepeil mag nooit 
boven dit niveau uitkomen. Een 
te hoog oliepeil kan schade aan 
de motor veroorzaken.
Raadpleeg in dat geval 
zo snel mogelijk het 
CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
B  = mini, als het oliepeil niet 
boven dit niveau uitkomt, moet 
het voor de motor van uw auto 
voorgeschreven type motorolie 
worden bijgevuld via de vuldop.
Dimmer dashboardverlichting
Druk, terwijl het contact 
aan is, de knop in tot de 
nullen verschijnen.
Druk, tijdens het branden 
van de verlichting, op de 
knop om de sterkte van 
de dashboardverlichting 
te veranderen. Als de 
verlichting de zwakste (of 
felste) stand heeft bereikt, 
laat dan de knop los en druk deze 
vervolgens opnieuw in om de verlichting 
weer feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste 
lichtsterkte is bereikt.
Op 0 zetten
Het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats zet 
de onderhoudsindicator na elke 
onderhoudscontrole weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole 
van uw auto hebt uitgevoerd, kan de 
onderhoudsindicator op de volgende 
wijze op 0
  gezet worden:
-
 
zet het contact af,
-
 
druk op de resetknop van de 
dagteller en houd deze ingedrukt,
-
 
zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tellen.
Laat de knop los als de 
onderhoudsindicator "
=0" aangeeft; de 
sleutel verdwijnt.