CITROEN C-ELYSÉE 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2017Pages: 306, PDF Size: 9.41 MB
Page 161 of 306

159
F Ver wijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel. Opbergen van het wiel met de
beschadigde band
Het wiel met de beschadigde band kan
onder de vloerplaat van de bagageruimte
worden opgeborgen, in de bak van het
volwaardige reservewiel.
Verwijder bij het opbergen van een lichtmetalen
velg eerst de naafdop om het bevestigingssysteem
(moer en bout) te kunnen plaatsen.
Als de auto is voorzien van een
noodreservewiel, kan het wiel met de
beschadigde band niet onder de vloerplaat
van de bagageruimte worden opgeborgen.
Het wiel moet dan in de bagageruimte
worden opgeborgen; gebruik een hoes om
de bagageruimtebekleding te beschermen.
Monteren van het wiel
Bevestiging van het reser vewiel
Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen is het normaal dat bij het monteren
van het reservewiel de ringen van de
bouten de velg niet raken. Als de bouten
volledig zijn aangedraaid, zorgt het
conische draagvlak van de bouten voor de
bevestiging van het reservewiel.
Na het ver wisselen van het wiel
Rijd met een noodreservewiel niet sneller
dan 80
km/h.
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het reservewiel controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
8
Storingen verhelpen
Page 162 of 306

160
Werkwijze
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de bouten met de hand vast.
F
D
raai de bouten enigszins vast met alleen
de wielsleutel 1 . F
L aat de krik volledig zakken.
F V ouw de krik 2 op en verwijder hem.F
D raai de bouten vast met alleen de
wielsleutel 1 .
F
B
evestig de sierdoppen op de bouten
(lichtmetalen velgen).
F
B
erg het gereedschap op in de kist.
Storingen verhelpen
Page 163 of 306

161
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen;
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product;
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen ervan
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend
lampen van anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties. Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.Verlichting vóór
Halogeenlampen
1
Richtingaanwijzer (PY21W).
2 Grootlicht (H1).
3 Dimlicht (H7LL).
4 Parkeerlichten (W5W).
Halogeenlampen met
dagrijverlichting en mistlampen
1Richtingaanwijzer (PY21W).
2 Grootlicht (H1).
3 Dimlicht (H7LL).
4 Dagrijverlichting / parkeerlicht (LED).
5 Mistlampen vóór (H11).
Lichtgevende diodes (leds)
Neem voor het vervangen van dit type
lampen contact op met het
CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
8
Storingen verhelpen
Page 164 of 306

162
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één of meerdere lampen aan
die zijde defect zijn.De amberkleurige lampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig de
beschermkap om ervoor te zorgen dat de
lampunit goed wordt afgedicht.
F
D
raai de stekker een kwart omwenteling
linksom.
F
T
rek de lamphouder los.
F
V
ervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Grootlicht
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
M
aak de lamphouderunit los.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
ervang de lamp.
Breng de lamphouderunit om deze te monteren
weer aan in de behuizing en zet de klem vast.
Zorg ervoor dat de beschermkap wordt
geplaatst met de lip naar boven gericht.
Storingen verhelpen
Page 165 of 306

163
Dimlicht
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
D
uw de volledige lamphouderunit iets naar
binnen om één van de twee borglippen los
te maken.
F
M
aak vervolgens de tweede borglip los.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
ervang de lamp.
Duw de lamphouderunit om deze te monteren
weer in de behuizing tot de twee borglippen
vastklikken.
Zorg ervoor dat de beschermkap wordt
geplaatst met de lip naar boven gericht.
Parkeerlicht
F Trek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
ervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Zorg ervoor dat de beschermkap wordt
geplaatst met de lip naar boven gericht.
Mistlampen vóór
F Steek een platte schroevendraaier tussen de lampunit en de behuizing.
F
W
ip de behuizing voorzichtig los.
F
V
erwijder de twee bevestigingsbouten van
de module.
F
N
eem de module uit de behuizing.
8
Storingen verhelpen
Page 166 of 306

164
F Druk op de borgklem en maak de stekker los.
F
D
raai de lamphouder los door deze een
kwart omwenteling linksom te draaien.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
ervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde. Voor vragen over het vervangen van
lampen kunt u contact opnemen met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Zijknipperlichten
F Steek ter hoogte van het midden van het zijknipperlicht een schroevendraaier tussen
het zijknipperlicht en de carrosserie.
F
W
ip het zijknipperlicht met de
schroevendraaier los.
F
N
eem de stekker van het zijknipperlicht los.
F
V
ervang de unit.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Een nieuw exemplaar is verkrijgbaar
bij het
CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Storingen verhelpen
Page 167 of 306

165
Achterlichten
1Remlicht/parkeerlicht (P21/5W).
2 Richtingaanwijzer (PY21W).
3 Achteruitrijlichten (W16W).
4 Mistachterlicht (P21W/5W). Deze lampen kunnen vanuit de bagageruimte
worden vervangen:
F
O
pen het kofferdeksel.
F
V
er wijder het rooster in de bekleding aan
de desbetreffende zijkant.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
raai de moer los en ver wijder hem.
F
T
rek de lichtunit van buitenaf voorzichtig en
recht uit zijn behuizing. F
V er wijder de vier bouten en trek de fitting
los.
F
D
raai de defecte lamp een kwart
omwenteling en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Druk de lichtunit goed in de steungoot in de
lengteas van de auto.
Draai de moer zodanig vast dat een goede
afdichting is gewaarborgd. Draai de moer
echter niet al te vast, om te voorkomen dat de
lichtunit beschadigd raakt.
8
Storingen verhelpen
Page 168 of 306

166
Derde remlicht
Het derde remlicht is bereikbaar vanaf de achterbank
en bevindt zich in de behuizing op de hoedenplank.
F Trek het deksel naar u toe en vervolgens omhoog om het te ver wijderen.
F
N
eem de stekker van de lamp los. F
M
aak de lamphouder los door de twee
borglippen omhoog te bewegen en
verwijder hem.
F
V
ervang de defecte lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Zorg ervoor dat het deksel goed op de
steun is geplaatst alvorens het deksel vast
te klikken.
Kentekenplaatverlichting
(W5W)
F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste gaten van het lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken en ver wijder het
lampglas.
F
V
ervang de defecte lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
(W5W)
Storingen verhelpen
Page 169 of 306

167
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard.
F
T
rek het deksel eerst rechtsboven en dan
linksboven los.
F
V
erwijder het deksel en keer het om. F
M aak de tang los.
8
Storingen verhelpen
Page 170 of 306

168
Zekering vervangen
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de volgende tabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen
leiden. Neem contact op met het
CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Mocht de storing kort na het vervangen
van de zekering terugkeren, laat dan
de elektrische uitrusting controleren
door het
CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Goed
Defect
Ta n g
Voordat u een zekering vervangt, dient u:
F
D
e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen.
F
A
lle stroomverbruikers uit te schakelen.
F
D
e auto stil te zetten met het contact uit.
F
D
e defecte zekering op te sporen met
behulp van de zekeringtabellen en de
schema's op de volgende bladzijden.
Voor ingrepen aan een zekering geldt:
F
G
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F
V
ervang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(dezelfde kleur); een afwijkende
stroomsterkte kan storingen veroorzaken
(kans op brand). Installeren van elektrische accessoires
Bij een noodstop worden de
lichten, afhankelijk van de mate van
remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
CITROËN is niet aansprakelijk voor kosten
die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra accessoires
die door
CITROËN noch aanbevolen
noch geleverd worden en die bovendien
niet volgens haar voorschriften zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10 milliampère
bedraagt.
Storingen verhelpen