CITROEN C4 CACTUS 2019 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2019, Model line: C4 CACTUS, Model: CITROEN C4 CACTUS 2019Pages: 256, PDF Size: 7.74 MB
Page 61 of 256

59
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Bij gebruik van niet door CITROËN
goedgekeurde matten kunnen de
bediening van de pedalen en de werking
van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
De door CITROËN goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen
onder de stoel.
Voorzieningen bagageruimte
1. Hoedenplank.
2. Haak.
3. Opbergruimte onder de vloer.
4. Bagagenet (accessoire).
5. Bevestigingsogen voor het bagagenet.
De bevestigingsogen voor het bagagenet
zijn niet geschikt voor het vastsjorren of
op zijn plaats houden van bagage.
Opbergbak
F Ver wijder de vloermat van de bagageruimte
voor toegang tot de opbergbak.
Hierin vindt u, afhankelijk van de uitvoering,
verschillende ruimtes voor het opbergen van:
-
e
en sleepoog,
-
e
en bandenreparatieset,
-
e
en gevarendriehoek,
-
... Uitvoeringen met opbergbak: deze moet
op de daar voor bestemde plaats zijn
aangebracht voordat u de bagageruimte
gaat beladen.
Haak
Hieraan kunt u een tas ophangen.
Hang alleen lichte tassen op.
Hoedenplank
Verwijderen van de hoedenplank:
F m aak de twee koorden los,
3
Ergonomie en comfort
Page 62 of 256

60
F til de hoedenplank op en ver wijder hem.
Er zijn meerdere mogelijkheden om de
hoedenplank op te bergen:
-
r
echtop achter de voorstoelen,
-
o
f plat in de bagageruimte.
Afdekplaat achter
(service-uitvoering)
Plaats geen voor werpen op het
tussenschot. Plaats geen zware of harde voor werpen
op de afdekplaat achter.
Ze kunnen bij een noodstop of een
aanrijding veranderen in gevaarlijke
projectielen.
Hiermee kunt u het interieur aan het oog
onttrekken, als aanvulling op de bestaande
afdekplaat.
Ergonomie en comfort
Page 63 of 256

61
Lichtschakelaar
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Als één of meer lampen defect zijn
ontvangt u een melding dat u de
betreffende lampen moet controleren.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de dimlichten worden gewijzigd
om te voorkomen dat tegemoetkomend
verkeer wordt verblind. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Hoofdverlichting
Selecteren van de stand van de
hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.Lichten uit/dagrijverlichting.
Alleen parkeerlichten.
Dimlicht of grootlicht.
Automatisch inschakelen van de
verlichting.
Zonder automatische verlichting
Met automatische verlichting
Overschakelen van dim- naar grootlicht
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Weergave
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Mistachterlichten
De mistlampen kunnen alleen worden
geactiveerd als het dimlicht of het grootlicht is
ingeschakeld.
Mistachterlicht
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
F Draai de ring naar voren om de mistverlichting
4
Verlichting en zicht
Page 64 of 256

62
in te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met de stand AUTO),
blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden.
F
D
raai de ring naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen.
Mistlichten vóór en
mistachterlichten
Draai de ring kort:
F é én stand naar voren om de mistlampen
vóór in te schakelen,
F
e
en tweede maal naar voren om de
mistachterlichten in te schakelen.
F
e
enmaal naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen,
F
n
ogmaals naar achteren om de mistlampen
vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de
parkeerlichten branden.
F
D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen;
de parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld. Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik
van de mistlampen vóór en de
mistachterlichten niet toegestaan. Ze zijn
onder deze omstandigheden namelijk
verblindend voor medeweggebruikers.
Gebruik de mistlampen vóór en de
mistachterlichten uitsluitend bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u
de mistlampen en het dimlicht handmatig
in te schakelen, omdat de lichtsensor
voldoende licht kan waarnemen.
Zet de mistlampen uit zodra ze niet meer
nodig zijn.
De verlichting uitschakelen na het
afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve als de
automatische "follow me home"-verlichting
is geactiveerd.
Inschakelen van de verlichting na het
afzetten van het contact
Draai om de lichtschakelaar weer te
activeren ter wijl de verlichting uit is, de
ring in de stand 0 en ver volgens in de
stand van uw keuze.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting, met uitzondering van
het parkeerlicht, wordt na maximaal
30
minuten automatisch uitgeschakeld om
het ontladen van de accu te voorkomen.Richtingaanwijzers
(verklikkerlampjes)
F Links: duw de hendel omlaag, voorbij het zware punt.
F
R
echts: duw de hendel omhoog, voorbij het
zware punt.
Verlichting en zicht
Page 65 of 256

63
Automatische verlichting
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Inschakelen
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen van de functie wordt
bevestigd door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in het
midden aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen; de
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dagrijverlichting/
parkeerlichten (LED)
Bij de dagrijverlichting hebben de leds een
grotere lichtsterkte.
F
D
raai de ring in de stand "
AUTO".
Het activeren van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
De leds worden automatisch ingeschakeld als
de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
-
D
agrijverlichting (lichtschakelaar in de stand
" 0 " of " AUTO " als er voldoende licht in de
omgeving is).
-
P
arkeerlichten (lichtschakelaar in de stand
" AUTO " als er weinig licht in de omgeving
is of in de stand "alleen parkeerlichten" of
"dim-/grootlicht").
4
Verlichting en zicht
Page 66 of 256

64
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
F
A
fhankelijk van de uitvoering: duw de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag
om de parkeerlichten aan de kant van het
verkeer in te schakelen (voorbeeld: rechts
van de weg parkeren: lichtschakelaar
omlaag duwen, linker parkeerlichten gaan
branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het
waarschuwingslampje van de desbetreffende
richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
Follow me home-
verlichting
Dynamisch
Als de functie "automatische verlichting" is
geactiveerd, gaat bij een geringe lichtsterkte
van de omgeving na het afzetten van het
contact het dimlicht branden.
Het activeren of deactiveren en de duur van het branden
van de follow me home-verlichting kunnen worden
ingesteld via het configuratiemenu van de auto.
F Selecteer in het menu Rijverlichting/Auto het
tabblad" Overige instellingen "
en dan " Koplampen " en
activeer/deactiveer " Follow me
home-verlichting ".
Handmatig
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken. Inschakelen
F
G
eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen.
Uitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting wordt
na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.
Hoogteverstelling
koplampen
Verstel de koplampen afhankelijk van de
belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0. Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier.
-. Bestuurder + voorpassagier +
achterpassagiers.
Verlichting en zicht
Page 67 of 256

65
1.Bestuurder + voorpassagier +
achterpassagiers + bagage in de
bagageruimte.
-. Bestuurder + voorpassagier +
achterpassagiers + bagage in de
bagageruimte.
2. Alleen bestuurder + maximaal toegestane
belading in de bagageruimte.
Stand 0 is de basisinstelling.
Statische bochtverlichting
Deze functie (indien aanwezig) zorgt er voor
dat tijdens het rijden met dim- of grootlicht
de mistlamp vóór wordt ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40
km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) . Zonder statische bochtverlichting
Met statische bochtverlichting
Inschakelen
De bochtverlichting wordt in de volgende
gevallen ingeschakeld:
-
b
ij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.
Omstandigheden waaronder
deze verlichting niet werkt
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:
-
b
ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto. F
S
electeer in het menu
Rijverlichting/Auto van
het touchscreen het tabblad
" Overige instellingen " en
dan " Koplampen " en activeer/
deactiveer " Bochtverlichting ".
Ruitenwisserschakelaar
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het
gebied rondom de ruitenwisserarmen en
-bladen en van de voorruitrand alvorens
de ruitenwissers in te schakelen.
4
Verlichting en zicht
Page 68 of 256

66
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Handmatige bediening
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
Met handbediende ruitenwissers
Met automatische ruitenwissersRuitenwissers vóór
Beweeg de hendel omhoog of omlaag tot de
gewenste instelling is bereikt.
Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
Wissen op normale snelheid (matige
r e g e n).
Intervalstand (wissnelheid
afhankelijk van de rijsnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (de hendel omlaag
duwen of kort naar u toe trekken en
vervolgens loslaten).
Automatisch wissen (omlaag
duwen en vervolgens loslaten)
of één keer wissen (trek de
hendel kort naar u toe).
of
Ruitenwisser achter
Ring voor de selectie van de ruitenwisser
achter:
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Bij achteruitrijden
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Standaard is de functie ingeschakeld.
Deactiveer de automatische werking van de
ruitenwisser achter bij sneeuwval of strenge
vorst en bij montage van een fietsendrager
op het kofferdeksel/de achterklep.
F Selecteer in het menu Rijverlichting/Auto van
het touchscreen het tabblad
" Overige instellingen " en
dan " Parkeren " en activeer/
deactiveer " Ruitenwisser
achter bij inschakelen
achteruit ".
Verlichting en zicht
Page 69 of 256

67
Ruitensproeiers voorruit
Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar
naar u toe.
De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang er aan de hendel wordt getrokken.
Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen
de ruitenwissers nog één keer.Uw auto is uitgerust met een innovatief
ruitensproeiersysteem voor de voorruit.
De ruitensproeier vloeistof wordt via het
ruitenwisserblad op de voorruit gesproeid,
zodat het zicht van de bestuurder en dat
van de passagiers niet wordt belemmerd. Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
ruitensproeiervloeistofreservoir leeg is;
kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als
er geen risico is van bevriezing van de
vloeistof op de voorruit; hierdoor zou het
zicht namelijk kunnen afnemen. Gebruik
's winters altijd een ruitensproeiervloeistof
die voldoende tegen vorst beschermd is.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of vervangen. De stand
kan tevens 's winters worden gebruikt om de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
F
A
ls de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
na de werkzaamheden weer in de ruststand
te zetten.
Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers om te
gaan,
-
d
e wisserbladen regelmatig te reinigen
met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken om
een stuk karton tegen de voorruit te
houden,
-
d
e wisserbladen te ver vangen zodra ze
tekenen van slijtage vertonen.
4
Verlichting en zicht
Page 70 of 256

68
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld wanneer regen wordt
gedetecteerd (sensor achter de binnenspiegel).
De snelheid van de ruitenwissers wordt
automatisch aangepast aan de hoeveelheid
neerslag.
Inschakelen
Druk de hendel kort naar beneden.
De ruitenwissers maken één slag
om het inschakelen te bevestigen.
Dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat aan en er
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Duw de hendel nog een keer kort
omlaag of zet de hendel in een
andere stand (Int., 1 of 2).
Dit lampje op het instrumentenpaneel gaat uit
en er verschijnt een melding. Elke keer als het contact meer dan één
minuut is afgezet, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
activeren door de hendel omlaag te
duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat uw auto controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor aan de
bovenzijde van het midden van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot de
voorruit volledig ontdooid is.
Verlichting en zicht