CITROEN C5 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: C5, Model: CITROEN C5 2015Pages: 344, PDF Size: 13.02 MB
Page 71 of 344

69
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Automatische airconditioning (met centrale regeling)
Dit is de normale stand voor
het gebruik van het systeem.
Druk op deze toets (het lampje
A gaat branden) om het
systeem, afhankelijk van het
ingestelde comfortniveau, de volgende functies
automatisch te laten regelen:
-
Luchthoeveelheid.
-
Luchttemperatuur.
-
Luchtverdeling.
-
Luchttoevoer.
-
Airconditioning.
1. Automatische werking
Aangeraden wordt om alle ventilatieroosters
open te houden.
Door op een van de toetsen (uitgezonderd
toets 2 ) te drukken, schakelt u over op de
handmatige stand.
Het controlelampje A zal uitgaan.
2. Temperatuurregeling
Draai aan de knop 2 om de
t emperatuur te wijzigen:
-
r
e
chtsom om de
temperatuur te verhogen.
1.
A
utomatische werking
2.
t
e
mperatuurregeling
3.
Luchtverdeling
4.
A
irconditioning in- en uitschakelen
5.
Aanjagersnelheid
6.
o
n
tdooiing - ontwaseming vóór
7.
Achterruitverwarming
8.
L
uchtrecirculatie - Aanvoer van buitenlucht
9.
Display -
L
inksom om de temperatuur te verlagen.
De gewenste temperatuur wordt weergegeven.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden
c
e
lsius of
Fahrenheit (afhankelijk van de instelling van het
display).
Instelling op een waarde van ongeveer
21
biedt een optimaal comfort. Desgewenst
kunt u een andere waarde instellen, waarbij
het raadzaam is deze niet lager dan 18
en niet
hoger dan 24
in te stellen.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen
veel lager of hoger is dan de ingestelde
waarde, heeft het geen zin om voor een
optimale temperatuur de ingestelde waarde te
wijzigen.
Het systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Centrale regeling:
de temperatuur, de luchtverdeling en de luchtopbrengst worden voor het gehele
interieur geregeld.
De symbolen en meldingen van de verschillende instellingen van de automatische airconditioning
verschijnen op het multifunctionele display.
3
ergonomie en comfort
Page 72 of 344

70
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Handmatige werking
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de
overige functies automatisch worden geregeld.
F
D
ruk daarvoor op een van de toetsen,
maar niet op de toets 2
van de
temperatuurregeling. Het controlelampje A
zal uitgaan.
De overgang naar de handmatige stand kan
negatieve effecten hebben (temperatuur, vocht,
stank, beslagen ruiten) en zorgt niet voor een
optimaal comfort.
bi
j het indrukken van de toets "AUTO" zal
het systeem weer volledig automatisch
functioneren.
3. Regeling luchtverdeling
F Druk op de toetsen 3 om de
luchtverdeling te wijzigen.
4. Airconditioning
F Druk op toets 4 .
Het controlelampje B gaat
branden.
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten alle ruiten gesloten zijn.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (temperatuur, vocht,
onaangename geur, beslagen ruiten).
De bijbehorende controlelampjes tonen de
gekozen stand van de luchtverdeling:
-
V
oorruit en zijruiten vóór.
-
V
entilatie vóór (centrale ventilatieroosters,
zijventilatieroosters en rooster voor de
zachte luchtstroom (indien open)) en
a c h t e r.
-
V
oetenruimte voor en achter.
Het is niet mogelijk om gelijktijdig de
luchtverdeling naar de voorruit en de zijruiten
en de ventilatie voor en achter weer te geven. De airconditioning werkt alleen bij draaiende
motor. De aanjager (regeling aanjagersnelheid)
moet geactiveerd zijn om de airconditioning te
laten werken.
ergonomie en comfort
Page 73 of 344

71
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Uitschakelen van de ventilatie
F Draai de knop 5 naar links
om de luchttoevoer te
onderbreken.
5. Aanjagersnelheid
F Draai de knop 5 rechtsom
om de aanjagersnelheid
te verhogen of linksom om
deze te verlagen.
6. Ontdooiing - ontwaseming voor
In sommige gevallen (bijv.
regen, veel inzittenden, vorst)
is het programma "AUTO"
niet toereikend om de ruiten
condens- en ijsvrij te houden.
op h
et multifunctionele display wordt het
symbool "OFF" weergegeven.
er w
ordt niets meer weergegeven op het display
en de controlelampjes gaan uit.
Alle functies van het systeem worden
uitgeschakeld, met uitzondering van de
achterruitverwarming.
Het thermische comfort (temperatuur, vocht,
geur, ontwaseming) wordt niet meer geregeld.
Het is raadzaam om niet langdurig met
uitgeschakelde airconditioning te rijden.
De aanjagersnelheid wordt op het display 9
van
het bedieningspaneel weergegeven: hoe hoger
de snelheid, hoe meer balkjes zichtbaar zijn.
Zorg om te voorkomen dat de ruiten beslaan en
de luchtkwaliteit in het interieur minder wordt,
dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is.
Om de airconditioning weer in te schakelen:
F
D
ruk op de toets 1 . F
D
ruk op de toets 6 om de ruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien. Het
controlelampje gaat branden.
In deze stand regelt het systeem de
temperatuur, de aanjagersnelheid en de
luchttoevoer. Het stuurt de luchtstroom naar de
voorruit en de zijruiten vóór.
Door de handmatige bediening te gebruiken
wordt de functie “
on
twasemen” uitgeschakeld.
Zet deze functie zo snel mogelijk weer uit zodra
de omstandigheden dit toelaten, om de lucht in
het interieur te verversen en om te voorkomen
dat de ruiten beslaan.
Druk als het zicht voldoende is op de toets
1
om naar de instellingen van het programma
"AUTO" te gaan.
3
ergonomie en comfort
Page 74 of 344

72
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
F Druk bij draaiende motor op
de toets 7 om de achterruit-
en buitenspiegelverwarming
in te schakelen. Het
controlelampje gaat branden.
7. Achterruitverwarming
Met deze functie kan de toevoer van
buitenlucht bij stank- en stofoverlast worden
afgesloten.
Als de achterruitver warming wordt
uitgeschakeld door de motor af te zetten, zal
deze opnieuw worden ingeschakeld na het
starten van de motor.
sc
hakel zodra de omstandigheden het toelaten
de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit
om onnodig stroom- en brandstofverbruik te
voorkomen. F
D
ruk op de toets 8 om
de luchttoevoermodus te
kiezen. Het desbetreffende
controlelampje gaat
branden.
Afhankelijk van de buitentemperatuur wordt
de achterruit- en buitenspiegelverwarming
automatisch uitgeschakeld om onnodig
stroomverbruik te voorkomen.
Druk opnieuw op de toets 7
of zet de motor af
om de achterruit- en buitenspiegelverwarming
uit te schakelen. Zet deze functie zo snel mogelijk weer uit
zodra de omstandigheden dit toelaten, om
de lucht in het interieur te ver versen en om
te voorkomen dat de ruiten beslaan.
De achterruitverwarming werkt onafhankelijk
van de airconditioning.
bi
j auto's met een
s
t
op &
s
t
art-
systeem geldt dat zolang de
voorruitontwaseming in werking is, de
s
to
P
-functie niet beschikbaar is.
u
kunt de instellingen voor de
airconditioning opslaan in het geheugen.
ra
adpleeg de rubriek "
op
slaan van de
instellingen tijdens het rijden".
na h
et starten bij koude motor bereikt
de aanjager pas na enige tijd zijn
maximale snelheid, om te voorkomen
dat er een te grote hoeveelheid koude
lucht wordt aangevoerd.
Het heeft geen zin om de ingestelde
temperatuur te veranderen als de
auto langere tijd stil heeft gestaan en
de temperatuur in het interieur sterk
afwijkt (kouder of warmer) van wat als
comfortabel wordt ervaren. Het systeem
werkt automatisch met de maximale
capaciteit om het temperatuurverschil
zo snel mogelijk op te heffen.
co
ndenswater van de airconditioning
wordt langs de onderzijde van de
auto afgevoerd. Daardoor kan er een
waterplasje onder de auto ontstaan.
oo
k in koude seizoenen is het gebruik
van de airconditioning nuttig. Het
systeem onttrekt vocht aan de lucht
en voorkomt daarmee het beslaan van
de ruiten.
r
i
jd niet te lang zonder de
airconditioning te gebruiken.
8. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie in interieur
ergonomie en comfort
Page 75 of 344

73
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Automatische airconditioning
(met gescheiden regeling)
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Gescheiden regeling: de regeling van de temperatuur en de luchtverdeling voor bestuurders- en
passagierszijde is gescheiden.
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur en de luchtverdeling afzonderlijk naar wens instellen.
De symbolen en meldingen van de verschillende instellingen van de automatische airconditioning verschijnen op
het multifunctionele display.Dit is de normale stand voor het
gebruik van het systeem. Druk
op deze toets (het lampje A
gaat branden) om het systeem,
afhankelijk van het ingestelde
comfortniveau, de volgende
functies automatisch te laten
regelen:
1a-1b. Automatische
werking
1a. Automatische werking bestuurderszijde
1b. A
utomatische werking passagierszijde
2a.
t
e
mperatuurregeling bestuurderszijde
2b.
t
e
mperatuurregeling passagierszijde
3a.
L
uchtverdeling bestuurderszijde
3b.
L
uchtverdeling passagierszijde 4a. D
isplay bestuurderszijde
4b. D isplay passagierszijde
5.
A
anjagersnelheid
6.
A
irconditioning in- en uitschakelen
7.
L
uchtrecirculatie - Aanvoer van buitenlucht
8.
Achterruitverwarming
9.
o
n
tdooiing - ontwaseming vóór-
Luchthoeveelheid.
-
Luchttemperatuur.
- Luchtverdeling.
- Airconditioning.
-
A
utomatische luchtrecirculatie.
Aangeraden wordt om alle ventilatieroosters
open te houden. Als u op een van de toetsen
drukt, behalve die voor de temperatuurregeling
2a en 2b , gaat het systeem over op handmatige
bediening. Het controlelampje A zal uitgaan.
3
ergonomie en comfort
Page 76 of 344

74
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
2a-2b. Temperatuurregeling Handmatige werking3a-3b. Luchtverdeling
F Druk op de toets 3b om de luchtverdeling
aan passagierszijde te wijzigen.
De bijbehorende controlelampjes tonen de
gekozen stand van de luchtverdeling:
-
V
oorruit en zijruiten vóór.
-
V
entilatie vóór (centrale ventilatieroosters,
zijventilatieroosters en rooster voor de
zachte luchtstroom (indien open)) en achter.
-
V
oetenruimte voor en achter.
Het is niet mogelijk om gelijktijdig de
luchtverdeling naar de voorruit en de zijruiten
en de ventilatie voor en achter weer te geven.
F
D
raai aan de knop 2a
om de temperatuur
aan bestuurderszijde in te stellen en
aan knop 2b voor de instelling aan
passagierszijde: rechtsom om de
temperatuur te verhogen en linksom om
deze te verlagen.
De gewenste temperatuur wordt weergegeven.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet
op een temperatuur in graden
c
e
lsius of Fahrenheit
(afhankelijk van de instelling van het display).
Instelling op een waarde van ongeveer
21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst
kunt u een andere waarde instellen, die
gebruikelijk tussen 18
en 24 ligt.
Als de temperatuur in de auto vlak na het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin de
ingestelde waarde te wijzigen om sneller het
gewenste comfort te bereiken.
De automatische airconditioning zal op volle
kracht gaan werken om het temperatuurverschil
zo snel mogelijk te overbruggen. F
D
ruk op de
toets 3a om de
luchtverdeling aan
bestuurderszijde te
wijzigen.
F
D
ruk op een van de toetsen, maar niet op
2a en 2b van de temperatuurregeling. De
controlelampjes A van de toetsen “AU TO ”
zullen doven.
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de
overige functies automatisch worden geregeld.
In de handbediende stand kunnen
onaangename verschijnselen optreden
(temperatuur, vocht, stank, beslagen ruiten) en
is het comfort niet optimaal.
Druk op de toetsen 1a en 1b om terug te keren
naar de stand “AU TO ” . De controlelampjes A
gaan branden.
ergonomie en comfort
Page 77 of 344

75
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
5. Aanjagersnelheid
De aanjagersnelheid wordt weergegeven op
het display: hoe hoger de snelheid, hoe meer
ventilatorschoepen zichtbaar zijn.
De airconditioning wordt uitgeschakeld
(OFF) als de aanjagersnelheid op het
minimumniveau wordt ingesteld.
Zorg altijd voor voldoende ventilatie om het
beslaan van de ruiten te voorkomen.
6. Airconditioning
De airconditioning werkt alleen
bij draaiende motor. De aanjager
(regeling aanjagersnelheid)
moet geactiveerd zijn om de
airconditioning te laten werken.
7. Recirculeren interieurlucht - aanvoer van buitenlucht
Automatische stand van de
luchttoevoer
D
eze standaard ingestelde functie
maakt deel uit van de automatisch
geregelde comfortstand.
De automatische stand treedt in
werking als de achteruitversnelling
is ingeschakeld of tijdens het
sproeien van de ruiten. Luchttoevoer afsluiten
F
D
ruk op de toets 7 om de
buitenluchttoevoer af te
sluiten.
Zet deze functie zo snel mogelijk weer uit zodra
de omstandigheden dit toelaten, om de lucht in
het interieur te verversen en om te voorkomen
dat de ruiten beslaan.
Aanvoer van buitenlucht
F
D
ruk één keer op de toets
7
om de aanvoer van
buitenlucht te herstellen.
Met deze stand kan de bestuurder op elk moment
voorkomen dat stank of uitlaatgas het interieur
kan binnendringen, zonder dat dit consequenties
heeft voor de overige instellingen.
F
D
ruk op de toets om de
aanjagersnelheid te regelen:
-
o
m de aanjagersnelheid te
verhogen,
-
o
m de aanjagersnelheid te
verlagen.
Deze functie zorgt ervoor dat de interieurlucht
wordt gerecirculeerd, ter wijl de toevoer van
buitenlucht in verband met stank- en stofoverlast
wordt geblokkeerd. Deze functie kan niet
actief zijn bij temperaturen lager dan 5°
c; d
it
om het risico van het beslaan van de ruiten te
voorkomen.
u
kunt de instellingen van de
airconditioning opslaan.
r
a
adpleeg de
rubriek "
op
slaan van de instellingen
tijdens het rijden".
F
D
ruk op toets 6 . Het controlelampje gaat
branden.
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten alle ruiten gesloten zijn.
3
ergonomie en comfort
Page 78 of 344

76
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
9. Ontdooiing - Ontwaseming
voor
In sommige gevallen (bijv.
regen, veel inzittenden, vorst)
is het programma "AUTO"
niet toereikend om de ruiten
condens- en ijsvrij te houden.
8. Achterruitverwarming
schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit om onnodig
stroomverbruik en dus brandstofverbruik te
voorkomen. De achterruitverwarming
werkt onafhankelijk van de
airconditioning.
F
D
ruk bij draaiende motor op de toets 8 om
de achterruitverwarming en de verwarming
van de buitenspiegels in te schakelen. Het
controlelampje gaat branden.
Afhankelijk van de buitentemperatuur wordt
de achterruit- en buitenspiegelverwarming
automatisch uitgeschakeld om onnodig
stroomverbruik te voorkomen.
Druk opnieuw op de toets 8 of zet de motor af
om de achterruit- en buitenspiegelverwarming
uit te schakelen.
In dat geval wordt deze opnieuw ingeschakeld
als de motor binnen een minuut weer wordt
gestart. F
D
ruk op de toets 9 om de ruiten snel te
ontwasemen. Het controlelampje gaat
branden.
Het systeem regelt de temperatuur, de
aanjagersnelheid en de luchttoevoer. Het
stuurt de luchtstroom naar de voorruit en de
zijruiten vóór.
Door de handmatige bediening te gebruiken
wordt de functie “
on
twasemen” uitgeschakeld.
Zet deze functie zo snel mogelijk weer uit zodra
de omstandigheden dit toelaten, om de lucht in
het interieur te verversen en om te voorkomen
dat de ruiten beslaan.
Druk op een van de toetsen 1a en 1b om terug
te keren naar de stand “AU TO ” .
bi
j auto's met een s
t
op & s
t
art-
systeem geldt dat zolang de
voorruitontwaseming in werking is, de
s
to
P
-functie niet beschikbaar is.
na h
et starten bij koude motor bereikt
de aanjager pas na enige tijd zijn
maximale snelheid, om te voorkomen
dat er een te grote hoeveelheid koude
lucht wordt aangevoerd.
Het heeft geen zin om de ingestelde
temperatuur te veranderen als de
auto langere tijd stil heeft gestaan en
de temperatuur in het interieur sterk
afwijkt (kouder of warmer) van wat als
comfortabel wordt ervaren. Het systeem
werkt automatisch met de maximale
capaciteit om het temperatuurverschil
zo snel mogelijk op te heffen.
co
ndenswater van de airconditioning
wordt langs de onderzijde van de
auto afgevoerd. Daardoor kan er een
waterplasje onder de auto ontstaan.oo k in koude seizoenen is het gebruik
van de airconditioning nuttig. Het
systeem onttrekt vocht aan de lucht
en voorkomt daarmee het beslaan van
de ruiten.
r
i
jd niet te lang zonder de
airconditioning te gebruiken.
ergonomie en comfort
Page 79 of 344

77
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Programmeerbare verwarming
De programmeerbare ver warming werkt
onafhankelijk van de motor.
Dit systeem ver warmt als de motor is afgezet
de koelvloeistof van de motor, zodat deze
zo snel mogelijk na het starten de optimale
bedrijfstemperatuur bereikt.
De programmeerbare ver warming kan met de
afstandsbediening worden ingeschakeld. De
ver warming kan onmiddellijk of met een in te
stellen tijdschakeling worden ingeschakeld.
De afstandsbediening van de
programmeerbare ver warming beschikt over de
volgende toetsen en weergavemogelijkheden:
1.
M
enutoetsen om door de functies te scrollen.
2.
P
ictogrammen: symbolen voor tijd,
temperatuur, werkingstijd, ingestelde tijd,
werking van de ver warming en aansturing
van de verwarming.
3.
D
igitale weergave: tijd, temperatuur,
werkingsduur, ingestelde tijd of
verwarmingsniveau.
4.
t
o
ets voor het uitschakelen.
5.
t
o
ets voor het inschakelen.Weergave op het display
van de afstandsbediening
Raadpleeg bij een storing in het systeem
van de programmeerbare ver warming het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Afstandsbediening van de
programmeerbare verwarming
3
ergonomie en comfort
Page 80 of 344

78
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Instellen van de tijd
Druk, nadat de tijd is opgeroepen met behulp
van de toetsen 1 , gedurende 10
seconden
gelijktijdig op de toetsen 4
en 5.
Onmiddellijk inschakelen
Druk op toets 5 (o n) t ot de melding "OK"
wordt weergegeven.
Als het signaal is ontvangen, wordt de melding
"OK" en de werkingsduur weergegeven.
Dit symbool knippert.
st
el de tijd in met de toetsen 1 .
Druk gelijktijdig op de toetsen 4
en 5
om deze
waarde op te slaan.
Dit symbool wordt permanent
weergegeven. De ver warming wordt ingeschakeld en
dit symbool wordt weergegeven.
Druk op de toets 4
(
oF
F) tot de melding "OK"
wordt weergegeven om de ver warming uit te
schakelen.
Dit symbool verdwijnt.
Druk meerdere keren op de toetsen 1
om de
functies weer te geven.
Door de linker- of rechtertoets één keer in te
drukken wordt de tijd weergegeven.
De linkertoets geeft vervolgens toegang tot
de in te stellen tijd en het ver warmingsniveau
(
c1
tot
c
5
).
De rechtertoets geeft toegang tot de
interieurtemperatuur en vervolgens de
werkingsduur van de ver warming als deze
onmiddellijk wordt ingeschakeld.
Weergave van de functies
De informatie over de
interieurtemperatuur is alleen
beschikbaar als de motor is afgezet. Als tijdens deze handelingen de melding
" F A I L"
wordt weergegeven, is het signaal
niet ontvangen. Voer de handelingen op
een andere plek nogmaals uit.
ergonomie en comfort