FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018Pages: 316, PDF Size: 14.76 MB
Page 211 of 316

2.3 130 Multijet 2 - 130 met AdBlue - 150 Multijet 2 - 180 Multijet 2 Power
versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsvloeistof
182) 183)
50)
207F1A0370
209
Page 212 of 316

2.3 150 ECOJET versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsvloeistof
182) 183)
50)
208F1A0450
210
ONDERHOUD EN ZORG
Page 213 of 316

3.0 140 Natural Power-versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsvloeistof
182) 183)
50)
209F1A0375
211
Page 214 of 316

MOTOROLIE
51)Controleer, ongeveer enkele minuten
(ongeveer 5 minuten) na het uitzetten
van de motor, het oliepeil met het
voertuig op een horizontale
ondergrond.
Controleer of het peil zich tussen het
MIN- en MAX-teken bevindt op de
peilstok B fig. 206 - fig. 207 - fig. 208 -
fig. 209.
Het verschil tussen het MIN en
MAX-teken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
Indien het oliepeil zich vlakbij of onder
het MIN-teken bevindt, vul dan olie
bij via de vulopening A fig. 206 - fig.
207 - fig. 208 - fig. 209 met de
bijgeleverde vulleiding (voor bepaalde
versies/markten), tot het MAX-teken
is bereikt.
Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
Motorolieverbruik
Gewoonlijk ligt het maximaal
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km.
Wanneer het voertuig nieuw is, moet de
motor worden ingereden, daarom kan
het motorolieverbruik pas na de eerste
5.000-6.000 km als stabiel beschouwd
worden.BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de
omstandigheden waaronder het
voertuig wordt gebruikt.
BELANGRIJK Laat na het bijvullen of
het verversen van motorolie de motor
enkele seconden draaien alvorens hem
uit te zetten en wacht enkele minuten
alvorens het oliepeil te controleren.
BELANGRIJK Vul motorolie bij met
dezelfde kenmerken als de motorolie
waarmee de motor reeds is gevuld.
MOTORKOELVLOEISTOF
184)
52)
Controleer het koelvloeistofniveau bij
koude motor. Het niveau moet tussen
het MIN- en MAX teken op het reservoir
staan.
Als het niveau te laag is, als volgt te
werk gaan:
verwijder om de vulopening van het
reservoir te bereiken het plastic deksel
A fig. 210 door de borgschroeven B
linksom te draaien;
giet langzaam een mengsel van 50%
gedemineraliseerd water en 50%
PARAFLU
UPvan PETRONAS
LUBRICANTS door de vulopening C fig.
206 - fig. 207 - fig. 208 - fig. 209 van
het reservoir tot het MAX-niveau wordt
bereikt.
Het mengsel van 50%
gedemineraliseerd water en 50%
PARAFLU
UPbeschermt tegen vorst tot
-35 °C.
Wanneer het voertuig onder bijzonder
extreme klimaatomstandigheden wordt
gebruikt, adviseren wij een mengsel
van 60% PARAFLU
UPen 40%
gedemineraliseerd water.
210F1A0336
212
ONDERHOUD EN ZORG
Page 215 of 316

STUURBEKRACHTIGINGS-VLOEISTOF
185)
53)
4)
Controleer of de stuurbekrachtigingsolie
in het reservoir op het maximum niveau
staat. Deze controle mag alleen op
een horizontale ondergrond en bij
uitgeschakelde en koude motor worden
verricht.
Ga als volgt te werk:
verwijder om de vulopening van het
reservoir te bereiken het plastic deksel
A fig. 210 door de borgschroeven B
linksom te draaien;
controleer of het niveau op het
MAX-teken op de peilstok staat. De
peilstok is vastgemaakt aan de dop F
fig. 206 - fig. 207 - fig. 208 - fig. 209
(gebruik voor de controle bij koude
motor het aangegeven peil op de kant
met 20°C van de peilstok).
Als het vloeistofpeil in het reservoir lager
is dan voorgeschreven, vul dan
uitsluitend bij met een van de
producten uit de tabel “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”. Ga hiervoor als
volgt te werk:
Start de motor en wacht tot het
vloeistofpeil in het reservoir stabiel is.
Draai bij draaiende motor het
stuurwiel enkele keren helemaal naar
rechts en helemaal naar links.
Vul olie bij, totdat het niveau bij het
MAX-teken komt en draai de dop vast.
VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
186) 187)
Om vloeistof toe te voegen:
verwijder de dop D fig. 206 - fig. 207
- fig. 208 - fig. 209 door de borgtand
naar buiten toe te trekken;
trek de opening van de leiding
omhoog om de telescopische trechter
fig. 211 uit te nemen.
BELANGRIJK Om te voorkomen dat de
dop beschadigt of in aanraking komt
met mechanische onderdelen in de
buurt, moet de dop goed geplaatst
worden zoals te zien is in fig. 211
alvorens hem te openen. Draai
er anders aan tot die de juiste positie
bereikt.
Vul overeenkomstig de volgende
aanwijzingen:
Gebruik een mengsel van water en
PETRONAS DURANCE SC 35, in de
volgende mengverhouding:30% PETRONAS DURANCE SC 35 en
70% water in de zomer.
50% PETRONAS DURANCE SC 35 en
50% water in de winter.
Gebruik bij temperaturen onder –20 °C
onverdunde PETRONAS DURANCE
SC 35-vloeistof.
211F1A0396
213
Page 216 of 316

Ga als volgt te werk om de dop te
sluiten:
duw de trechter helemaal naar
binnen tot die vastzit;
sluit de dop.
188)
REMVLOEISTOF
189) 190)
54)
Draai de dop E fig. 206 - fig. 207 - fig.
208 - fig. 209 los en controleer of de
vloeistof in het reservoir op het
maximum niveau staat.
Het vloeistofniveau in het reservoir mag
niet boven het MAX-teken staan.
Gebruik de remvloeistof vermeld in de
tabel "Vloeistoffen en smeermiddelen"
(zie “Technische gegevens”).
OPMERKING Reinig zorgvuldig de
reservoirdop en het omliggende
oppervlak.
Zorg er goed voor dat er geen
verontreinigingen in het reservoir
terechtkomen als de dop geopend
wordt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een
trechter met fijne zeef van maximaal
0,12 mm.BELANGRIJK Remvloeistof is
hygroscopisch (d.w.z. trekt water aan).
Daarom moet bij overwegend gebruik
van het voertuig in gebieden met grote
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker
worden vervangen dan is aangegeven
in het “Geprogrammeerd
onderhoudsschema”.
VLOEISTOF
HYDRAULISCH SYSTEEM
COMFORT-MATIC-
VERSNELLINGSBAK
Om het oliepeil van de versnellingsbak
te controleren en de vloeistof van het
hydraulische systeem van de koppeling
te vervangen, moet u naar een Fiat
Servicenetwerk gaan.
191)
BELANGRIJK
182)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
183)Wees bijzonder voorzichtig bij het
uitvoeren van werkzaamheden in de
motorruimte bij warme motor: gevaar voor
brandwonden. Vergeet niet dat bij een
warme motor de ventilator onverwacht kan
inschakelen: gevaar voor letsel. Sjaals,
dassen of andere loszittende kleding
kunnen door de bewegende onderdelen
worden meegetrokken.184)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang, indien nodig, de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking van
het systeem niet negatief te beïnvloeden.
Draai bij warme motor de dop van het
reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
185)Vermijd elk contact tussen de
stuurbekrachtigingsolie en de hete
motoronderdelen: de olie is licht
ontvlambaar.
186)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeiervloeistofreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht.
187)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn licht
ontvlambaar. De motorruimte bevat warme
onderdelen die bij contact met de vloeistof
brand kunnen veroorzaken.
188)Maak de dop niet van het verlengstuk
los zonder eerst het systeem met de ring
te hebben uitgetrokken.
189)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
190)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubberen pakkingen in het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.
214
ONDERHOUD EN ZORG
Page 217 of 316

191)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Het wordt aanbevolen de olie te laten
vervangen door het Fiat Servicenetwerk
waar deze op milieuvriendelijke wijze en in
overeenstemming met de wettelijke
voorschriften verwerkt wordt.
BELANGRIJK
50)Wees voorzichtig bij het bijvullen en
meng nooit verschillende soorten
vloeistoffen: alle vloeistoffen zijn specifiek
en het mengen ervan kan het voertuig
ernstig beschadigen.
51)De gebruikte motorolie en vervangen
oliefilters bevatten stoffen die schadelijk zijn
voor het milieu. Het verdient aanbeveling
de olie en de filters te laten vervangen door
het Fiat Servicenetwerk.
52)Het koelsysteem moet worden gevuld
met PARAFLU
UPantivriesvloeistof. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem
reeds is gevuld. PARAFLU
UPmag niet
met andere typen vloeistoffen worden
gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start
de motor dan in geen geval en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
53)Druk niet langer dan 8 seconden
aanhoudend op de eindbeweging van de
stuurbekrachtiging, als de motor
ingeschakeld is, aangezien er geluid wordt
geproduceerd en er kans op het
beschadigen van het systeem bestaat.54)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
BELANGRIJK
4)Het verbruik van de
stuurbekrachtigingsolie is bijzonder laag;
als na het bijvullen binnen korte tijd het
niveau weer moet worden hersteld, dan
moet het systeem op eventuele lekkages
worden gecontroleerd door het Fiat
Servicenetwerk.
LUCHTFILTER/
POLLENFILTER
Laat het luchtfilter vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
LUCHTFILTER - STOFFIGE
WEGEN
(voor bepaalde versies/markten)
Het luchtfilter voor stoffige omgevingen
is voorzien van een visuele
verstoppingsindicator A fig. 212.
Lees de verstoppingsindicator
regelmatig af (Zie "Geprogrammeerd
Onderhoudsschema" in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”).
212F1A0238
215
Page 218 of 316

BELANGRIJK Reinig het filter met
perslucht, gebruik geen vloeistoffen of
oplosmiddelen. Omdat het luchtfilter
speciaal is ontworpen voor stoffige
omgevingen, is het raadzaam het filter
te laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.ACCU
De accu bevindt zich in de
passagiersruimte, vóór de pedalen.
Verwijder het beschermdeksel voor
toegang tot de accu.
192) 193)
DE BATTERIJ
VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, dan
zijn de onderhoudsintervallen die in het
“Onderhoudsschema” van dit
hoofdstuk zijn vermeld, niet meer
geldig.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu voor het onderhoud.
194) 195)
55) 56)
5)
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer het voertuig wordt
geparkeerd, controleer dan of de
portieren, de motorkap en de
achterklep goed gesloten zijn. Hiermee
wordt voorkomen dat de
interieurverlichting blijft branden;
schakel de interieurverlichting uit: het
voertuig is in ieder geval uitgerust met
een systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, enz.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de betreffende
minpool los;
trek de accuklemmen stevig aan.
216
ONDERHOUD EN ZORG
Page 219 of 316

BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding van de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding weer op de accu wordt
aangesloten, controleer dan of de
startinrichting in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Als het laadniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger
voor bevriezing (dit kan reeds bij -10 °C
gebeuren).
Als de auto langere tijd niet gebruikt
wordt, zie dan "Langdurige stilstand
van de auto” in het hoofdstuk "Starten
en rijden".Als men na aanschaf van het voertuig
accessoires wil monteren die constante
elektrische voeding nodig hebben
(diefstalalarm, enz.) of veel stroom
verbruiken, dient men contact op te
nemen met het gespecialiseerde
personeel van het Fiat Servicenetwerk.
Zij kunnen het totale stroomverbruik
beoordelen en controleren of de
elektrische installatie hierop berekend is
en of het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
Zij zullen bovendien over de meest
geschikte systemen van Lineaccessori
MOPAR adviseren.
Er zijn namelijk ook apparaten die bij
afgezette motor stroom blijven
verbruiken en op deze manier de accu
ontladen.
BELANGRIJK Als het voertuig is
voorzien van een tachograaf en 5
dagen niet wordt gebruikt, is het
raadzaam om de minpool van de accu
los te koppelen om ontlading van de
accu te voorkomen.
Als het voertuig is uitgerust met een
acculoskoppelfunctie (accuschakelaar),
zie dan voor de beschrijving van de
loskoppelprocedure de paragraaf
"Bedieningselementen" in "Dashboard
en bedieningselementen").
BELANGRIJK
192)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en bronnen van vonken uit
de buurt van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
193)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
194)Alvorens aan het elektrische systeem
te gaan werken, de negatieve accukabel
losmaken middels de daarvoor bestemde
klem, na ten minste een minuut te hebben
gewacht nadat de contactsleutel op STOP
is geplaatst.
195)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
55)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig. Als men
na aanschaf van het voertuig accessoires
wil monteren (diefstalbeveiliging, mobiele
telefoon enz.), ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk, die de meest
geschikte apparaten zal aanraden en zal
controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.
217
Page 220 of 316

56)Als het voertuig langere tijd niet
gebruikt wordt onder extreem koude
weersomstandigheden, dan moet de accu
worden verwijderd en op een verwarmde
plaats worden bewaard om bevriezing
te voorkomen.
BELANGRIJK
5)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Laat de accu
vervangen door het Fiat Servicenetwerk,
waar deze op milieuvriendelijke wijze en
overeenkomstig de wettelijke voorschriften
verwerkt wordt.
RUITENWISSER
WISSERBLADEN
VOORRUIT VERVANGEN
196)
57)
Ga als volgt te werk:
hef de wisserarm op, druk op het
lipje fig. 213 van de springveer en
verwijder het wisserblad van de arm;
monteer het nieuwe wisserblad door
het lipje in de speciale zitting op de
wisserarm te blokkeren;
laat de wisserarm voorzichtig op de
ruit zakken.SPROEIERS
Ruitensproeier fig. 214
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir
zit.
Controleer vervolgens of de
sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te
ontstoppen.
De sproeistralen kunnen gericht worden
door de sproeiers met een platte
schroevendraaier af te stellen.
De sproeistralen moeten op circa een
derde van de bovenrand van de ruit
worden gericht.
213F1A0241
214F1A0242
218
ONDERHOUD EN ZORG