FIAT TALENTO 2017 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2017Pages: 244, PDF Size: 4.6 MB
Page 51 of 244

LUCHTROOSTERS IN
INTERIEUR
Luchtroosters in het midden
Doe de schuif 9 fig. 89 naar beneden
om de luchtroosters te sluiten.
De luchtroosters kunnen worden
gericht.
Hoog/laag: gebruik schuif 9.
Links/rechts: gebruik de knop 10
fig. 89.
Luchtroosters aan zijkant
Drukken (punt 12 fig. 90 ) om het
luchtrooster 11 fig. 90 te openen tot de
gewenste stand.
De luchtroosters kunnen worden
gericht.Draai aan het luchtrooster aan de
zijkant 11 om de luchtstroom te richten.
Gebruik specifieke producten in uw
voertuig om vieze geurtjes in het
voertuig tegen te gaan. Wend u tot het
Fiat Servicenetwerk.
89T36549
90T36550
49
Page 52 of 244

HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING
50) 51)
2)
Bedieningselementen
De bedieningen zijn afhankelijk van de uitrusting van het voertuig.
1draaiknop luchtverdeling.
2Aan/uit knop compressor klimaatregeling.
3Regelknop/ventilator aan.
4Aan/uit-toets luchtrecirculatie.
5Draaiknop regeling luchttemperatuur.
91T36552
50
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 53 of 244

Luchttemperatuur instellen
Gebruik bediening 5 fig. 91, afhankelijk
van de gewenste temperatuur. De
temperatuur neemt toe, naarmate de
indicator verder in de rode zone staat.
Ventilatorsnelheid instellen
Gebruik bediening 3 fig. 91 van 0 tot 4
fig. 91. Er wordt meer lucht verspreid,
naarmate de knop verder naar rechts
wordt gedraaid. Zet bediening 3
fig. 91 op 0 als u de luchttoevoer wilt
stoppen. Het systeem wordt
uitgeschakeld: de ventilatorsnelheid in
het interieur is nul (voertuig staat stil), er
is nog wel een zachte luchtstroom
merkbaar als het voertuig in beweging
is.
OPMERKING Als deze bediening
langdurig op stand 0 staat, kunnen de
zijruiten en de voorruit beslaan, zelfs als
het in het interieur niet benauwd is.
Snel ontwasemen: Interieurisolatie/
luchtrecirculatie uitgeschakeld
(controlelampje op knop 4 fig. 91 is uit);
draai bedieningen 1 fig. 91 en 3
fig. 91 naar de standen
. Door
inschakeling van de airconditioning
verloopt de ontwaseming sneller.
Interieurisolatie/luchtrecirculatie
inschakelen
Druk op knop 4 fig. 91 (het
controlelampje gaat aan).
In deze stand wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd zonder dat lucht
van buiten wordt geïntroduceerd.Met de luchtrecirculatie kunt u:
de buitenomgeving buiten sluiten
(tijdens het rijden in verontreinigde
omgevingen, enz.);
met luchtrecirculatie kunt u sneller de
gewenste temperatuur in het interieur
behalen.
BELANGRIJK Als de luchtrecirculatie
langdurig wordt gebruikt, kunnen de
zijruiten en de voorruit beslaan, zelfs als
het in het interieur niet benauwd is. We
raden aan weer terug te schakelen naar
de normale werking (met buitenlucht)
door weer op knop 4 fig. 91 te drukken,
zodra de luchtrecirculatie niet meer
nodig is.
Luchtverdeling interieur
passagierszijde
Draai knop 1 fig. 91 om de
luchtverdeling te kiezen.
De luchtstroming gaat richting de
dashboard is directed to the
dashboardroosters.
De luchtstroming gaat richting de
dashboardroosters en naar de lagere
roosters van de achterbank.
De luchtstroming gaat voornamelijk
naar de lagergelegen roosters van de
voorste stoel en de dashboardroosters.
Om de lucht naar beneden te richten,
de dashboardroosters sluiten.
De luchtstroming wordt verspreid
over alle roosters, de ruitroosters voor,
de voorruitontwasemingsroosters en de
lagere luchtroosters.
. De luchtstroom wordt naar de
luchtroosters voor de ontwaseming van
de voorruit en de luchtroosters voor de
ontwaseming van de zijruiten voorin
gericht.
De klimaatregeling uitschakelen
Met knop 2 fig. 91 kunt u de
airconditioning inschakelen
(indicatielampje aan) of uitschakelen
(lampje uit).
De airconditioning kan niet worden
ingeschakeld als bediening 3 fig. 91 op
0 staat.
Met de airconditioning kunt u:
de temperatuur in het interieur
verlagen;
de ruiten sneller ontwasemen.
De airconditioning werkt niet als de
buitentemperatuur laag is.
92T36716
51
Page 54 of 244

BELANGRIJK Voor voertuigen uitgerust
met ECO-modus (knop 7 fig. 92 ):
wanneer de ECO-modus is
ingeschakeld, zou de werking van de
klimaatregeling af kunnen nemen.
Ontwasemen/ontdooien
achterruitverwarming
Druk met draaiende motor op knop 6
fig. 93 en het geïntegreerde
controlelampje gaat aan.
Voor voertuigen die hiermee zijn
uitgerust, ontdooit en ontwasemt deze
functie snel de achterruit en ontdooit de
buitenspiegels.
Druk nogmaals op knop 6 om deze
functie uit te schakelen.
Als u dit niet doet, wordt de verwarming
automatisch uitgeschakeld.
93T36669
52
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 55 of 244

AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
50) 51)
2)
Bedieningselementen1inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking).
2Draaiknop temperatuurregeling.
3MAX-DEF functie (snel ontdooien/ontwasemen van voorruit).
4Luchtverdeelknoppen.
5Aan/uit knop compressor klimaatregeling.
6Regelknop ventilatorsnelheid.
7aan/uit-knop interne luchtrecirculatie;
8Verwarmde achterruit en thermische weerstandspiegel aan/uit schakelaar (voor bepaalde versies/markten).
94T36551
53
Page 56 of 244

AUTO-functie (automatische
werking)
De automatische airconditioning is een
systeem dat het comfort in het interieur
en goed zicht verzorgt, en het verbruik
optimaliseert (behalve bij gebruik onder
extreme omstandigheden). Het systeem
gebruikt de ventilatorsnelheid,
luchtverdeling, luchtrecirculatie, in- of
uitschakeling van de airconditioner en
luchttemperatuur.
AUTO: optimaliseert het geselecteerde
comfortniveau dat wordt behaald
naargelang de omstandigheden buiten.
Druk op knop 1 fig. 94.
Variatie in de ventilatorsnelheid
In de automatische modus verzorgt het
systeem de beste ventilatorsnelheid om
een aangenaam comfortniveau te
behalen en behouden.
De ventilatorsnelheid kan altijd worden
ingesteld door aan bediening 6
fig. 94 te draaien om de snelheid te
verhogen of verlagen.
Luchttemperatuur instellen
Gebruik bediening 2 fig. 94, afhankelijk
van de gewenste temperatuur.
De temperatuur wordt hoger, naarmate
de knop verder naar rechts wordt
gedraaid.
OPMERKING Op de uiterste instelling
produceert het systeem de koudste of
warmste lucht ("18°C" en "26°C").MAX DEF functie
Druk op knop 3 fig. 94 en het
geïntegreerde controlelampje gaat aan.
Met deze functie kunt u de voor- en
achterruiten, de voorste zijruiten en de
buitenspiegels (afhankelijk van de versie
van het voertuig) snel ontdooien en
ontwasemen. Zet de automatische
airconditioning en achterruitverwarming
op ontdooien.
Druk op knop 8 fig. 94 om de
verwarmingsfunctie van de achterruit uit
te schakelen; het geïntegreerde
controlelampje gaat uit.
Druk op knop 3 fig. 94 of 1 fig. 94 om
het systeem uit te schakelen.
BELANGRIJK Sommige knoppen
hebben een controlelampje dat de
status van de functie aangeeft.
Luchtverdeling interieur
passagierszijde
Druk op een van de knoppen 4 fig. 94.
Het controlelampje in de geselecteerde
knop gaat aan.
U kunt twee standen tegelijkertijd
selecteren door op twee van de
knoppen 4 fig. 94 te drukken.
De luchtstroming wordt met name
verspreid over alle roosters, de
ruitroosters zij voor, de
ontwasemingsroosters en de
voorruitontwasemingsroosters.
De luchtstroming gaat met name
richting de dashboardroosters.
De luchtstroming gaat met name
richting de dashboardroosters.
Verwarmde achterruit en
portierspiegel
warmteresesistentieschakelaar
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Druk op knop 8 fig. 94 en het
geïntegreerde controlelampje gaat aan.
Met deze functie kunt u de achterruit en
portierspiegels snel ontwasemen (voor
bepaalde versies/markten).
Druk nogmaals op knop 8 fig. 94 om
deze functie uit te schakelen. De funtie
gaat automatisch uit.
54
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 57 of 244

BELANGRIJK Voertuigen uitgerust met
de functie ECOMODUS (knop 9
fig. 95 ): wanneer de functie
ECOMODUS is ingeschakeld, kan deze
de prestaties van de automatische
airconditioning verlagen. Raadpleeg het
hoofdstuk "Tips voor het rijden".Interne luchtrecirculatie
Deze functie wordt automatisch
beheerd, maar u kunt hem ook
handmatig inschakelen. Hij kan
geforceerd worden ingeschakeld met
knop 7 fig. 94, die is gemarkeerd
doordat de led op de knop aan gaat
BELANGRIJK In ieder geval krijgt
ontwasemen/ontdooien voorrang over
luchtrecirculatie.
Opmerking:
tijdens de luchtrecirculatie wordt de
lucht in het interieur gerecirculeerd
zonder dat lucht van buiten wordt
geïntroduceerd;
met luchtrecirculatie kunt u het
interieur van invloeden van buitenaf
isoleren (rijden in verontreinigde
omgevingen, bijv.);
met luchtrecirculatie kunt u sneller de
gewenste temperatuur in het interieur
behalen.Handmatig gebruik: Druk op knop 7
fig. 94 en het geïntegreerde
controlelampje gaat aan.
Langdurig gebruik van de
hercirculatiefunctie kan vervelende
luchtjes veroorzaken en de ruiten doen
beslaan omdat de lucht niet wordt
ververst.
We adviseren u weer terug te schakelen
naar de automatische modus door
weer op knop 7 fig. 94 te drukken
zodra de luchthercirculatie niet meer
nodig is.
Druk nogmaals op knop 7 fig. 94 om
deze functie uit te schakelen.
Uitschakeling van het systeem
Draai knop 6 fig. 94 naar de stand OFF
om het systeem uit te schakelen. Draai
aan knop 6 fig. 94 om het weer in te
schakelen en de ventilatorsnelheid te
regelen, of druk op knop 1 fig. 94.
55
De klimaatregeling uitschakelen
In de automatische modus gaat de
airconditioning aan of uit afhankelijk van
de weersomstandigheden buiten.
Druk op knop 5 fig. 94 om de
klimaatregeling uit te schakelen en het
ingebouwde indicatielampje gaat aan.
95T36540
Page 58 of 244

EXTRA
KLIMAATREGELING
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Het voertuig is mogelijk uitgerust met
vier luchtroosters 1 fig. 96 die gericht
kunnen worden.
Deze bedieningen zijn alleen van invloed
op de hoeveelheid lucht in het interieur:
een bediening voor warm (lucht komt
uit de onderste luchtroosters);
een bediening voor koud (lucht komt
uit de bovenste luchtroosters).
OPMERKING Sluit niet alle vier de
luchtroosters tegelijkertijd (risico op
beschadiging van systeemonderdelen).Klimaatregeling
Controleer of de airconditioning werkt
(knop 2 fig. 97 led is aan).
BELANGRIJK Door op knop 2 fig. 97 te
drukken gaat de led aan:
wanneer de led aan is, is de functie
aan;
wanneer de led uit is, is de functie
uit;
BELANGRIJK
50)Introduceer niets in het ventilatiecircuit
van het voertuig (bijv. Geparfumeerde
voorwerpen voor het wegnemen van
onaangename geuren, enz.). Gevaar voor
schade of brand.
51)Open niet het koelvloeistofcircuit. Dat is
gevaarlijk voor ogen en huid.
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat
compatibel is met de wetten die van kracht
zijn in de landen waar het voertuig wordt
verkocht, R134a van R1234yf (aangeduid
op een specifiek plaatje in de motorruimte).
Het gebruik van andere koelmiddelen heeft
invloed op de efficiency en de conditie van
het systeem. Ook de
compressorkoelmiddelen moeten
compatibel zijn met het aangeduide
koelmiddel.
96T36557
97T36643
56
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 59 of 244

PARKEERRADAR
52)
12) 13) 14)
Werkingsprincipe
De ultrasone sensoren die in de
achterbumpers zijn aangebracht
(afhankelijk van de versie van het
voertuig) "meten" de afstand tussen het
voertuig en een obstakel.
Als de sensoren een obstakel
detecteren, geven ze een geluidssignaal
af, waarvan de frequentie toeneemt
naarmate het voertuig het obstakel
nadert, tot het een enkel geluid wordt
als het obstakel ongeveer 30 cm van
het voertuig is verwijderd.
OPMERKING Controleer of de
ultrasone sensoren niet zijn afgedekt
(met vuil, modder, sneeuw, enz.)
OPMERKING Afhankelijk van de versie,
wordt op het display de directe
omgeving weergegeven in aanvulling op
het geluidssignaal.Werking
Wanneer u de versnellingspook in zijn
achteruit zet, worden de meeste
objecten binnen 1,2 m van de
achterkant van het voertuig
gedetecteerd, wordt een geluidssignaal
afgegeven en, afhankelijk van het type
voertuig, gaat display 1 fig. 99 aan.Volume van de parkeerassistent
verstellen
Het is mogelijk om, afhankelijk van het
voertuig, een aantal parameters op het
display van het multimediasysteem af te
stellen.
Systeem tijdelijk uitschakelen
Druk op knop 2 fig. 100 om het
systeem uit te schakelen.
Het controlelampje in de schakelaar
gaat aan om u eraan te herinneren dat
het systeem is uitgeschakeld.
Druk er nogmaals op om het systeem
weer in te schakelen en het lampje gaat
uit.
Het is mogelijk om, afhankelijk van het
voertuig, de functie uit te schakelen
vanaf het display van het
multimediasysteem.
98T36541
99T36519-2
100T36542
57
Page 60 of 244

Systeem geforceerd uitschakelen
Het systeem kan definitief worden
uitgeschakeld door knop 2 lang
ingedrukt te houden.
Het in de schakelaar geïntegreerde
controlelampje gaat permanent aan.
Het uitgeschakelde systeem kan weer
worden ingeschakeld door de knop
nogmaals lang ingedrukt te houden.
Onregelmatige werking
Als het systeem een onregelmatige
werking detecteert, wordt, afhankelijk
van de versie, een speciaal bericht op
het instrumentenpaneel weergegeven,
gaat het alarmlampje
branden en
wordt iedere 5 seconden een
geluidssignaal afgegeven. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
52)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen andere
mensen (vooral kinderen) of dieren
aanwezig zijn op het parcours dat u af wilt
leggen. De parkeersensoren dienen als
hulp voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
12)Als het voertuig in zijn achteruit ergens
tegen botst (bijv. een paaltje of ander
straatmeubilair) kan het voertuig
beschadigen (er zou bijvoorbeeld een as
kunnen buigen). Laat het voertuig
controleren door het Fiat Servicenetwerk
om ongevallen te voorkomen.
13)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.
14)Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag in de
zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden. Het verkeerd opbrengen van de
lak kan de werking van de parkeersensoren
negatief beïnvloeden.
CAMERA
ACHTERZIJDE
Werking
53)
15)
Als het voertuig in zijn achteruit staat,
biedt videocamera 1 fig. 101 op de
achterklep of op het openslaande
achterportier van het voertuig zicht over
het gebied achter het voertuig op de
binnenspiegel 2 fig. 102 of op het
multimediadisplay 3 fig. 103, samen
met één of twee vormen 4 fig. 104en 5
fig. 104(bewegend of stilstaand).
OPMERKING Controleer of de
achteruitkijkcamera niet is afgedekt
(vuil, modder, sneeuw, enz.).
101T36620
58
KENNIS VAN HET VOERTUIG