FIAT TALENTO 2017 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: TALENTO, Model: FIAT TALENTO 2017Pages: 244, PDF Size: 4.6 MB
Page 71 of 244

BELANGRIJK
64)Er mogen geen voorwerpen op de
bodemplaat aan bestuurderszijde liggen:
als er hard moet worden geremd kunnen
ze onder de pedalen terechtkomen en het
gebruik daarvan verhinderen.65)Controleer of er geen harde, zware of
scherpe voorwerpen in of uit "open"
opbergvakken steken: deze kunnen in
bochten of bij hard remmen een gevaar
vormen voor de veiligheid van de
inzittenden van het voertuig.
66)Graag benadrukken we nog een keer
dat u de plaatselijke wetten omtrent het
gebruik van telefoons en/of
multimediatablets in het voertuig dient te
volgen.
67)In een bocht, tijdens het accelereren of
afremmen, zorgen dat er niet gemorst
wordt met de vloeistof in het reservoir in de
bekerhouder. Gevaar voor letsel als er hete
vloeistoffen inzitten.
68)Houd de stoel altijd dicht tijdens het
rijden. Gevaar voor letsel in geval van
bruusk remmen of ongevallen, risico op
voorwerpen die in het interieur vallen.
69)Het is verboden om op de middenstoel
te zitten terwijl de rugleuning is gekanteld.
70)Als de klep 40 fig. 134 van het
opbergvak openstaat, kan de voorste
passagiersstoel niet gebruikt worden.
Gevaar voor ernstig letsel in geval van
plotseling remmen of een botsing.
71)Plaats er geen zware of scherpe
voorwerpen in die zouden kunnen vallen.
Gevaar voor letsel.
72)Bevestig alleen accessoires van
maximaal 120 W (12 V). Als verschillende
stopcontacten tegelijkertijd voor de
accessoires worden gebruikt, mag het
totale vermogen van deze apparaten niet
hoger zijn dan 180 W. Brandgevaar.
AUTORADIO
Inbouwvoorbereiding radio
Haak het paneel voor het vak van de
autoradio 1 fig. 141 los. De bedrading
van de antenneaansluitingen, voeding
en luidsprekers bevindt zich achter het
paneel.
Luidsprekers
Draai het rooster 2 fig. 142 om toegang
te krijgen tot de bedrading van de
luidsprekers.
OPMERKING Voor de werking van deze
inrichting: raadpleeg de bijlage van de
boorddocumenten.
139T36583
140T36719
141TIMAGE-2
69
Page 72 of 244

BELANGRIJKDe kenmerken van de steunen en
bedrading (beschikbaar bij het Fiat
Servicenetwerk) variëren afhankelijk van
de uitrusting van het voertuig en het
model autoradio. Neem hiervoor
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Werkzaamheden aan het elektrisch
circuit van het voertuig mogen alleen
door een Fiat Servicepunt worden
verricht, aangezien onjuiste
verbindingen kunnen leiden tot schade
aan het elektrische systeem en/of
onderdelen waarmee het is verbonden.
BAGAGE-
AFDEKPLAAT
73)
De bagageruimte bestaat uit twee
starre delen.
Er zijn twee mogelijke standen;
stand A hoog fig. 143;
stand B laag fig. 145.
Afhankelijk van de versie, kan deel 1
fig. 144 tot verticale stand worden
opgetild om het laden van bagage te
vergemakkelijken.
BELANGRIJK
73)Plaats geen enkel voorwerp op de
bagage-afdekplaat. Dit geldt met name
voor scherp of stomp voorwerpen.
Wanneer u hard moet remmen, kan het
voorwerp de inzittenden van het voertuig in
gevaar brengen.
142T36707
143T36651
144T36652
145T36653
70
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 73 of 244

CRUISECONTROL
(snelheidsregelaar)
74) 75)
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen.
Het systeem kan gebruikt worden bij
een snelheid van meer dan 30 km/h op
lange, droge en rechte wegen met
weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Commando's (fig. 146 en fig. 147 )
1fig. 146 Algemene aan-/
uitschakelaar.
2fig. 147 Snelheidsregeling
inschakelen, opslaan en verhogen (+).
3fig. 147 Snelheidsregeling verlagen
(-).
4fig. 147 Inschakeling met oproep
(R) van opgeslagen snelheidsregeling.
5fig. 147 Zet de functie op stand-by
(met opgeslagen snelheidsregeling) (O).
Inschakelen
Druk op zijde
van schakelaar 1
fig. 146.Groen controlelampje 6 fig. 148 gaat
aan en er wordt een speciaal bericht
met streepjes op het
instrumentenpaneel weergegeven om
aan te geven dat de functie is
ingeschakeld en wacht op de registratie
van de snelheidslimiet.
De snelheid instellen
Druk bij een constante snelheid (van
meer dan ongeveer 30 km/h) op knop 2
fig. 147 (+): de functie wordt
ingeschakeld en de huidige snelheid
wordt opgeslagen.
De snelheid komt in de plaats van de
streepjes en wordt bevestigd als naast
lampje 7 fig. 148 ook een groen lampje
6 fig. 148 aangaat.
Begeleiding
Neem uw voet van het gaspedaal,
zodra de snelheidsregeling is
opgeslagen en ingeschakeld.
76) 77)
146T36543
147T36544148T36504-3
71
Page 74 of 244

Snelheid wijzigen
U kunt de snelheidsregeling wijzigen
door achtereenvolgend te drukken op:
knop 2 fig. 149 om de snelheid te
verhogen;
knop 3 fig. 149 om de snelheid te
verlagen.
De snelheidslimiet overschrijden
U kunt op ieder moment de snelheid
verhogen door het gaspedaal in te
trappen. Zodra de snelheid hoger is
dan de ingestelde snelheid, gaat de
snelheidsindicator op het
instrumentenpaneel knipperen.
Laat vervolgens het gaspedaal los: na
een paar seconden keert het voertuig
automatisch terug naar de
oorspronkelijk ingestelde snelheid.Onmogelijk een bepaalde snelheid
aan te houden
In geval van steile hellingen kan het
systeem de snelheid niet aanhouden:
de opgeslagen snelheid gaat knipperen
op het instrumentenpaneel om u
hierover te informeren.
De functie op stand-by zetten
De functie kan worden opgeheven:
door op knop 5 (O) fig. 150 te
drukken;
door het koppelingspedaal te
gebruiken;
door het koppelingspedaal te
gebruiken.
In deze drie gevallen blijft de snelheid
opgeslagen en wordt een bericht
daaromtrent op het display
weergegeven.
De inschakeling wordt bevestigd door
het uitgaan van het lampje
.
De opgeslagen snelheidslimiet
weer oproepenAls u een snelheid hebt opgeslagen,
kunt u deze opnieuw oproepen als u
zeker bent dat de rijomstandigheden dit
toestaan (verkeer, toestand van het
wegdek, weer, enz.). Druk op knop 4
fig. 150 als de rijsnelheid meer dan
30 km/h is. Als een opgeslagen
snelheid wordt opgeroepen, wordt de
inschakeling bevestigd door het
aangaan van het controlelampje
.
OPMERKING Als de eerder opgeslagen
snelheid veel hoger is dan de huidige
snelheid, geeft het voertuig krachtig gas
totdat deze limiet is behaald.
BELANGRIJK Wanneer de functie op
stand-by staat en op schakelaar 2
fig. 150 wordt gedrukt, wordt de
regelfunctie weer ingeschakeld zonder
inachtneming van de opgeslagen
snelheid: de rijsnelheid van het voertuig
zal worden gebruikt.
149T36544-1
150T36544
72
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 75 of 244

Functie onderbreken
De functie kan worden uitgeschakeld
door op knop 1 fig. 151 te drukken. De
groene lampjes
enop het
instrumentenpaneel gaan uit om te
bevestigen dat de functie is
uitgeschakeld.
78) 79) 80)
BELANGRIJK
74)De cruise-control is op generlei wijze
van invloed op het remsysteem.
75)Hij biedt alleen extra rijondersteuning.
Hij dient echter niet ter vervanging van de
bestuurder. Hij kan de plaats van de
bestuurder voor wat betreft de
waarnemingen van de plaatselijke
maximumsnelheid, oplettendheid (altijd
klaar zijn om te remmen) of de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
niet innemen. De cruise-control mag niet
worden gebruikt op drukke, bochtige of
gladde wegen (ijs, aquaplanning, grind) of
bij ongunstige weersomstandigheden
(mist, regen, windstoten, enz.). Risico op
een ongeval.
76)Wees voorzichtig: we raden aan uw
voeten in de buurt van de pedalen te
houden, zodat u ermee kunt ingrijpen in
noodgevallen.
77)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
78)Door de motor op stand-by te zetten of
de cruise-control uit te zetten, wordt het
voertuig niet snel afgeremd: gebruik het
rempedaal om te remmen.
79)In geval van slechte werking of storing
van het systeem, contact opnemen met
het Fiat Servicenetwerk.80)De elektronische cruise-control kan
gevaarlijk zijn als het systeem geen
constante snelheid kan handhaven. In
bepaalde omstandigheden kan de snelheid
overmatig zijn, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle over het voertuig en
ongevallen. Gebruik het systeem niet in
druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
151T36543
73
Page 76 of 244

SPEED LIMITER
De cruise-control is een functie die u
ervan weerhoudt een bepaalde
vooringestelde snelheidslimiet te
overschrijden.
Bedieningselementen
1fig. 152 Algemene aan-/
uitschakelaar.
2fig. 153 Cruise-control inschakelen,
instelling opslaan en verhogen (+).
3fig. 153 Instelling cruise-control
verlagen (-).
4fig. 153 Inschakeling met oproep
(R) van opgeslagen instelling
cruise-control.
5fig. 153 Zet functie op stand-by
(met opgeslagen instelling
cruise-control) (O).
Inschakelen
81)
Druk op de zijkant van knop 1.
Controlelampje 6 fig. 154 wordt oranje
en het bericht "LIMITER" (BEGRENZER)
wordt met streepjes op het
instrumentenpaneel weergegeven om
aan te geven dat de cruise-control is
ingeschakeld, en wacht op de
registratie van de snelheidslimiet.
Druk op schakelaar 2 (+) om de huidige
snelheid op te slaan: de streepjes
worden vervangen door de
snelheidslimiet.De minimumsnelheid die ingesteld kan
worden is 30 km/h.
Begeleiding
Als de snelheid is opgeslagen, verloopt
het rijden totdat deze snelheid is
bereikt, hetzelfde als bij een voertuig
dat niet is uitgerust met cruisecontrol.
Als de limiet is bereikt en u op het
gaspedaal trapt, kunt u de
geprogrammeerde snelheid alleen in
noodgevallen overschrijden (zie de
paragraaf "De ingestelde snelheidslimiet
overschrijden").
De snelheidslimiet aanpassen
U kunt de snelheidslimiet wijzigen door
achtereenvolgend te drukken op:
knop 2 fig. 155 (+) om de snelheid te
verhogen;
knop 3 fig. 155 (-) om de snelheid te
verlagen.
152T36543
153T36544
154T36504-2
155T36544-1
74
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 77 of 244

De snelheidslimiet overschrijden
U kunt de ingestelde snelheidslimiet op
ieder moment overschrijden door hard
op het gaspedaal te trappen (tot voorbij
het "weerstandspunt").
Tijdens de overschrijding, knippert de
ingestelde snelheid op het
instrumentenpaneel en klinkt er een
geluidssignaal.
Laat na afloop het gaspedaal los: de
cruise-control wordt weer ingeschakeld
zodra u de snelheid verlaagt tot onder
de opgeslagen snelheid.
In het geval van steile hellingen kan de
cruisecontrol de snelheid niet
aanhouden: de opgeslagen snelheid
knippert op het instrumentenpaneel en
er klinkt een intermitterend
geluidssignaal.
Onmogelijk de ingestelde
snelheidslimiet aan te houden
In het geval van steile hellingen kan de
cruisecontrol de ingestelde snelheid niet
aanhouden: de opgeslagen snelheid
knippert op het instrumentenpaneel en
er klinkt een intermitterend
geluidssignaal.De functie op stand-by zetten
De snelheidsbegrenzer kan worden
uitgeschakeld met de schakelaar 5 (O)
fig. 156. In dit geval wordt de
snelheidslimiet opgeslagen en samen
met de opgeslagen snelheid in een
speciaal bericht op het display
weergegeven.
De opgeslagen snelheidslimiet
weer oproepen
Als de snelheidsgegevens zijn
opgeslagen, kunt u ze weer oproepen
door op knop 4 (R) fig. 156 te drukken.
Wanneer de cruise-control op stand-by
staat en op schakelaar 2 fig. 156 wordt
gedrukt, wordt de regelfunctie weer
ingeschakeld zonder inachtneming van
de opgeslagen snelheid: de rijsnelheid
van het voertuig zal worden gebruikt.Functie onderbreken
De cruise-control kan worden
uitgeschakeld; in dat geval blijft de
snelheid niet opgeslagen. Het oranje
lampje
op het instrumentenpaneel
gaat uit om aan te geven dat de
snelheidsbegrenzer werd
uitgeschakeld.
BELANGRIJK
81)De snelheidsbegrenzer is op generlei
wijze van invloed op het remsysteem.156T36544
75
Page 78 of 244

MILIEUBE-
SCHERMING
Temperatuur van de uitlaatgassen
Met het systeem dat de uitlaatgassen
regelt, kunt u de storingen van de
voorziening tegen luchtverontreiniging
van het voertuig detecteren. Deze
storingen kunnen leiden tot een te hoge
uitstoot van verontreinigende stoffen en
mechanische schade.
Dit controlelampje op het
instrumentenpaneel duidt
systeemstoringen aan:
neem zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk, als het
aanblijft;
als het knippert, verlaag dan de
belasting van de motor tot het
knipperen stopt. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Raadpleeg de informatie in de
paragraaf "AdBlue (Ureum) additieftank"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
voertuig".
Het voertuig is speciaal ontworpen met
het oog op milieuvriendelijkheid
gedurende de gehele levenscyclus:
vanaf de productie, tijdens het gebruik
en tot het eind van zijn levenscyclus.Productie
Het voertuig is geproduceerd bij een
industriële fabriek die gebruik maakt
van geavanceerde procedures die
gericht zijn op een reductie van de
impact op het milieu ten opzichte van
de maatschappij en de natuur in de
directe omgeving (lager water- en
stroomverbruik, minder uitstoot in het
water en de atmosfeer, verwijdering en
evaluatie van het afval).
Emissies
Het voertuig is speciaal ontworpen om
tijdens gebruik een lagere hoeveelheid
broeikasgassen (CO
2) uit te stoten,
door het verbruik te verlagen (bijv.:
170 g/km betekent 6,4 l/100 km voor
een dieselvoertuig).
Bovendien zijn de auto’s uitgerust met
voorzieningen tegen
luchtverontreiniging, zoals de
katalytische uitlaat, lambdasonde, enz.
Op bepaalde voertuigen wordt het
systeem afgerond met een roetfilter
waarmee de uitstoot van roetdeeltjes
wordt teruggebracht.
Gebruikte en tijdens regulier onderhoud
vervangen onderdelen (accu, oliefilter,
luchtfilter, batterijen, enz.) en olietanks
(zowel leeg als vol met gebruikte olie)
moeten naar gespecialiseerde
afvalverwerkingsbedrijven worden
gebracht.Voor de kosteloze inlevering van uw
voertuig aan het einde van zijn
levensduur kunt u als u een andere auto
gaat aanschaffen, zich tot een van onze
dealers of tot een door FCA
goedgekeurd inzamelings- en
verwerkingsbedrijf wenden. Deze
bedrijven zijn zorgvuldig geselecteerd
en bieden kwaliteitsservice voor de
inzameling, verwerking en recycling van
afgedankte auto’s met respect voor het
milieu.
Recycleerbaarheid
Het voertuig kan voor 85% worden
gerecycled en voor 95% worden
teruggewonnen.
Om dit te bereiken zijn verschillende
onderdelen van het voertuig speciaal
ontworpen om te worden gerecycled.
De structuur en materialen zijn speciaal
onderzocht om demontage van deze
onderdelen en herbewerking voor
speciale doeleinden te
vergemakkelijken.
Teneinde de grondstofbronnen te
behouden, bestaan verschillende
onderdelen uit gerecycled kunststof of
hernieuwbare materialen (plantaardig of
dierlijk, zoals katoen of wol).
76
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 79 of 244

DIESELVERSIE-
SPECIFIEKE
KENMERKEN
17)
Motortoerental
Dieselmotoren zijn uitgerust met een
inspuitsysteem dat de motor niet boven
een bepaald toerental laat gaan,
ongeacht de ingeschakelde versnelling.
Als u het bericht "Anti-pollution control"
(Milieucontrole) met het controlelampje
en het alarmlampjeziet,
neem dan direct contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Tijdens het rijden kan het voertuig,
afhankelijk van het gebruikte
brandstoftype, witte rook uitstoten.
Dit komt door de regeneratie van het
roetfilter en is niet van invloed op de
prestaties van het voertuig.
Brandstoftank volledig leeg
Als u tankt nadat alle brandstof is
verbruikt, moet u het brandstofcircuit
herstellen: raadpleeg de paragraaf
"Voertuig tanken" voordat u de motor
herstart.Voorzorgsmaatregelen voor in de
winter
Om de ongemakken van vorst tegen te
gaan:
zorg ervoor dat de accu altijd
opgeladen is,
zorg ervoor dat er genoeg diesel in
de tank zit, zodat er geen waterdamp
kan ontstaan dat condensaat kan
vormen dat zich op de bodem van de
tank verzamelt.
BELANGRIJK
17)Wijzigingen of reparaties aan het
brandstoftoevoersysteem die niet correct
zijn uitgevoerd en waarbij geen rekening
wordt gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
77
Page 80 of 244

KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Dit deel van het handboek levert u alle
informatie die nuttig is voor kennis,
begrip en een correct gebruik van het
instrumentenpaneel.DISPLAY..................79
CONTROLELAMPJES..........81
BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN........89
78
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL