JEEP RENEGADE 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2018, Model line: RENEGADE, Model: JEEP RENEGADE 2018Pages: 380, PDF Size: 6.15 MB
Page 31 of 380

HOOFDSTEUNEN (verwijderen)
Ga als volgt te werk om de hoofdsteunen
te verwijderen:
trek de hoofdsteunen tot hun
maximumhoogte uit;
druk op de knop A en mechanisme B
fig. 22 (voorste hoofdsteunen) of A en B
fig. 23 (achterste hoofdsteunen) aan
beide zijkanten van de twee steunen, en
verwijder de hoofdsteunen door ze
omhoog te trekken.
BELANGRIJK
15)De hoofdsteunen moeten zodanig
versteld worden dat het hoofd en niet de
nek er tegenaan steunt. Alleen op deze
manier oefenen ze hun beschermende
werking uit.
STUURWIEL
16) 17)
INSTELLINGEN
Het stuurwiel kan zowel omhoog als
omlaag versteld worden.
Om te verstellen, hendel A
fig. 24 (versies met stuur links) of
fig. 25 (versies met stuur rechts) omlaag
zetten in stand 1, het stuurwiel in de
meest geschikte stand zetten en op zijn
plaats vergrendelen door hendel A in
stand 2 te zetten.
23J0A0058C
24J0A0056C
29
Page 32 of 380

ELEKTRISCHE VERWARMING
STUURWIEL
(indien aanwezig)
Druk, met de startinrichting in de stand
MAR, op de knop
op het dashboard
fig. 26. Wanneer de functie ingeschakeld
wordt, gaat de led op de knop branden.
BELANGRIJK Als deze functie bij
afgezette motor wordt ingeschakeld
kan de accu leeglopen.
Auto Op Comfort (indien aanwezig)
Het elektrisch verwarmde stuurwiel
schakelt automatisch in wanneer de
motor gestart wordt en de
buitentemperatuur lager is dan 4,4 °C.
Deze functie kan worden in- of
uitgeschakeld via het menu van het
Uconnect™-systeem.
BELANGRIJK
16)De verstelling mag alleen bij
stilstaande auto en uitgeschakelde motor
gebeuren.
17)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij
montage van een alarmsysteem) zijn ten
strengste verboden. Dergelijke
werkzaamheden kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veiligheid
in gevaar brengen waardoor de auto niet
meer aan de typegoedkeuring voldoet.
25J0A0522C26J0A0899C
30
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 33 of 380

ACHTERUITKIJKSPIEGELS
BINNENSPIEGEL
Deze spiegel is voorzien van een
beveiligingsmechanisme dat ervoor zorgt
dat de spiegel losschiet bij een heftige
botsing met de passagier. Gebruik de
hendel A fig. 27 om de spiegel in twee
standen te zetten: normaal of
anti-verblindingsstand.
ELEKTRONISCH DIMBARE
ACHTERUITKIJKSPIEGEL
(waar aanwezig)
Bij sommige versies is een elektrisch
dimbare spiegel leverbaar, die
automatisch de reflecterende werking
kan wijzigen om verblinding van debestuurder te voorkomen fig. 28.
De elektrisch dimbare spiegel heeft een
ON/OFF-toets om de elektrisch dimbare
anti-verblindingsfunctie in/uit te
schakelen.
BUITENSPIEGELS
Elektrisch verstellen
18)
De spiegels kunnen worden afgesteld met
de contactsleutel op MAR en gedurende
ongeveer 3 minuten nadat de
startinrichting op STOP is gedraaid (of
ook als de mechanische sleutel
verwijderd is, bij auto’s uitgerust met
mechanische sleutel metafstandsbediening). Wanneer een van de
voorportieren wordt geopend wordt het
systeem buiten werking gesteld.
Kies de gewenste spiegel met knop A
fig. 29:
knop in stand 1: linker spiegel
gekozen;
knop in stand 2: rechter spiegel
gekozen.
Hierna kan de gekozen spiegel worden
versteld door knop B fig. 29 in de vier
richtingen van de pijlen te bewegen.
BELANGRIJK Om te voorkomen dat de
gemaakte instelling wordt gewijzigd,
moet knop A fig. 29 naar de stand
0 worden gedraaid.
27J0A0060C
28J0A0059C
29J0A0061C
31
Page 34 of 380

Inklappen van elektrische buitenspiegels
(indien aanwezig)
Om de spiegels in te klappen op knop C
fig. 29 drukken. Druk nogmaals op de
knop om de buitenspiegels weer in de
rijstand te zetten. Als knop C wordt
ingedrukt tijdens het in-/uitklappen van
de buitenspiegels (van gesloten naar
geopende stand en omgekeerd), dan
wordt hun bewegingsrichting omgekeerd.
De spiegels kunnen worden in- of
uitgeklapt met de contactsleutel op MAR
en gedurende ongeveer 3 minuten nadat
de startinrichting op STOP is gedraaid (of
ook als de mechanische sleutel
verwijderd is, bij auto’s uitgerust met
mechanische sleutel met
afstandsbediening). Wanneer een van de
voorportieren wordt geopend wordt het
systeem buiten werking gesteld.
BELANGRIJK De spiegels moeten
tijdens het rijden altijd geopend zijn
en mogen nooit ingeklapt zijn.
Spiegels uitlijnen
Indien een van de buitenspiegels
handmatig versteld werd, dan zou het
kunnen dat de spiegel niet meer op
stabiel blijft zitten tijdens het rijden.
In dat geval moet de volgende
uitlijningshandeling uitgevoerd worden:
sluit de spiegel handmatig in de
parkeerstand, door hem van stand 1 naar
stand 2 fig. 30 te bewegen;
bedien het
spiegelopeningsmechanisme C
fig. 29 een of twee maal om het systeem
uit te lijnen en beide spiegels in de
rijstand te brengen.
BELANGRIJK
18)De buitenspiegel is bolvormig;
hierdoor wordt de afstandswaarneming
ietwat vertekend.
BUITENVERLICHTING
LICHTSCHAKELAAR
Met de lichtschakelaar A fig. 31, aan de
linkerkant van het instrumentenpaneel
(versies met stuur links) of aan de
rechterkant (versies met stuur rechts),
kunnen de koplampen, parkeerlichten,
dagrijlichten, dimlicht, mistlampen,
mistachterlichten bediend worden, en
kan de verlichting van het
instrumentenpaneel en van de symbolen
op de toetsen ingesteld worden.
De buitenverlichting werkt alleen als de
startinrichting in de stand MAR staat.
Het instrumentenpaneel en de
30J0A0209C
31J0A0888C
32
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 35 of 380

verschillende bedieningstoetsen op het
dashboard worden verlicht wanneer de
buitenverlichting wordt ingeschakeld.
AUTOMATISCHE FUNCTIE(Schemersensor)
(waar aanwezig)
Dit is een infrarood-ledsensor die samen
met de regensensor werkt en die zich op
de voorruit bevindt. Deze kan variaties in
het buitenlicht detecteren op basis van
de lichtgevoeligheid en past het Menu
van het display of hetUconnect™
systeem aan.
Hoe hoger de gevoeligheid, des te minder
buitenlicht is er nodig om de verlichting
in te schakelen.
Functie inschakelen: draai de
lichtschakelaar naar AUTO.
Functie uitschakelen: draai de
lichtschakelaar naar een andere stand
dan AUTO.
BELANGRIJK Deze functie kan alleen
worden ingeschakeld met de
startinrichting in stand MAR.
DIMLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de draaischakelaar op. Als het
dimlicht ingeschakeld wordt, worden de
dagrijlichten uitgeschakeld en worden
het stadslicht, het dimlicht en dekentekenplaatverlichting ingeschakeld.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
DAGRIJLICHTEN (DRL)“Dagrijlichten”
(indien aanwezig)
19) 20)
Met de startinrichting op MAR gedraaid
en de lichtschakelaar in standO
gedraaid, gaan de stadslichten/
dagrijlichten automatisch aan; de andere
lichten en de binnenverlichting blijven
uit.
De dagrijlichten wordt tijdelijk
gedeactiveerd wanneer de
richtingaanwijzers geactiveerd worden.
Wanneer de richtingaanwijzers
gedeactiveerd worden, zal de
dagrijverlichting weer geactiveerd
worden.
MISTVOORLICHTEN(indien aanwezig)
Druk, met de contactsleutel op MAR en
met ingeschakeld stadslicht en dimlicht,
op schakelaar
om de mistvoorlichten
in te schakelen.
Om de mistvoorlichten uit te schakelen
nogmaals op de schakelaar drukken of
deze naar standOdraaien.“Cornering Lights” (flanklichten)
De functie wordt geactiveerd met het
grootlicht ingeschakeld bij een snelheid
lager dan 40 km/h - bij brede hoeken van
de wielomwentelingen of bij het
schakelen van de richtingaanwijzer gaat
er een lampje branden (ingebouwd in het
voorste mistlicht), die naar de zijde
verwijst waarnaar gedraaid wordt en de
zichthoek in het donker verlengt.
MISTACHTERLICHT
Druk, met de contactsleutel op MAR
gedraaid, op de knopom het licht
in/uit te schakelen.
Het mistachterlicht gaat alleen branden
als het dimlicht of de mistlampen voor
zijn ingeschakeld. Het licht wordt
uitgeschakeld door op knop
te drukken
of het dimlicht of de mistlampen voor uit
te schakelen.
PARKEERLICHTEN
Deze kunnen worden ingeschakeld door
de lichtschakelaarring naar destand
te draaien. Het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel gaat
branden.
BELANGRIJKE OPMERKING Selecteer
deze lichtschakelaarstand niet wanneer
de auto in beweging is, maar alleen om
aan te geven dat de auto is geparkeerd
wanneer voorgeschreven door de
33
Page 36 of 380

geldende regels in het land waar u rijdt
(wegenverkeerswetgeving).
Om de lichten uit te doen, moet de
lichtschakelaarring naar deOstand
gedraaid worden
TIJDREGELING UITSCHAKELING
KOPLAMPEN
Inschakeling van de functie
De inschakeling van de lampen
gedurende de ingestelde tijd kan
geactiveerd worden door de
contactsleutel te draaien op STOP met
de draaischakelaar van de lichten op de
stand
en door vervolgens de
draaischakelaar te plaatsen opO.
BELANGRIJK Om deze functie in te
schakelen moeten de koplampen,
binnen 2 minuten nadat de
startinrichting naar STOP is gedraaid,
uitgeschakeld worden.
Automatische functie-inschakeling
(indien aanwezig)
Als de auto over een schemersensor
beschikt, kan de functie automatisch
worden geactiveerd: draai de
draaischakelaar op AUTO met de
contactsleutel op MAR. De koplampen
zullen nu ingeschakeld worden wanneer
de sensor een beperkte hoeveelheid licht
waarneemt.De functie tijdregeling uitschakeling
koplampen wordt automatisch
geactiveerd als de contactsleutel wordt
gedraaid op STOP terwijl de koplampen
gedurende de in het menu gekozen tijd
zijn ingeschakeld.
Uitschakeling van de functie
Deze functie wordt uitgeschakeld door de
in het menu ingestelde tijd af te wachten
of door de contactsleutel te draaien op
MAR.
Als de koplampen worden uitgeschakeld
voordat de motor wordt afgezet, zullen ze
normaal uitgaan.
GROOTLICHT
Duw de hendel A fig. 32 met de
contactsleutel op MAR naar voren (in de
rijrichting van het voertuig) om het
grootlicht in te schakelen. Met
ingeschakeld grootlicht moet de
lichtschakelaar zijn geplaatst opAUTOof
op de stand
.
Om een grootlichtsignaal te geven moet
de onstabiele stand worden gebruikt
(deze functie wordt ingeschakeld door de
hendel naar u toe te trekken). Wanneer
het grootlicht is ingeschakeld, gaat
tegelijkertijd het lampje
op het
instrumentenpaneel branden.
Het grootlicht wordt uitgeschakeld door
de hendel weer in de middelste stabielestand te zetten. Controlelampje
gaat
uit op het instrumentenpaneel.
Automatische inschakeling grootlicht
Deze functie wordt ingeschakeld via het
Menu van het display of het
Uconnect™-systeem, en met de
lichtschakelaar naar AUTO gedraaid.
De eerste keer dat het grootlicht wordt
ingeschakeld (door de linkerhendel naar
voren te duwen), wordt de functie
ingeschakeld (groen controlelampje
gaat branden op het
instrumentenpaneel).
Als het grootlicht daadwerkelijk brandt,
gaat ook het blauwe controlelampje
op het instrumentenpaneel branden.
Om de automatische functie uit te
32J0A0063C
34
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 37 of 380

schakelen, de ring van de schakelaar
naar standdraaien.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de linkerhendel A fig. 32 in de
(stabiele) stand:
omhoog: wordt de richtingaanwijzer
rechts ingeschakeld;
omlaag: wordt de richtingaanwijzer
links ingeschakeld.
"Rijbaanwissel"-functie
Zet, als u het verwisselen van rijstrook
wilt aangeven, de linkerhendel korter dan
een halve seconde in de instabiele stand.
De richtingaanwijzer aan de gekozen kant
knippert vijf maal en wordt vervolgens
automatisch uitgeschakeld.
INSTAPVERLICHTING
Met de contactsleutel op MAR activeert
deze functie bij elke ontgrendeling van
de auto met de afstandsbediening of het
“Passive Entry”-systeem (indien
aanwezig) 25 seconden lang de
stadslichten en de
kentekenplaatverlichting.
De inschakeling van functie kan via het
displaymenu of hetUconnect™-systeem
geregeld worden.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld als de activeringstijd
(25 seconden) is verstreken of wanneer
de portieren weer worden vergrendeld,ofwel wanneer de contactsleutel op een
andere stand dan MAR wordt gedraaid.
HOOGTEREGELING KOPLAMPEN
Afstelling koplampen
Deze werkt alleen met de startinrichting
in de stand MAR en ingeschakeld
dimlicht.
Om af te stellen aan de schakelaar A
fig. 33 draaien, die zich aan de
linkerkant van het instrumentenpaneel
(versies met stuur links) of aan de
rechterkant (versies met stuur rechts)
bevindt.
Stand 0: een of twee personen op de
voorstoelen;
Stand 1: 4 personenStand 2: 4 personen + bagage in
bagageruimte
Stand 3: Bestuurder + maximaal
toegestane belading in de bagaeruimte
BELANGRIJK Controleer de stand van
de lichtbundel van de koplampen elke
keer wanneer het gewicht van de
belading veranderd is.
INSTELLING LICHTSTERKTE
INSTRUMENTENPANEEL EN
SYMBOLEN
BEDIENINGSTOETSEN
De draaischakelaar bevindt zich aan de
linkerkant (versies met stuur links) of aan
de rechterkant (versies met stuur rechts)
van het dashboard.
Draai, met ingeschakeld stadslicht of
koplampen, ringmoer B fig. 33 omhoog
om de lichtsterkte van het
instrumentenpaneel en de symbolen op
de bedieningstoetsen te verhogen, of
draai de ring omlaag om de lichtsterkte
te verlagen.
33J0A0889C
35
Page 38 of 380

BELANGRIJK
19)De dagverlichting is een alternatief
voor het dimlicht in landen waarin het
verplicht is om de lichten overdag in te
schakelen, waar dit niet verplicht is, is het
gebruik van de dagverlichting toegestaan.
20)De dagverlichting mag het dimlicht
niet vervangen tijdens het rijden in het
donker en in tunnels. Het gebruik van de
dagverlichting wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land waar
u rijdt. Neem de wettelijke voorschriften
in acht.
INTERIEURVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
Schakelaar A fig. 34 wordt gebruikt om
de plafondverlichting in/uit te schakelen.
Schakelaarstanden:
middelste stand: de lampjes C en E
gaan aan/uit bij het openen/sluiten van
de portieren;
links ingedrukt (stand OFF): de
lampjes C en E blijven altijd gedoofd;
rechts ingedrukt (stand): de
lampjes C en D blijven altijd
ingeschakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
Schakelaar B fig. 34 schakelt lampje C
in/uit.
Schakelaar D fig. 34 schakelt lampje E
in/uit.
Tijdregeling plafondverlichting
Bij sommige versies zijn er om het
in-/uitstappen in het donker en op slecht
verlichte plaatsen te vergemakkelijken
twee tijdregelingen voorzien: voor het in-
en uitstappen van de auto.
34J0A0024C
36
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 39 of 380

RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
RUITENWISSERS / -SPROEIERS
VOORRUIT
21)7) 8)
Dit werkt alleen met de contactsleutel in
de stand MAR.
Draaischakelaar A fig. 35 kan in de
volgende standen gezet worden:
ruitenwisser voorruit uit.
wissen met vaste interval (langzaam)
wissen met snelheidsafhankelijke
interval
LOlangzaam continu wissen
HIsnel continu wissen
MIST-functieBeweeg de hendel omhoog (onstabiele
stand) om de MIST-functie
in te
schakelen: de werking wordt beperkt tot
de tijd dat de hendel in deze stand wordt
gehouden. Bij het loslaten keert de
hendel terug naar de beginstand en
wordt de werking van de ruitenwissers
automatisch afgebroken.
BELANGRIJK Met deze functie wordt de
ruitensproeier niet geactiveerd; er wordt
dus geen ruitensproeiervloeistof op de
voorruit gesproeid. Om
ruitensproeiervloeistof op de voorruit te
sproeien, moet de sproeifunctie gebruikt
worden. Met draaischakelaar A in stand
, worden de ruitenwissers niet
ingeschakeld. In standduurt de pauze
tussen de slagen van de ruitenwisser10 seconden, ongeacht de rijsnelheid. In
stand
is de pauze tussen twee slagen
van de ruitenwisser ingesteld volgens de
rijsnelheid: naarmate de rijsnelheid
toeneemt, neemt de tijd tussen twee
slagen af. In standLOofHIbewegen de
ruitenwissers constant, oftewel zonder
pauze tussen twee slagen.
"Intelligente" wis-/wasfunctie
Trek de hendel naar het stuur (instabiele
stand) om de ruitensproeier in te
schakelen.
Als langer dan een halve seconde aan de
hendel wordt getrokken, wordt de
ruitenwisser bewogen met actieve
bediening. Door de hendel los te laten
worden drie slagen geactiveerd.
Met de draaischakelaar in de standLOof
HIwordt de automatische wis-/
wasregeling niet uitgevoerd.
Als de hendel wordt losgelaten, stopt de
ruitenwisser na drie slagen.
BELANGRIJK Als de hendel minder dan
een halve seconde wordt geactiveerd,
wordt alleen de ruitensproeier
ingeschakeld. Laat de inschakeling van
de "Automatische wis-/wasregeling" niet
langer dan 30 seconden duren. Schakel
de wis-/wasregeling niet in als het
reservoir leeg is.
35J0A0774C
37
Page 40 of 380

REGENSENSOR(indien aanwezig)
9) 10)
Deze bevindt zich op de voorruit achter
de achteruitkijkspiegel, meet de
hoeveelheid regen en schakelt de
automatische wisregeling van de voorruit
in aan de hand van de hoeveelheid water
op de ruit (zie de paragraaf
"Automatische wisregeling").
De sensor wordt geactiveerd wanneer de
contactsleutel op MAR is gedraaid en
wordt uitgeschakeld met de
contactsleutel op STOP.Automatische wisregeling
Inschakeling
U kunt de automatische wisregeling
kiezen door de regensensor te selecteren
in het displaymenu of op het
Uconnect™-systeem en draaischakelaar A
in de stand
ofte plaatsen.
De inschakeling van de automatische
wisregeling wordt aangegeven met een
slag. Iedere keer als de
sensorgevoeligheid wordt verhoogd, door
de draaischakelaar van stand
naar
standte draaien, is deze zelfde slag
zichtbaar.
Blokkering
Als de contactsleutel naar STOP wordt
gedraaid, terwijl de draaischakelaar A op
stand
ofstaat, zal er, wanneer de
motor weer wordt gestart (contactsleutel
op MAR), geen wiscyclus worden
uitgevoerd, ter bescherming van het
systeem.
De automatische wisregeling kan op drie
manieren weer geactiveerd worden:
door de draaischakelaar A naar de
standen terug naar de standofte
draaien
door de hendel omhoog te bewegen
naar de stand MIST
door harder dan 5 km/h te rijden,
terwijl de sensor regen detecteertUitschakelen
Gebruik het displaymenu of het
Uconnect
(TM)-systeem of draai de
draaischakelaar A in een niet-
intermitterende stand (
of).
ACHTERRUITWISSER /
-SPROEIER
Inschakeling
Draaischakelaar B kan in de volgende
standen worden gezet:
achterruitwisser uitinterval ruitenwissercontinue werking, zonder pauze
tussen twee slagen.
Door aan de draaischakelaar B te draaien
kan de achterruitwisser als volgt werken:
continu: als de draaischakelaar in de
standis gedraaid;interval:: met de draaischakelaar in
standen de achterruitwisser gestopt;synchroon:: met de draaischakelaar in
standen de achterruitwisser
ingeschakeld of ingesteld op AUTO. In
deze stand verricht de achterruitwisser
één slag elke bij twee slagen die de
ruitenwisser maakt;
enkele slag: met de draaischakelaar in
standis de ruitenwisser geactiveerd en
de achteruitversnelling ingeschakeld.
Duw de hendel naar het dashboard
(onstabiele stand) om de
38
WEGWIJS IN UW AUTO