Lancia Musa 2010 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2010, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2010Pages: 218, PDF Size: 3.72 MB
Page 121 of 218

120
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Het gewicht van de aanhanger dat op
de trekhaak rust, moet worden afge-
trokken van het laadvermogen van de
auto. Om er zeker van te zijn dat
u het maximum toelaatbaar aan-
hangergewicht niet overschrijdt (aan-
gegeven op de typegoedkeuring),
moet u er rekening mee houden dat
het maximum betrekking heeft op het
totale gewicht van de aanhangwagen
of caravan, inclusief accessoires en
bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen
die voor auto’s met aanhanger gelden.
U mag in geen geval harder rijden
dan 100 km/h.
Het ABS waarmee de auto
is uitgerust, werkt niet op
het remsysteem van de aanhanger.
Wees daarom extra voorzichtig op
gladde wegen.
ATTENTIE
Voer in geen geval modifi-
caties aan het remsysteem
van de auto uit. Het remsysteem
van de aanhanger moet geheel on-
afhankelijk van het hydraulisch
remsysteem van de auto worden
bediend.
ATTENTIE
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespeciali-
seerd personeel aan de carrosserie
worden bevestigd waarbij de richtlij-
nen die hierna zijn opgenomen, moe-
ten worden aangehouden. Deze richt-
lijnen worden eventueel aangevuld
door extra informatie van de fabri-
kant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet vol-
doen aan de huidige EU-normen
94/20 en daarop volgende wijzigingen.
Voor iedere uitvoering moet een trek-
haak worden gebruikt die geschikt is
voor het maximale aanhangergewicht
van de auto waarop de trekhaak
wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting moet
een gestandaardiseerde stekkerver-
binding worden gebruikt die kan wor-
den bevestigd op de daarvoor be-
stemde steun op de trekhaak.
Bovendien moet op de auto een rege-
leenheid voor de buitenverlichting van
de aanhanger worden geïnstalleerd. Voor de elektrische aansluiting moet
een 7- of 13-polige 12 VDC stekker-
verbinding (CUNA/UNI- en ISO/DIN-
normen) worden gebruikt, waarbij
eventuele aanwijzingen van de fabri-
kant van de auto en/of van fabrikant
van de trekhaak moeten worden
opgevolgd.
Eventueel elektrisch geregelde rem-
men of andere systemen (lier enz.)
moeten rechtstreeks op de accu wor-
den aangesloten met een kabel met
een diameter van minimaal 2,5 mm
2.
BELANGRIJK De elektrisch geregelde
rem of lier kan alleen gebruikt wor-
den als de motor is ingeschakeld.
Naast de voorgeschreven elektrische
aansluitingen, mogen slechts een
eventuele elektrisch geregelde rem en
een 15 W-gloeilamp voor de binnen-
verlichting van de aanhanger op de
elektrische installatie van de auto
worden aangesloten.
Gebruik voor de aansluitingen de
aparte module met een kabel vanaf de
accu met een diameter van ten min-
ste 2,5 mm
2.
Page 122 of 218

121
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
volbeladen
Trekkogel Bestaande gaten
Bestaande gaten
fig. 4
MONTAGESCHEMA fig. 4
De trekhaak moet op de punten aangegeven met
Øbeves-
tigd worden met 4 M8-bouten, 2 M10-bouten en 2 M12-
bouten.
De trekhaak moet op de carrosserie gemonteerd worden
zonder gaten in of vervormingen van de achterbumper
die zichtbaar zijn bij gedemonteerde trekhaak.
BELANGRIJK Het is verplicht om op dezelfde hoogte als
de trekkogel een (goed zichtbaar) plaatje van voldoende
afmetingen en kwaliteit aan te brengen met de volgende
tekst:
MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg
Na de montage van de trekhaak moeten de
boutgaten worden afgedicht om te voorkomen
dat uitlaatgassen in het interieur kunnen dringen.
ATTENTIE
L0D0256m
> 318 ± 5
Page 123 of 218

122
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde
maat hebben als de standaard gele-
verde banden.
Het Lancia Servicenetwerk kan u ad-
viseren welke band het meest geschikt
is voor het doel waarvoor u deze wilt
gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de
bandenspanning en het type winter-
banden exact aan de gegevens die
staan vermeld in de paragraaf „Wie-
len” in het hoofdstuk „Technische
gegevens”.
De specifieke eigenschappen van win-
terbanden verminderen aanzienlijk
als de profieldiepte minder is dan
4 mm. In dat geval is het veiliger ze
te vervangen.Door de specifieke eigenschappen van
winterbanden zijn de prestaties onder
niet-winterse omstandigheden of wan-
neer er lange afstanden op de snelweg
worden gereden, minder dan die van
de standaard gemonteerde banden.
Beperk het gebruik van winterbanden
tot die omstandigheden waarvoor ze
zijn goedgekeurd.
BELANGRIJK Als u winterbanden
gebruikt waarvan de maximum toe-
gestane snelheid lager is dan de top-
snelheid van de auto (met een marge
van 5%), dan dient u in het interieur
van de auto een voor de bestuurder
duidelijk zichtbaar waarschuwings-
plaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die
winterbanden wordt gereden (over-
eenkomstig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen de-
zelfde banden (zelfde merk en pro-
fieldiepte) voor meer veiligheid tijdens
het rijden en remmen en voor een be-
tere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden
niet om.
Bij winterbanden met de
indicatie „T” geldt een
maximum snelheid van 190 km/h.
Deze maximum snelheid is in
overeenstemming met de huidige
wetgeving.
ATTENTIE
Page 124 of 218

123
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
SNEEUWKET-
TINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is
afhankelijk van de voorschriften van
het land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op
de voorwielen gemonteerd worden
(aangedreven wielen). Wij raden u het
gebruik aan van sneeuwkettingen uit
het Lancia Lineaccessori-programma.
Controleer na enkele tientallen meters
rijden of de kettingen nog goed ge-
spannen zijn.
BELANGRIJK Op het noodreservewiel
kan geen sneeuwketting worden ge-
monteerd. Als u een lekke voorband
hebt, kunt u het noodreservewiel op de
achteras plaatsen en het achterwiel op
de vooras. Zo hebt u op de vooras twee
normale wielen waarop u sneeuwket-
tingen kunt monteren.
De banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden en
het type sneeuwketting staan aangegeven in de tabel; houdt u strikt
aan deze tabel.
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt; rijdt
niet harder dan 50 km/h. Vermijd kuilen, stoepranden en
andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te
beschadigen, geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.
Banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden
185/65 R14 86T
195/60 R15 88T
Op banden met banden-
maat 205/50 R16 87V
kunnen geen sneeuwkettingen wor-
den gemonteerd.
ATTENTIE
Type sneeuwketting
dat moet worden gebruikt
Sneeuwkettingen met normale
afmetingen met maximale
dikte boven het profiel
van de band: 12 mm.
Page 125 of 218

124
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
AUTO LANGERE
TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de
auto enkele maanden niet wordt ge-
bruikt:
❒zet de auto in een overdekte, droge
en goed geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒zorg ervoor dat de handrem niet is
aangetrokken;
❒maak de minkabel los van de accu
en controleer de acculading. Ge-
durende het stallen moet deze con-
trole iedere drie maanden worden
herhaald. Laad de accu op als de
optische meter een donkere kleur
heeft zonder een groen midden-
stuk;❒maak de gespoten plaatdelen
schoon en behandel ze met een be-
schermende was;
❒reinig en conserveer de glimmende
metalen delen met daarvoor ge-
schikte middelen;
❒smeer de wisserrubbers van de
ruitenwissers en achterruitwisser
in met talkpoeder en laat ze los
van de ruit staan;
❒zet de ruiten een klein stukje open;
❒dek de auto af met een stoffen of
een ademende kunststof hoes. Ge-
bruik geen dichte plastic hoes, om-
dat het in en op de auto aanwezige
vocht dan niet kan verdampen;❒breng de bandenspanning 0,5 bar
boven de normaal voorgeschreven
spanning en controleer deze regel-
matig;
❒als u de accukabels niet loskop-
pelt, moet de lading iedere maand
gecontroleerd worden; laad de
accu op als de optische meter een
donkere kleur heeft zonder groen
middenstuk;
❒tap het koelsysteem van de motor
niet af.
Page 126 of 218

125
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
LAMPJES EN BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN.......................... 126
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU............... 126
AANGETROKKEN HANDREM ........................ 126
STORING AIRBAGSYSTEEM ........................... 126
TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR................ 127
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE
OPGELADEN................................................... 127
TE LAGE MOTOROLIEDRUK..........................128
OLIEKWALITEIT ONVOLDOENDE ............... 128
STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING „DUALDRIVE” ...... 129
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN............ 129
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL ... 129
STORING EBD ................................................. 129
STORING IN INSPUITSYSTEEM ..................... 129
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM
(EOBD)............................................................. 129
UITGESCHAKELDE AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE.......................................... 130
STORING ABS .................................................. 131
BRANDSTOFRESERVE................................... 131
VOORGLOEI-INSTALLATIE........................... 131STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE .......... 131
WATER IN BRANDSTOFFILTER.................... 131
STORING ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING – LANCIA CODE .......... 132
MISTACHTERLICHTEN.................................. 132
ALGEMENE STORINGSMELDING.................. 132
VERSLETEN REMBLOKKEN.......................... 133
VERSTOPT ROETFILTER............................... 133
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ..... 133
FOLLOW ME HOME ....................................... 133
MISTLAMPEN VOOR ...................................... 133
RICHTINGAANWIJZER LINKS....................... 134
RICHTINGAANWIJZER RECHTS .................... 134
INSCHAKELING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING „DUALDRIVE” ...... 134
CRUISE-CONTROL (SNELHEIDSREGELAAR)
(CRUISE CONTROL) ....................................... 134
GROOTLICHT................................................. 134
KANS OP GLADHEID ...................................... 134
BEPERKTE ACTIERADIUS............................. 134
Page 127 of 218

126
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Naast het branden van het lampje,
verschijnt er – afhankelijk van het
type instrumentenpaneel – ook een
specifiek bericht en/of klinkt er een
akoestisch signaal. Deze meldingen
zijn beknopt en uit voorzorg en moe-
ten als een aanvulling worden gezien
en niet als alternatief voor de infor-
matie in dit instructieboekje. Wij ra-
den u daarom aan dit instructieboekje
goed door te lezen. Houdt u bij een
storing altijd aan de aanwijzingen die
in dit hoofdstuk beschreven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen
die op het display verschijnen, zijn
onderverdeeld in twee categorieën:
ernstige storingen en minder ernstige
storingen.
De ernstige storingen worden „cy-
clisch” weergegeven en herhaald totdat
de oorzaak van de storing is verholpen.
De minder ernstige storingen worden
een bepaalde tijd „cyclisch” weerge-
geven.
U kunt de weergavecyclus van beide
categorieën onderbreken door op de
knop MODE te drukken. Het lampje
op het instrumentenpaneel blijft bran-
den, totdat de oorzaak van de storing
is verholpen.TE LAAG REMVLOEI -
STOFNIVEAU (rood)
AANGETROKKEN
HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het rem-
vloeistofniveau in het reservoir onder
het minimum niveau is gedaald, bij-
voorbeeld door lekkage in het rem-
systeem.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
x
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de hand-
rem wordt aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u ook
een akoestisch signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens
het rijden gaat branden, controleer dan
of de handrem niet is aangetrokken.
STORING AIRBAG
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Als het lampje continu blijft branden,
geeft dit een storing in het airbagsys-
teem aan.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
¬
Als het lampje xtijdens
het rijden gaat branden
(op het display verschijnt ook een
melding), stop dan onmiddellijk en
wendt u tot het Lancia Servicenet-
werk.
ATTENTIE
Page 128 of 218

127
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden,
dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspan-
ners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met het Lancia Servicenet-
werk om het systeem direct te la-
ten controleren.
Een defect lampje
¬wordt
weergegeven doordat het
lampje voor de uitgeschakelde fron-
tairbag aan passagierszijde “
langer dan de normale 4 seconden
knippert. Daarnaast worden de
airbags aan passagierszijde (fron-
tairbag en zij-airbag – indien aan-
wezig) automatisch uitgeschakeld.
In dit geval kan het lampje
¬geen
storingen in de airbag-/gordel-
spannersystemen aangeven. Voor-
dat u verder rijdt, dient u contact
op te nemen met het Lancia Servi-
cenetwerk om het systeem direct te
laten controleren.
ATTENTIE
ATTENTIE
TE HOGE KOEL VLOEI-
STOFTEMPERATUUR
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als de mo-
tor te warm is.
Als het lampje gaat branden, moeten
de volgende maatregelen worden ge-
nomen:
❒
bij normale rij-omstandigheden:stop de auto, zet de motor uit en
controleer of het niveau van de
koelvloeistof in het reservoir niet
onder het MIN-merkteken staat.
Als dit wel het geval is, wacht dan
enkele minuten zodat de motor
kan afkoelen, open vervolgens
langzaam en voorzichtig de dop,
vul koelvloeistof bij en controleer
of de koelvloeistof tussen het MIN-
enMAX-merkteken staat. Con-
troleer ook of er geen vloeistof
weglekt. Als bij het starten van de
motor het lampje opnieuw gaat
branden, wendt u dan tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
u
❒Als de auto onder zware bedrijf-
somstandigheden wordt gebruikt
(bijvoorbeeld het bergopwaarts
trekken van een aanhanger of met
volbeladen auto): verlaag de snel-
heid en breng, als het lampje blijft
branden, de auto tot stilstand.
Wacht 2 tot 3 minuten met draai-
ende motor en geef iets gas voor
een snellere circulatie van de koel-
vloeistof. Zet vervolgens de motor
uit. Controleer het vloeistofniveau
zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsom-
standigheden is het raadzaam de mo-
tor enkele minuten te laten draaien
met iets ingetrapt gaspedaal voordat
u de motor uitzet.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
ACCU WORDT
NIET VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
moet doven zodra de motor is aange-
slagen (als de motor stationair draait,
kan het lampje iets vertraagd doven).
Als het lampje blijft branden, wendt
u dan onmiddellijk tot het Lancia
Servicenetwerk.
w
Page 129 of 218

Kwaliteitsverlies van de motorolie wordt
versneld door:
– overwegend stadsgebruik van het voer-
tuig, waardoor de frequentie van het re-
generatieproces van het DPF toeneemt
– gebruik van het voertuig voor korte
trajecten, waardoor de motor de bedrijf-
stemperatuur niet kan bereikene
– herhaalde onderbrekingen van het re-
generatieproces, aangegeven door het
branden van het DPF-lampje.
128
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
BRANDEN CONTINU:
TE LAGE
MOTOROLIEDRUK
(rood)
KNIPPEREN: OLIEKWALITEIT
ONVOLDOENDE (alleen Multijet-
uitvoeringen met DPF - rood)
Als de contactsleutel op MARwordt
gezet, gaat het lampje branden; direct
na het aanslaan van de motor moet het
lampje doven.
Te lage motoroliedruk
Het lampje brandt continu (voor be-
paalde uitvoeringen/markten, waar
voorzien) en verschijnt er een bericht
op het display wanneer het systeem
detecteert dat de motoroliedruk te laag
is.
v
Als het lampje vtijdens
het rijden gaat branden
(op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een melding op het display),
zet dan onmiddellijk de motor uit
en wendt u tot het Lancia Service-
netwerk
ATTENTIE
Als het lampje gaat bran-
den, moet de oude motoro-
lie zo snel mogelijk, en ieder geval
binnen 500 km nadat het lampje is
gaan branden, worden ververst.
Als deze informatie niet in acht
wordt genomen, kan dit ernstige
schade aan de motor en het verval-
len van de garantie tot gevolg heb-
ben. Het knipperen van dit lampje
heeft niets te maken heeft met de
hoeveelheid olie in de motor; wan-
neer het lampje gaat knipperen
moet u dus absoluut geen olie aan
de motor toevoegen.
ATTENTIE
2. Oliekwaliteit onvoldoende
(alleen Multijet-uitvoeringen met
DPF)
Het lampje knippert en er verschijnt
(voor bepaalde uitvoeringen/markten,
waar voorzien) een bericht op het dis-
play. Afhankelijk van de uitvoering kan
het lampje op een van de volgende wij-
zen knipperen:
– gedurende 1 minuut om de twee uur;
– tot de olie wordt ververst, waarbij het
lampje om de 3 minuten 5 seconden uit
blijft.
Na de eerste melding blijft het lampje na
iedere start knipperen op de eerder be-
schreven wijzen zolang de motorolie niet
is ververst. Er verschijnt een bijbeho-
rende melding op het display (voor be-
paalde uitvoeringen/markten, waar
voorzien).
Als dit lampje gaat knipperen betekent
dit niet dat er sprake is van een defect
aan het voertuig, maar wordt de klant
gewaarschuwd over het feit dat het nor-
male gebruik van het voertuig heeft ge-
leid tot de noodzaak van olieverversing.
Page 130 of 218

129
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACH-
TIGING „DUALDRIVE”
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje do-
ven.
Als het lampje blijft branden, werkt
de elektrische stuurbekrachtiging niet
meer en is meer kracht nodig voor het
draaien van het stuur: wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
g
NIET GOED
GESLOTEN
PORTIEREN (rood)
Als een of meerdere portieren
of de achterklep niet goed gesloten
zijn, gaat het lampje branden (bij be-
paalde uitvoeringen).
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Als de auto in beweging is met geo-
pende portieren of achterklep, dan
klinkt er een akoestisch signaal.
´
NIET OMGELEGDE
VEILIGHEIDSGORDELS
(rood)(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Het lampje op het instrumentenpaneel
gaat continu branden als bij stilstaande
auto de veiligheidsgordel aan bestuur-
derszijde niet goed is omgelegd. Als de
auto rijdt en de veiligheidsgordel aan
bestuurderszijde is niet goed omgelegd,
dan gaat het lampje knipperen en
klinkt tegelijkertijd een akoestisch sig-
naal (zoemer). Het akoestische signaal
(zoemer) van het SBR-systeem (Seat
Belt Reminder) kan permanent worden
uitgeschakeld door het Lancia Service-
netwerk. Het systeem kan weer worden
geactiveerd via het setup-menu.<
>
STORING EBD
(rood)
(geel)
Als bij een draaiende motor tegelijker-
tijd de waarschuwingslampjes xen>
gaan branden, dan is er een storing in
het EBD-systeem of is het systeem niet
beschikbaar; in dat geval kunnen bij
hard remmen de achterwielen vroegtij-
dig blokkeren waardoor de auto kan
slippen. Rijd direct zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde werkplaats van
het Lancia Servicenetwerk om het sys-
teem te laten controleren.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
x
STORING
INSPUITSYSTEEM
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
STORING MOTOR MA-
NAGEMENTSYSTEEM
EOBD (benzine-
uitvoeringen – geel)
Storing in inspuitsysteem
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
moet doven nadat de motor is aange-
slagen.
Als het lampje blijft branden of tij-
dens het rijden gaat branden, dan
duidt dit op een storing in het in-
spuitsysteem. Dit kan tot gevolg heb-
ben dat de prestaties verminderen, de
auto slechter gaat rijden en het brand-
stofverbruik toeneemt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
U kunt onder deze omstandigheden
doorrijden zonder te veel van de mo-
tor te eisen of met hoge snelheid te rij-
den. Wendt u in dit geval zo snel mo-
gelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
U