Lancia Musa 2010 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2010, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2010Pages: 218, PDF Size: 3.72 MB
Page 131 of 218

130
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTENAls u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
Ugaat niet bran-
den of het gaat branden of
knipperen tijdens het rijden (er ver-
schijnt ook een melding op het dis-
play), wendt u dan zo snel mogelijk
tot het Lancia Servicenetwerk. De
werking van het lampje
Ukan met
speciale apparatuur door de ver-
keerspolitie gecontroleerd worden.
Houdt u aan de wetgeving van het
land waarin u rijdt.
AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje “brandt als de frontair-
bag aan passagierszijde is uitgescha-
keld.
Als u bij ingeschakelde frontairbag
aan passagierszijde de contactsleutel
in stand MARdraait, gaat het lampje
“ongeveer 4 seconden branden en
vervolgens 4 seconden knipperen.
Hierna moet het lampje doven.
“
Een defect lampje “wordt
aangegeven door het bran-
den van het lampje
¬. Bovendien
worden de airbags aan passagiers-
zijde (frontairbag en zij-airbag –
indien aanwezig) automatisch uit-
geschakeld. Voordat u verder rijdt,
dient u contact op te nemen met het
Lancia Servicenetwerk om het sys-
teem direct te laten controleren.
ATTENTIE
❒knipperend: duidt op een mogelijke
beschadiging van de katalysator
(zie „EOBD-systeem” in het hoofd-
stuk „Dashboard en bediening”).
Als het lampje knippert, moet het gas-
pedaal worden losgelaten zodat de
motor met lage toerentallen draait en
het lampje niet meer knippert; u kunt
met matige snelheid doorrijden waar-
bij rij-omstandigheden moeten wor-
den vermeden die kunnen leiden tot
het opnieuw gaan knipperen van het
lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot
het Lancia Servicenetwerk. Storing motormanagementsysteem
EOBD
Als u onder normale omstandigheden
de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na
het starten van de motor moet het
lampje doven. Het lampje gaat eerst
branden om de juiste werking ervan
aan te geven. Als het lampje blijft
branden of tijdens het rijden gaat
branden:
❒continu branden: duidt op een de-
fect in het inspuit-/ontstekingssys-
teem. Dit kan tot gevolg hebben dat
schadelijke uitlaatgasemissie toe-
neemt, de prestaties verminderen,
de auto slechter gaat rijden en het
brandstofverbruik toeneemt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
U kunt onder deze omstandigheden
doorrijden zonder te veel van de mo-
tor te eisen of met hoge snelheid te rij-
den. Als lang met een brandend waar-
schuwingslampje wordt doorgereden,
kunnen beschadigingen ontstaan.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Lan-
cia Servicenetwerk. Het lampje dooft
als de storing verdwijnt. De storing
wordt door het systeem in het geheu-
gen opgeslagen.
Page 132 of 218

131
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING ABS
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het sys-
teem defect of niet beschikbaar is. In
dat geval blijft het remsysteem nor-
maal werken, maar zonder de moge-
lijkheden van het ABS. Rijd voorzich-
tig verder en wendt u zo snel mogelijk
tot het Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
>
BRANDSTOFRESERVE
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog
ongeveer 6/7 liter brandstof in de
tank aanwezig is.
WAARSCHUWING Als het waarschu-
wingslampje knippert, dan is er een
storing in het systeem. Wendt u in dit
geval tot het Lancia Servicenetwerk
om het systeem te laten controleren.
K
VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
STORING VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
Voorgloeibougies
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
lampje dooft als de voorgloeibougies
de vooraf ingestelde temperatuur heb-
ben bereikt. Start de motor, zodra het
lampje gedoofd is.
WAARSCHUWING Bij een hoge bui-
tentemperatuur kan het lampje zeer
kort branden.
Storing in voorgloei-installatie
Het lampje gaat knipperen als er een
storing is in de voorgloei-installatie.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
m
WATER IN
BRANDSTOFFILTER
AANWEZIG (Multijet-
uitvoeringen – geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje cgaat branden als er wa-
ter in het dieselfilter zit.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
c
Water in het brandstofsys-
teem kan het inspuitsys-
teem ernstig beschadigen en
de motor kan onregelmatig
gaan draaien. Als het lampje cgaat
branden (er verschijnt ook een mel-
ding op het display), wendt u dan zo
snel mogelijk tot het Lancia Servi-
cenetwerk om de condens te laten af-
tappen. Als het lampje direct na het
tanken gaat branden, bestaat de mo-
gelijkheid dat er tijdens het tanken
water in de brandstoftank is geko-
men: zet in dat geval onmiddellijk de
motor uit en wendt u tot het Lancia
Servicenetwerk.
Page 133 of 218

132
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het lampje gaat bij de volgende om-
standigheden branden.
Storing buitenverlichting
Het lampje gaat branden (bepaalde
uitvoeringen) als er een storing is in
een van de volgende systemen:
– parkeerlicht
– remlichten (behalve derde remlicht)
– mistachterlichten
– richtingaanwijzers
– kentekenverlichting.
De storing kan betreffen: doorbran-
den van een of meer lampen, door-
branden van de bijbehorende zekering
of een onderbreking in de elektrische
verbinding.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Verstopt roetfilter
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als het roet-
filter verstopt is en de rijomstandighe-
den verhinderen dat de regeneratiepro-
cedure automatisch wordt uitgevoerd.
è
Voor de regeneratieprocedure en ver-
volgens het reinigen van het filter ra-
den wij u aan te blijven rijden, totdat
de weergave van het lampje verdwijnt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden bij een sto-
ring in de motoroliedruksensor. Wendt
u zo snel mogelijk tot het Lancia Ser-
vicenetwerk.
Storing schemer-/regensensor
Het lampje gaat branden als er een
storing is in de schemer- en regensen-
sor. Wendt u zo snel mogelijk tot het
Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Brandstofnoodschakelaar
geactiveerd
Het lampje gaat branden als de brand-
stofnoodschakelaar is ingeschakeld.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding. STORING
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
– LANCIA CODE (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
zet, dan gaat het lampje één keer
knipperen en dooft vervolgens.
Als het lampje, met de contactsleutel
in stand MAR, blijft branden, dan
duidt dit op een mogelijke storing (zie
„Lancia CODE” in het hoofdstuk
„Dashboard en bediening”).
BELANGRIJK Als de lampjes Uen
Ytegelijk branden, dan is er een
storing in de Lancia CODE.
Als bij een draaiende motor het
lampje
Yknippert, dan wordt de
auto niet beveiligd door het systeem
(zie de paragraaf „Lancia Code” in
het hoofdstuk „Dashboard en bedie-
ning”).
Wendt u tot het Lancia Servicenet-
werk om alle sleutels in het geheugen
te laten opslaan.
Y
MISTACHTERLICHTEN
(geel)
Het lampje gaat branden als de mist-
achterlichten worden ingeschakeld.
4
Page 134 of 218

133
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
Snelheidslimiet overschreden
Op het display verschijnt een melding
als de ingestelde snelheidslimiet wordt
overschreden (zie „Multifunctioneel
display” in het hoofdstuk „Dashboard
en bediening”).
VERSLETEN
REMBLOKKEN (geel)
Het lampje gaat branden als
de remblokken voor versleten zijn; laat
deze in dat geval zo snel mogelijk ver-
vangen.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
ten gaan moet het voertuig tot aan het
einde van het regeneratieproces in be-
weging blijven. Het proces duurt ge-
middeld 15 minuten. De optimale con-
dities voor beëindiging van het proces
worden bereikt door het voertuig met
een snelheid van 60 km/u te laten rij-
den met een toerental boven 2000/min.
Als dit lampje gaat branden betekent
dit niet dat er sprake is van een defect
aan het voertuig en is het dus ook niet
nodig om de auto naar de garage te
brengen. Als het lampje gaat branden,
wordt er tevens een melding op het dis-
play weergegeven (voor bepaalde uit-
voeringen/markten, indien van toe-
passing).
d
DPF (ROETFILTER)
WORDT GEREINIGD
(alleen Multijet-
uitvoeringen met DPF-
geel)
Als u het contactslot op MARdraait,
gaat het lampje branden. Het moet
echter na enkele seconden doven. Het
lampje brandt continu om de klant te
laten weten dat het DPF-systeem de
opgehoopte schadelijke stoffen (roet)
middels het regeneratieproces moet
verwijderen. Het lampje gaat niet bij
elk DPF-regeneratieproces branden,
maar alleen als de rijvoorwaarden zo-
danig zijn dat dit aan de klant gemeld
moet worden. Om het lampje uit te la-
h
BUITENVERLICHTING
EN DIMLICHTEN
(groen)
FOLLOW ME HOME
(groen)
Buitenverlichting en dimlicht
Het lampje gaat branden als de bui-
tenverlichting of het dimlicht wordt
ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als dit sys-
teem wordt gebruikt (zie „Follow me
home” in het hoofdstuk „Dashboard
en bediening”).
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
3
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als de mist-
lampen voor worden ingeschakeld.
5
De snelheid moet altijd
worden afgestemd op de
verkeerssituatie en de weersom-
standigheden en de toepasselijke
verkeersregels. De motor kan wor-
den afgezet terwijl het DPF-lampje
brandt, maar herhaalde onderbre-
kingen van het regeneratieproces
kunnen voortijdig kwaliteitsverlies
van de motorolie tot gevolg hebben.
Daarom verdient het altijd aanbe-
veling te wachten tot het lampje uit
is gegaan voordat u de motor afzet,
rekening houdend met hetgeen hier-
boven is beschreven. Het verdient
geen aanbeveling de DPF-genera-
tie te voltooien terwijl het voertuig
stilstaat.
ATTENTIE
Page 135 of 218

134
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
RICHTINGAANWIJZER
LINKS
(groen – knipperend)
Het lampje gaat branden als de rich-
tingaanwijzerhendel omlaag wordt
gezet of, tegelijkertijd met het lampje
van de rechter richtingaanwijzer, als
de drukknop voor de waarschuwings-
knipperlichten wordt ingedrukt.
F
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS
(groen – knipperend)
Het lampje gaat branden als de rich-
tingaanwijzerhendel omhoog wordt
gezet of, tegelijkertijd met het lampje
van de linker richtingaanwijzer, als de
drukknop voor de waarschuwings-
knipperlichten wordt ingedrukt.
D
INSCHAKELING
ELEKTRISCHE STUUR -
BEKRACHTIGING
„DUALDRIVE”
(symbool op display)
Het opschrift CITY gaat branden op
het display als deze stand van de elek-
trische stuurbekrachtiging „Dual-
drive” wordt ingeschakeld door het
indrukken van de betreffende scha-
kelaar. Als opnieuw op de knop wordt
gedrukt, dooft het opschrift CITY.
CITY
SNELHEIDSREGELAAR
(CRUISE-CONTROL)
(groen)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje op het instrumentenpaneel
brandt als de draaiknop van de
cruise-control in stand ONstaat.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Ü
GROOTLICHT
(blauw)
Het lampje gaat branden als het
grootlicht wordt ingeschakeld.
KANS OP GLADHEID
Als de buitentemperatuur gelijk is aan
of lager wordt dan 3 °C, dan verschijnt
op het display het symbool
❄en een
waarschuwingsbericht, en knippert de
temperatuuraanduiding om aan te ge-
ven dat er kans op gladheid bestaat.
BEPERKTE ACTIERADIUS
Op het display verschijnt een bericht
om de gebruiker te waarschuwen als
de actieradius van de auto kleiner
wordt dan 50 km (of 30 mijl) of bij een
brandstofvoorraad kleiner dan 4 liter.
1
Page 136 of 218

135
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
NOODGEVALLEN
PORTIEREN OPENEN/SLUITEN.................... 136
MOTOR STARTEN ........................................... 136
SNELLE BANDENREPARATIESET
FIX&GO automatic........................................... 138
WIEL VERWISSELEN..................................... 142
GLOEILAMP VERVANGEN............................. 147
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN ................................................... 150
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING
VERVANGEN ................................................... 155
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................... 156
ACCU OPLADEN ............................................. 162
OPKRIKKEN VAN DE AUTO ........................... 162
SLEPEN VAN DE AUTO .................................. 163In geval van nood raden wij u aan het gratis nummer te bellen
dat in de Service- en garantiehandleiding vermeld staat.
U kunt ook de site www.lancia.com raadplegen voor
de dichtstbijzijnde vestiging van het Lancia Servicenetwerk.
Page 137 of 218

136
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
PORTIEREN
OPENEN/SLUITEN
Noodportiervergrendeling
van buitenaf
De portieren zijn voorzien van een
systeem waarmee de portieren via het
slot kunnen worden vergrendeld als er
geen stroom aanwezig is.
In dat geval kunt u de portieren van
de auto vergrendelen door:
❒de contactsleutel in het slot B-
fig. 1te steken
❒het slot in stand 1te draaien en
het portier te sluiten.
fig. 1L0D0247m
MOTOR STARTEN
STARTEN MET EEN HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor wor-
den gestart met een hulpaccu, die ten
minste dezelfde capaciteit moet heb-
ben als de lege accu.
Ga voor het starten als volgt te werk:
❒verbind de pluspolen (+ teken na-
bij de pool) van de beide accu’s
met een startkabel; U kunt de portieren weer openen door:
❒de contactsleutel in het slot van
het bestuurdersportier te steken en
de sleutel linksom te draaien;
❒open het portier aan bestuurders-
zijde;
❒vanuit het interieur de andere por-
tieren te openen met de betreffende
hendels in de handgrepen.
Page 138 of 218

137
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
❒sluit een tweede startkabel aan op
de minpool (–) van de hulpaccu en
op de massa-aansluiting E
op de
motor of de versnellingsbak van
de auto die gestart moet worden;
❒start de motor;
❒neem als de motor draait, de ka-
bels in de omgekeerde volgorde
los.
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot het Lancia Servicenetwerk.
BELANGRIJK Verbind de minklem-
men van de twee accu’s niet direct
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
is geïnstalleerd aan boord van een an-
dere auto, mogen tussen deze auto en
de auto met de lege accu niet per on-
geluk metalen delen met elkaar in
verbinding staan.
fig. 2L0D0396m
Laat deze procedure door
gespecialiseerd personeel
uitvoeren. Onjuiste handelingen
kunnen leiden tot vonken. De vloei-
stof in de accu is giftig en corrosief.
Vermijd het contact met de huid en
de ogen. Kom ook niet dicht bij een
accu met open vuur of een bran-
dende sigaret en veroorzaak geen
vonken.
ATTENTIE
Gebruik voor een noodstart
beslist nooit een accusnel-
lader: de elektronische sys-
temen kunnen beschadigen;
in het bijzonder de regeleenheden
van de ontsteking en de inspuiting.
Page 139 of 218

138
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze
aan te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Op die wijze
kan er onverbrande brandstof in de
katalysator terechtkomen, waardoor
deze onherstelbaar zal beschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee
dat de rembekrachtiging en de elek-
trische stuurbekrachtiging niet wer-
ken zolang de motor niet is aangesla-
gen, waardoor meer kracht nodig is
voor de bediening van het rempedaal
en het stuur.
Attendeer het overige weg-
verkeer op de stilstaande
auto m.b.v.: de waarschuwings-
knipperlichten, de gevarendriehoek
enz. Tijdens het verwisselen van
een wiel moeten alle inzittenden de
auto hebben verlaten, vooral als de
auto zwaar beladen is, en op een
veilige afstand van het verkeer
wachten, totdat het wiel verwisseld
is. Blokkeer de wielen met stenen
of andere voorwerpen als de auto
op een helling of op een slecht weg-
dek staat.
ATTENTIESNELLE BANDEN -
REPARATIESET
FIX&GO automatic
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De snelle bandenreparatieset Fix&Go
automaticfig. 3bevindt zich in de ba-
gageruimte.
De set bestaat uit:
❒een spuitbus Amet afdichtvloei-
stof, die voorzien is van:
– een vulbuis B;
– een sticker Cmet het opschrift
„max. 80 km/h”. Na het repare-
ren van het wiel moet deze sti-
cker op een voor de bestuurder
goed zichtbare plaats worden
aangebracht (op het dashboard);
❒een informatiefolder fig. 4, voor
een correct gebruik van de snelle
reparatieset. De folder moet over-
handigd worden aan het personeel
dat de behandelde band repareert;
Page 140 of 218

139
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
fig. 3L0D0361m
fig. 4L0D0362m
❒een compressor Dmet manometer
en aansluitnippels, die in het vak
zijn te vinden;
❒een paar werkhandschoenen dat in
het zijvak van de compressor is te
vinden;
❒adapters voor het oppompen van
diverse voorwerpen.
In de houder (die zich in de bagage-
ruimte onder de vloerbedekking be-
vindt) van de bandenreparatieset zijn
ook de schroevendraaier en de slee-
pogen te vinden.
Overhandig de informatie-
folder aan het personeel dat
de band moet repareren die behan-
deld is met de bandenreparatieset.
ATTENTIE
BELANGRIJK Gebruik de reparatie-
set niet als de band beschadigd is ge-
raakt door het rijden met lege banden.
HET IS NOODZAKELIJK
TE WETEN DAT:
De afdichtvloeistof bij buitentempera-
turen tussen −20 °C en +50 °C werkt.
De afdichtvloeistof een houdbaar-
heidsdatum heeft.
Het is niet mogelijk lekken
aan de zijkanten van de
band te repareren. Gebruik de re-
paratieset niet als de band bescha-
digd is geraakt door het rijden met
een lege band.
Bij schade aan de velg (zodanige
vervorming van het kanaal dat er
lucht wegloopt) kan de band niet
gerepareerd worden. Verwijder de
eventueel in de band binnenge-
drongen voorwerpen (schroeven of
spijkers) niet.
De compressor mag niet langer dan
20 minuten achter elkaar worden
ingeschakeld. Gevaar voor over-
verhitting. De snelle reparatieset is
niet geschikt voor permanente re-
paratie; de gerepareerde banden
mogen daarom slechts tijdelijk
worden gebruikt.
ATTENTIE
Als u een lekke band krijgt,
kan de band gerepareerd
worden als de diameter van
het lek niet groter is dan
4 mm.
Vervang de spuitbus zodra
de houdbaarheidsdatum van
de afdichtvloeistof is vers-
treken. Spuitbussen en af-
dichtvloeistof zijn schadelijk voor het
milieu. Houdt u voor het afvoeren
van deze producten aan de wettelijke
normen.