Lancia Musa 2010 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2010, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2010Pages: 218, PDF Size: 3.72 MB
Page 111 of 218

110
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG
AAN PASSAGIERSZIJDE
HANDMATIG UITSCHAKELEN
(Sidebag- voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Als het absoluut noodzakelijk is een
kind op de passagiersstoel voor te ver-
voeren, moeten de frontairbag en de
sidebag (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten) aan passagierszijde
worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje “op het
dashboard blijft continu branden tot-
dat de frontairbag en de zij-airbag
(sidebag) (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten) aan passagierszijde op-
nieuw worden ingeschakeld.ZIJ-AIRBAGS
(Sidebags –
Headbags)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
SIDEBAGS fig. 19
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Deze sidebags zijn kussens die zich
snel opblazen en bevinden zich in de
rugleuning van de voorstoelen. Ze heb-
ben tot doel de borstkast van de inzit-
tenden te beschermen bij middelzware
en zware zijdelingse aanrijdingen.
Raadpleeg voor het hand-
matig uitschakelen van de
frontairbag en zij-airbag (side-
bag) (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten) aan passagierszijde,
de paragraaf „Instelbaar multi-
functioneel display” in het hoofd-
stuk „Dashboard en bediening”.
ATTENTIE
Bedek de rugleuning van
de voorstoelen niet met
hoezen of kleden die niet zijn voor-
bereid op het gebruik met sidebags.
ATTENTIE
fig. 19L0C0147m
fig. 20L0C0148m
HEADBAGS fig. 20
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De headbags bestaan uit twee “gor-
dijn”-systemen, die zich aan de zij-
kanten in de hemelbekleding bevinden
en die zijn afgedekt met een afwerk-
lijst. De headbags bieden bescherming
aan het hoofd van de inzittenden voor
en achter tijdens een zijdelingse bot-
sing, dankzij het grote effectieve op-
pervlak van de kussens. In het Lancia Lineaccessori-pro-
gramma zijn stoelhoezen opgenomen
voor stoelen die zijn uitgerust met
sidebags.
Page 112 of 218

111
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
De zij-airbags zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd veilig-
heidsgordels. Bovendien is het dragen
van veiligheidsgordels wettelijk ver-
plicht in Europa (en in de meeste lan-
den daarbuiten).
BELANGRIJK De inzittende wordt bij
een zijdelingse botsing optimaal door
het systeem beschermd als hij/zij in
de juiste positie in de stoel zit. Hier-
door kan de headbag op de juiste
wijze worden opgeblazen.
BELANGRIJK De frontairbags en/of
zij-airbags kunnen worden geacti-
veerd bij krachtige stoten aan de on-
derzijde van de carrosserie, bijvoor-
beeld bij zware botsingen tegen
drempels of stoepranden of obstakels
op het wegdek, of als de auto terecht
komt in grote gaten of verzakkingen
in het wegdek.
WAARSCHUWING Als de airbag in
werking treedt, ontsnapt een beetje
rook. Deze rook is niet schadelijk en
duidt niet op brand; bovendien kan
het oppervlak van het opgeblazen
kussen en het interieur van de auto
bedekt zijn met een laagje poeder: dit
poeder kan de huid en de ogen irrite-
ren. Als u hiermee in aanraking bent
gekomen, moet u zich met neutrale
zeep en water wassen.Het airbagsysteem heeft een geldig-
heid van 14 jaar voor wat betreft de
pyrotechnische lading en van 10 jaar
voor wat betreft het spiraalmecha-
nisme. Laat voor het verstrijken van
deze termijn het systeem door het
Lancia Servicenetwerk vervangen.
BELANGRIJK Na een ongeval waar-
bij een of meerdere airbags zijn geac-
tiveerd, dient u contact op te nemen
met het Lancia Servicenetwerk om de
geactiveerde airbags te laten vervan-
gen en de werking van het systeem te
laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, repara-
ties en de vervanging van de airbag
moeten door het Lancia Servicenet-
werk worden uitgevoerd.
Aan het einde van de lange levens-
duur van uw auto, moet u contact op-
nemen met het Lancia Servicenetwerk
om het systeem buiten werking te la-
ten stellen, bovendien moet bij ver-
koop van de auto de nieuwe eigenaar
op de hoogte gesteld worden van het
gebruik en de instructies, en moet hij
het instructieboekje ontvangen.
BELANGRIJK Het in werking treden
van de gordelspanners, de frontair-
bags en de zij-airbags voor wordt door
de elektronische regeleenheid bepaald,
afhankelijk van het type ongeval. Als
een van deze onderdelen niet in wer-
king treedt, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
Steun niet met het hoofd, de
armen of de ellebogen tegen
het portier, de ruiten of in het gebied
van de headbag om verwondingen
tijdens het opblazen te voorkomen.
Steek nooit het hoofd, de armen of
de ellebogen uit het raam.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden,
dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspan-
ners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met het Lancia Servicenet-
werk om het systeem direct te la-
ten controleren.
Bedek de rugleuning van de voor-
stoelen niet met hoezen of kleden
die niet zijn voorbereid op het ge-
bruik met sidebags.
ATTENTIE
ALGEMENE OPMERKINGEN
Page 113 of 218

112
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
Rijd altijd met beide han-
den op de stuurwielrand,
zodat bij het in werking treden van
de airbag, het systeem niet wordt
gehinderd door obstakels. Rijd niet
met voorover gebogen lichaam,
maar ga goed rechtop zitten en
steun tegen de rugleuning. Laat bij
diefstal of een poging tot diefstal,
bij beschadiging of als de auto bij
een overstroming onder water is ge-
weest, het airbagsysteem door het
Lancia Servicenetwerk controleren.
ATTENTIE
Reis niet met voorwerpen
op schoot of voor de borst
en houd vooral geen pijp, potlood
enz. in de mond. Bij een ongeval
waarbij de airbag in werking treedt,
kan dit ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE
De frontairbag treedt in
werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waar-
bij alleen de gordelspanners wor-
den geactiveerd. Bij aanrijdingen
die tussen die twee drempelwaar-
den in liggen, treden alleen de gor-
delspanners in werking.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat
het lampje “(met de frontairbag
aan passagierszijde ingeschakeld)
enkele seconden knipperen, om
u eraan te herinneren dat de air-
bag aan passagierszijde bij een
botsing wordt geactiveerd. Hierna
moet het lampje doven.
ATTENTIE
De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen
of met stoom worden gereinigd
(met de hand of in een automatisch
wasapparaat).
ATTENTIE
De airbag is geen vervan-
ging voor de veiligheids-
gordels, maar een aanvulling. Om-
dat de frontairbags niet worden
geactiveerd bij frontale botsingen
bij lage snelheid, bij zijdelingse
aanrijdingen en als de auto van
achter wordt aangereden of over de
kop slaat, worden in deze gevallen
de inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd. De
gordels moeten dus altijd gedragen
worden.
ATTENTIE
Haak geen harde voorwer-
pen aan de kledinghaakjes
en aan de steunhandgrepen.
ATTENTIE
Als de contactsleutel in
stand MAR staat, kunnen,
ook bij uitgezette motor, de airbags
inschakelen als de auto stilstaat en
de auto frontaal wordt aangereden
door een andere auto die met vol-
doende snelheid rijdt. Daarom mo-
gen, ook als de auto stilstaat,
absoluut geen kinderen op de pas-
sagiersstoel voor worden geplaatst.
Als de contactsleutel echter in
stand STOP staat, wordt bij een
ongeval geen enkel veiligheidssys-
teem (airbag of gordelspanners)
geactiveerd; als een systeem niet in
werking treedt, betekent dit niet
dat het systeem niet goed werkt.
ATTENTIE
Page 114 of 218

113
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
STARTEN EN RIJDEN
MOTOR STARTEN ........................................... 114
PARKEREN ...................................................... 116
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK ....... 117
BRANDSTOFBESPARING................................ 118
TREKKEN VAN AANHANGERS ...................... 119
WINTERBANDEN............................................ 122
SNEEUWKETTINGEN..................................... 123
AUTO LANGERE TIJD STALLEN ................... 124
Page 115 of 218

114
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektro-
nische startblokkering: zie bij start-
problemen de paragraaf „Lancia
CODE” in het hoofdstuk „Dashboard
en bediening”. Direct na het starten
van de motor, vooral als de auto lan-
gere tijd niet is gebruikt, kan de mo-
tor iets meer geluid produceren. Dit
geluid, dat niet schadelijk is voor de
werking van de motor, wordt veroor-
zaakt door de hydraulische klepsto-
ters: het distributiesysteem op de ben-
zinemotor van de auto, dat bijdraagt
aan een vermindering van de onder-
houdswerkzaamheden.
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrij-
stand;
❒trap het koppelingspedaal geheel
in, zonder het gaspedaal in te
trappen;
❒draai de contactsleutel in stand
AV Ven laat de sleutel los zodra de
motor is aangeslagen.Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terug-
draaien in stand STOPvoordat u op-
nieuw start.
Als met de contactsleutel in stand
MARhet controlelampje
Ysamen
met het waarschuwingslampje Ublijft branden, raden wij u aan de
sleutel in stand STOPte draaien en
vervolgens weer in stand MAR; als het
lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde
sleutels.
Het is zeer gevaarlijk om
de motor in afgesloten
ruimten te laten draaien. De motor
verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en an-
dere giftige gassen.
ATTENTIE
Het is raadzaam om gedu-
rende de eerste gebruiks -
periode geen maximale
prestaties van uw auto te
verlangen (bijv. snel accelereren,
langdurig rijden met hoge toerental-
len en krachtig remmen).
Laat de contactsleutel niet in
stand MAR staan als de mo-
tor is uitgezet, om te voorko-
men dat de accu ontlaadt.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt
u dan tot het Lancia Servicenetwerk.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel
niet in stand MARstaan als de motor
is uitgezet.
MULTIJET-MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrij-
stand;
❒draai de contactsleutel in stand
MAR: op het instrumentenpaneel
gaan de controlelampjes
m,
UenYbranden;
Page 116 of 218

115
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
❒wacht tot de lampjes Yen
m
gedoofd zijn; hoe warmer de mo-
tor, hoe sneller de lampjes doven;
❒trap het koppelingspedaal geheel
in, zonder het gaspedaal in te
trappen;
❒draai de contactsleutel in stand
AV Vdirect nadat het lampje
m
gedoofd is. Als u te lang wacht,
zijn de voorgloeibougies weer af-
gekoeld. Laat de sleutel los zodra
de motor is aangeslagen.
BELANGRIJK Bij een koude motor
mag het gaspedaal niet worden inge-
trapt als u de contactsleutel in stand
AV Vdraait.
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terug-
draaien in stand STOP voordat u op-
nieuw start.
Als met de contactsleutel in stand
MARhet lampje
Yop het instru-
mentenpaneel blijft branden, raden
wij u aan de sleutel in stand STOPte
draaien en vervolgens weer in stand
MAR; als het lampje nog steeds blijft
branden, probeer het dan met de an-
dere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt
u dan tot het Lancia Servicenetwerk.MOTOR OPWARMEN NA HET
STARTEN (benzine en Multijet)
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet
met hoge toerentallen draaien en
trap het gaspedaal niet bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen
maximale prestaties. Wij raden
u aan te wachten tot de wijzernaald
van de koelvloeistoftemperatuur-
meter begint te bewegen.Als het lampje
mgedu-
rende 60 seconden gaat
knipperen na het starten of
tijdens een langdurige start-
poging, dan duidt dat op een storing
in het voorgloeisysteem. Als de mo-
tor aanslaat, kunt u de auto op de
gewone manier gebruiken, maar
wendt u zo snel mogelijk tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand STOP
terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Het is beter om de mo-
tor na een zware rit even „op adem”
te laten komen. Zet de motor niet on-
middellijk uit, maar laat hem even
stationair draaien. Hierdoor kan de
temperatuur in de motorruimte dalen.
Probeer auto’s nooit te star-
ten door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling af
te laten rijden. Op die wijze
kan er onverbrande brandstof in de
katalysator terechtkomen, waardoor
deze onherstelbaar zal beschadigen.
Gasgeven voordat u de mo-
tor uitzet heeft geen enkel
nut, verspilt brandstof en
is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel
niet in stand MARstaan als de motor
is uitgezet.
Page 117 of 218

116
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒zet de motor uit en trek de hand-
rem aan;
❒schakel een versnelling in (de 1e
als de weg omhoog loopt, de ach-
teruit als de weg omlaag loopt) en
zet de voorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat,
blokkeer de wielen dan met stenen of
wiggen. Het verdient aanbeveling om
niet lang met een wiel op of tegen het
trottoir geparkeerd te staan. Laat de
contactsleutel nooit in stand MAR
staan omdat hierdoor de accu ont-
laadt en neem bovendien de sleutel al-
tijd uit het contactslot als u de auto
verlaat.
HANDREM
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet
u de hendel omhoog trekken zodat de
auto blokkeert.
Op een vlakke ondergrond hoort de
auto geblokkeerd te zijn als de hand-
rem vier of vijf tanden is aangetrok-
ken. Op sterke hellingen en bij een be-
laden auto moet de handrem negen of
tien tanden worden aangetrokken. BELANGRIJK Als dit niet het geval
is, laat dan het Lancia Servicenetwerk
de handrem afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de
contactsleutel in stand MARstaat,
gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje
xbranden.
Handrem uitschakelen:
❒trek de hendel iets omhoog en
druk op de ontgrendelknop A-fig.
1;
❒houd de knop Aingedrukt en laat
de hendel zakken. Het lampje
xop het instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de
auto te voorkomen, moet bij het be-
dienen van de handrem het rempe-
daal worden ingetrapt.
BELANGRIJK Als u bemerkt dat de
handrem aan het einde van zijn slag
dicht bij de rand van de tunnelconsole
komt, wendt u dan tot het Lancia
Servicenetwerk om de handrem af te
laten stellen.
fig. 1L0D0149m
Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Neem de
sleutel altijd uit het con-
tactslot als u de auto ver-
laat en neem de sleutel mee.
Page 118 of 218

117
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen,
moet u het koppelingspedaal geheel
intrappen en vervolgens de versnel-
lingspook in de gewenste stand plaat-
sen (het schakelschema staat op de
knop van de pook).
BELANGRIJK De achteruit kan al-
leen bij een stilstaand (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) e auto worden
ingeschakeld. Wacht bij een draaiende
motor en een geheel ingetrapt koppe-
lingspedaal minstens 2 seconden,
voordat u de achteruit inschakelt.
Hiermee wordt voorkomen dat de
tandwielen beschadigen.
Voor het inschakelen van de 6e ver-
snelling (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten) moet de pook naar
rechts worden gedrukt om te voorko-
men dat per ongeluk de 4e versnelling
wordt ingeschakeld. Dit geldt ook
voor het schakelen van de 6e naar de
5e versnelling.Om de achteruit Rvanuit de vrijstand
in te schakelen, moet schuifring A-fig.
2-3onder de knop omhoog worden
getrokken en de pook naar rechts en
vervolgens naar achteren worden ver-
plaatst (alleen benzine-uitvoeringen).
Plaats bij de Multijet-uitvoeringen de
pook naar rechts en vervolgens naar
achteren.
fig. 2L0D0150m
fig. 3L0D0360m
Laat uw hand tijdens het
rijden niet op de pookknop
rusten omdat door de uitge-
oefende druk, ook als deze
licht is, de interne onderdelen van de
versnellingsbak na verloop van tijd
kunnen slijten.
Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pe-
daal liggen dat dit kan verhinde-
ren: let erop dat de vloermatten
niet zijn dubbelgevouwen, waar-
door de slag van de pedalen kan
worden beperkt.
ATTENTIE
Page 119 of 218

118
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
BRANDSTOF-
BESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips,
waardoor het brandstofverbruik zo
laag mogelijk blijft en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen zoveel mo-
gelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en afstellingen
die in het „Onderhoudsschema” staan
vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de
banden: als de spanning te laag is,
wordt de weerstand groter en neemt
het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen baga-
geruimte. Het gewicht van de auto
(vooral in stadsverkeer) en de wiel-
uitlijning hebben grote invloed op het
brandstofverbruik en de stabiliteit.Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager
als u deze niet meer gebruikt. Ze ver-
minderen de aerodynamica van de
auto, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt. Gebruik voor het vervoer
van volumineuze voorwerpen bij
voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uit-
sluitend als u ze nodig hebt. De ach-
terruitverwarming, de verstralers, de
ruitenwissers en de aanjager van het
ventilatie-/verwarmingssysteem vra-
gen veel stroom, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt (tot aan 25%
in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofver-
bruik sterk toeneemt (tot gemiddeld
20%): gebruik wanneer de buiten-
temperatuur het toelaat, bij voorkeur
de functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde
aerodynamische accessoires kan de
aerodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal
toenemen.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij
een stilstaande auto, niet met stationair
en ook niet met een hoog toerental: on-
der deze omstandigheden warmt de
motor veel langzamer op, terwijl het
verbruik en de schadelijke uitlaatgas-
emissie toenemen. Het is beter om rus-
tig weg te rijden en geen hoge toeren-
tallen te gebruiken: op deze manier
warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stil-
staat voor een stoplicht of voordat u
de motor afzet. Deze handeling heeft
evenals het overschakelen met tussen-
gas, geen enkel nut. Het kost brand-
stof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling. Het
inschakelen van een lage versnelling
voor een snelle acceleratie verhoogt
het brandstofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een
hoge versnelling neemt het verbruik
en de schadelijke uitlaatgasemissie
toe. Bovendien slijt de motor hierdoor
sneller.
Page 120 of 218

119
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aan-
zienlijk toe bij een hogere snelheid.
Rijd daarom zoveel mogelijk met een
gelijkmatige snelheid, vermijd over-
bodig remmen en optrekken. Dit kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen: het is beter
geleidelijk op te trekken en het toe-
rental waarbij het maximum koppel
wordt geleverd, niet te overschrijden.GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten bereikt de motor niet de opti-
male bedrijfstemperatuur. Hierdoor
neemt niet alleen het brandstofver-
bruik toe (van 15 tot aan 30% in
stadsverkeer) maar ook de uitstoot
van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie
van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij
filerijden, waarbij overwegend lage
versnellingen worden gebruikt, of in
de stad waar zich veel verkeerslichten
bevinden, zal het brandstofverbruik
aanzienlijk hoger zijn. Bochtige tra-
jecten, bergwegen en een slecht weg-
dek verhogen eveneens het brand-
stofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoor-
wegovergangen), is het raadzaam de
motor uit te zetten.TREKKEN
VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens
of caravans moet de auto uitgerust zijn
met een trekhaak van een goedge-
keurd type en een adequate elektrische
installatie. De montage van de trek-
haak moet door gespecialiseerd perso-
neel worden uitgevoerd. Ook moet do-
cumentatie worden overhandigd m.b.t.
het rijden met een aanhanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra
achteruitkijkspiegels, waarmee u vol-
doet aan de geldende verkeerswetge-
ving.
Let er op dat het maximum klimver-
mogen van de auto door het gewicht
van een aanhanger of caravan wordt
beperkt. Ook de remweg wordt lan-
ger en u hebt meer tijd nodig om in
te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens
het afdalen om te voorkomen dat
u constant moet remmen.